De Nederlandse schrijver Johannes Jacobus (Han) Voskuil werd op 1 juli 1926 in Den Haag geboren. Zie ook mijn blog van 1 juli 2008 en ook mijn blog van 1 juli 2009.
Uit: Voettochten 1957-1973. Reisdagboeken
“Brive – Cahors
(Dordogne, Lot)
1957
maandag 20 mei
Het wordt langzaam licht. Er komt een fiets voorbij. Als ik mijn ogen even opendoe, zie ik in het vage licht de rugzakken en schoenen tegen de muur staan. In de verte, over de Rozengracht, rijdt een zware auto. Daarna is het weer stil, alleen het kwetteren van duiven. Niet denken! Slapen! Het wordt lichter. Het zachte kwaken van eenden, vlak voor de deur. Ik hoor ze over de stoep schuifelen. Als ze overreden worden ligt er straks een dooie eend voor de deur. Dat zou een leuk begin van de tocht zijn. L. wordt wakker. Ze komt overeind en kijkt hoe laat het is. Haar pyjamajasje zit omhoog, haar rug is bloot. Ze zakt met een zucht terug, trekt het laken tot haar neus en doet even haar ogen open. ‘Dag,’ zegt ze slaperig. Nog een fiets. Het kwetteren van de duiven is overgegaan in koeren. Ik verbeeld me even dat ik een kikker hoor, maar begrijp dan dat het een eend moet zijn. Kikkers zitten hier niet.
Halfzes. De zon staat op de boekenkast. Eruit! Terwijl ik me aankleed, begint in mijn hoofd een van de laatste tophits rond te zingen: Maar nooit bracht je mai-ai naar huis. Jezus, wat een rotlied! Er komen arbeiders langs het raam, een tas op hun rug.
Zes uur. Op straat is het nog stil. Schapewolken. De Rozengracht ligt er verlaten bij. In de bus zit een handjevol slaperige mensen. De stationshal is leeg, maar als we in de trein zitten, komen er voortdurend mannen met kleine tassen aanlopen en als we wegrijden, staan er op het perron plotseling mensen, in groepjes, kranten te lezen of gewoon met hun tas aan de hand.
In Den Haag krijgen we drie louche mannen in onze coupé, van wie er twee bij elkaar blijken te horen. De man schuin tegenover me draagt een randloze zonnebril, een horloge met witte schakels, een zwarte das los om zijn hals en een snorretje. Hij praat. De ander is een zwijger. Ook zijn ogen zitten verborgen achter een zonnebril, maar zijn gezicht is vriendelijker. ‘Zaterdag nog uit Brussel gekomen,’ zegt de eerste achteloos, ‘met De Jager. Met de Tempol vooruitgereden tot de grens en hem daar overgenomen.’ De ander knikt. ‘Duizend of veertienhonderd?’ vraagt hij. – ‘Daar bemoei ik me niet mee. Geen kaas van gegeten.’ Ze zwijgen even. ‘Maakt het nog verschil?’ vraagt hij dan. – ‘Allicht.’ – ‘Maar toch niet voor het chaufferen?’ – ‘Veertienhonderd slaat gauwer af,’ zegt de zwijger kort. Een vierde man voegt zich bij ons.”
J. J. Voskuil (1 juli 1926 – 1 mei 2008)
Getekend door Peter van Dongen
De Nederlandse dichter, beeldend kunstenaar, zanger en fotograaf F. Starik werd geboren in Apeldoorn op 1 juli 1958. Zie ook mijn blog van 1 juli 2008 en ook mijn blog van 1 juli 2009.
Volgende keer
Als ik in een volgend leven terugkom, graag zonder
mondkapjes, plastic handschoenen, graag geen
verpleegsters met een mutsje op, leggende infusen
aan ziekenhuisbedden, graag zonder ziekenhuizen
in het algemeen, helemaal geen. Als ik in een volgend leven
terugkom, graag, laten we dan in ieder geval een paar
dingen afspreken: geen verrassingen meer, laat ons
de volgende keer allemaal tegelijk het pand verlaten
niet dat telkens zomaar iemand, terwijl we staan
te praten, ertussenuit wordt gehaald, midden in een gesprek
vertrekt, alsof er een mobiel afgaat – die neem je even op.
Dat er ergens iemand aan je denkt. Worstelt met een vraag alsof
jij daarop een antwoord weet. Dat dus allemaal graag niet nog
een keer. Mobieltjes uit. Mondkappen af. Zo niet meer. Stop.
Droom
Het plein lag groot en leeg en
vol met brillenglazen. Het aarzelde tussen mist
en regen, het glanzende plein in donker licht.
Bewolkt en grijs met geel van hoge schemerpalen.
Een soort Mercatorplein; een supermarkt
op grens van open en gesloten, werkelijkheid en schijn.
Neonlicht, tegen de zich onvriendelijk haastende mensheid
– enkele voorbeelden van de soort, zonder gezicht –
en ik, ik moest alle brillenglazen oprapen. Moest.
Alles voor de Kunst, het zal wel ergens goed voor zijn,
mijn plicht, precies zoals het hoort: de schaamte voorbij.
Verlegen en noest arbeidde ik mijn arbeid, uur na uur.
Losse glazen, nergens een montuur. Allemaal alleen
Even later nam een auto me mee, nergens heen, weg,
alles
weer
kwijt.
F. Starik (Apeldoorn, 1 juli 1958)
De Duitse dichter, schrijver en uitgever Hans Bender werd geboren op 1 juli 1919 in Mühlhausen (Kraichgau). Hans Bender is vandaag dus precies 90 jaar geworden. Zie ook mijn blog van 1 juli 2007 en ook mijn blog van 1 juli 2009.
