Jakov Polonski

De Russische dichter en schrijver Jakov Petrovitsj Polonski werd geboren in Rjazan op 18 december 1819 als zoon van een ambtenaar en studeerde aan de Universiteit van Moskou, waar hij de jonge dichters Apollon Grigojev en Afanasi Fet leerde kennen. In 1844 publiceerde hij zijn eerste bundel met lyrische poëzie, welke geplaatst kan worden in de school van de ‘zuivere kunst’, welke in die periode, in navolging van van Aleksandr Poesjkin, opgang deed. Polonski werkte in de jaren 1840 als secretaris voor Michail Vorontsov, onder andere in Tiflis en Odessa. De nabijheid van de Zwarte Zee leek zijn romantische gevoelens alleen maar verder aan te wakkeren en in deze periode schreef hij volgens velen zijn beste gedichten. In 1851 vestigde hij zich in Sint-Petersburg, deed daar aanvankelijk vooral journalistiek werk en trad vanaf 1860 in overheidsdienst, bij het departement voor de censuur. Zijn latere gedichten vertonen in toenemende mate een sociale betrokkenheid. Op late leeftijd voerde Polonski nog een correspondentie met Anton Tsjechov. Hij overleed op 78-jarige leeftijd in Sint-Petersburg en werd begraven in zijn geboortestad Rjazan. Hoewel Polonski in het Rusland van voor de revolutie grote bekendheid genoot is hij in de Twintigste Eeuw enigszins in de vergetelheid geraakt. Tegenwoordig is hij vooral nog bekend door zijn gedichten die aan het einde van de negentiende eeuw op muziek werden gezet door vooraanstaande componisten als Pjotr Tsjaikovski, Sergej Rachmaninov, Sergej Tanejev en Anton Rubinstein.

Der Morgen

Seht, ob steilen Bergen,
die zum Himmel streben,
dort aus Blüthenthalen
Nebel sich erheben!

Seht, wie er gleich Rauch
sich zu den Wolken windet,
die mit Gold sich säumen,
bis er unter ihnen,
den verwandten, schwindet!

Und jetzt zittert unten
Frühroth auf den Wellen.
Schon beginnt der Osten
flammend sich zu hellen.

Ha, schon strahlt des Morgens,
jungen Morgens Sonne!
Nacht entweicht und alles
grüßt den Tag mit Wonne,
grüßt die Sonne!

Am Azur, den blauen,
ist nur Licht zu schauen.

Genius der Menschheit,
freue dich! zur Trauer
seit jeher verurtheilt,
fühle Wonneschauer!

Freue dich und glaube,
enden muß das Leiden,
wenn auch währt das Ringen,
enden muß das Leiden!

 

Vertaald door Josef Wenzig

 

De Zwaan (Fragment)

Een park, een strijkstok, lampionnen,
Mensen maken blij gerucht,
Alleen de wind sliep, aardedonker
Was de nachtelijke lucht.

Ook donker was de groene vijver
En het dichte oeverriet,
Waar een gedoemde zwaan verkwijnde
In de stilte, onbespied.

Gebroken, tam, volslagen eenzaam,
Is hem stervende ontgaan
Dat ergens boven hem een vuurpijl
Vonkenregens deed ontstaan.

 

Vertaald door Peter Zeeman

 
Jakov Polonski (18 december 1819 – 30 oktober 1898)
Portret door Ivan Kramskoy, 1875