Heimkehr
Im Rock des Feindes,
in zu großen Schuhen,
im Herbst,
auf blattgefleckten Wegen
gehst du heim.
Die Hähne krähen
deine Freude in den Wind,
und zögernd pocht
dein Knöchel
an die stumme,
neue Tür.
Feldkräuter
Als Dorfkind lernte ich
schon früh sie zu benennen.
Kein Name war schöner als
Tausendgüldenkraut.
Jahrmarkt
Türkischer Honig,
Maroni und Magenbrot.
Torfbraunes Lebkuchenherz,
Zuckerguß zerbröckelt
“Ewig Dein…”
An Ketten fliegt
aluminium-silberner Schwan.
Das letzte Kind im Flügel
am Herbstmond vorbei.
Spiegel und Perlen
und Zelter,
Ölbild: Libelle und Fee
drehen die Walzer.
Zerschossener Rose
Goldstaub.
Schelle und Bremsblock.
Hans Bender (Mühlhausen, 1 juli 1919)
De Nederlandse televisiemaker, schrijver en beeldend kunstenaar Wim T. Schippers werd geboren in Groningen op 1 juli 1942. Zie ook mijn blog van 1 juli 2007 en ook mijn blog van 1 juli 2008 en ook mijn blog van 1 juli 2009.
Uit: Barend blijft aan de gang
„koor
Barend is weer bezig
onze swingende Barend Servet
we zien Barend als pompbediende, hij groet met een tik tegen zijn pet een zojuist bediende automobilist, die vervolgens over een voet van Barend wegrijdt, Barend maakt een rondedansje op één been
Ach hoe gaat hij tekeertoch blijft hij steeds een heer
Barend als huisschilder, hij staat hoog op een trap een gevel te schilderen en laat daarbij een grote bus verf vallen; Fred Haché, die beneden aanwijzingen staat te geven, krijgt de bus over het hoofd, hij barst uit in getier
Stoot zijn neus keer op keer
maar hij blijft in de weer
Barend op bezoek bij deftige dames, hij neemt een slokje koffie, het kopje laat los van het oortje,
hij krijgt een plens koffie over zijn broek, een dame poetst zijn gulp
Barend is weer bezig
Doet zijn best of hij gooit met zijn pet
Barend wandelend en fluitend in de bossen, een gemene jager treft hem met een schot hagel in zijn achterste als hij gebukt een mooie paddestoel bewondert; een konijntje huppelt vrolijk weg
Maar hij was en hij is
en hij blijft ook gewis
onze swingende Barend Servet!
detail van een landkaart, waarop wij het plaatsje Dalden aantreffen; klokgebeier, dramatische muziek”
Wim T. Schippers (Groningen, 1 juli 1942)
De Urugayaanse schrijver Juan Carlos Onetti werd geboren op 1 juli 1909 in Montevideo. Zie ook mijn blog van 1 juli 2007 en ook mijn blog van 1 juli 2008 en ook mijn blog van 1 juli 2009.
Uit: Für diese Nacht (Vertaald door Svenja Becker)
“Weiss hatte am Telefon gesagt:
»Sieht aus, als gäbe es eine Passage für Sie. Nicht sicher.
Ein Junge von droben, er kennt Sie. Im First and Last. Sagt Ihnen was? Gut, heute abend um neun. Viel Glück, das war’s. Schicken Sie welche von diesen Ansichtskarten mit Bucht, auf denen oben ›die Schönheiten der Welt‹ steht. Tschau.«
Ossorio betrachtete den Himmel, an dem er nichts als die Sterne sah. Kein ferner Lärm, der erheblicher gewesen wäre als die Musik in den Cafés und die Satzgeflechte mit ihrem genau in der Mitte plazierten Gelächter, die auf die Straße drangen, wenn für einen Augenblick die Türen geöffnet wurden. Nichts, was dort am Himmel gewesen wäre, kein Licht außer den Sternen, keine Bewegung außer den kleinen, rundlichen Wolken, die langsam vor dem Mond vorbeizogen.
Er berührte das Bündel Scheine in seiner Hosentasche und ging geradewegs von der Bordsteinkante auf das erleuchtete Fenster zu, das von der Straße durch ein Kreuz aus Stäben getrennt war. Dort war eine Frau in gelblicher Atmosphäre vor einem Schrank mit Spiegel. Der Arm, angehoben, um die Frisur zu richten, zeigte eine dicke und kräftige Schulter, und in der eingegrabenen Mulde der Achsel glänzten die Härchen; der Rest ihres Körpers war halb nackt, und er war zerbrechlich im Dunkeln und unter den runden Muskeln der großen, angehobenen Schulter. Ossorio glaubte für einen Augenblick, das Parfüm der fast unbekleideten Büste durch die Fensterscheibe zu sehen.
Einen halben Block weiter hing die Ecklaterne, die Maschine des Erdnußverkäufers pfiff zweimal und schickte der Laterne einen flüchtigen Nebel entgegen. Auf dem Schild an der Bartür stand The First and Last, und die Tür war zweiflüglig, eine Schwingtür, die, angestoßen, unruhig vor und zurück klappte, die Bewegung abgeschnittener Köpfe sehen ließ und Beine, die keinen Körper zu tragen hatten. The First and Last, hier war es. ›Und der Mensch ward verurteilt, Nadeln in Heuhaufen zu suchen‹, dachte er.”
Juan Carlos Onetti (1 juli 1909 – 30 mei 1994)
Zie voor nog meer schrijvers van de 1e juli ook mijn vorige blog van vandaag.