Jean Toomer, Hans Brinkmann, Willy Corsari, Alfred Huggenberger, René Bazin, Julien Benda

De Amerikaanse dichter en schrijver Jean Toomer werd geboren op 26 december 1894 in Washington, D.C. Zie ook alle tags voor Jean Toomer op dit blog.

 

Seventh Street

        Money burns the pocket, pocket hurts,
        Bootleggers in silken shirts,
        Ballooned, zooming Cadillacs,
        Whizzing, whizzing down the street-car tracks.

Seventh Street is a bastard of Prohibition and the War. A crude-boned, soft-skinned wedge of nigger life breathing its loafer air, jazz songs and love, thrusting unconscious rhythms, black reddish blood into the white and whitewashed wood of Washington. Stale soggy wood of Washington. Wedges rust in soggy wood. . . Split it! In two! Again! Shred it! . . the sun. Wedges are brilliant in the sun; ribbons of wet wood dry and blow away. Black reddish blood. Pouring for crude-boned soft-skinned life, who set you flowing? Blood suckers of the War would spin in a frenzy of dizziness if they drank your blood. Prohibition would put a stop to it. Who set you flowing? White and whitewash disappear in blood. Who set you flowing? Flowing down the smooth asphalt of Seventh Street, in shanties, brick office buildings, theaters, drug stores, restaurants, and cabarets? Eddying on the corners? Swirling like a blood-red smoke up where the buzzards fly in heaven? God would not dare to suck black red blood. A Nigger God! He would duck his head in shame and call for the Judgement Day. Who set you flowing?
       Money burns the pocket, pocket hurts,
       Bootleggers in silken shirts,
       Ballooned, zooming Cadillacs,
       Whizzing, whizzing down the street-car tracks.

 

 
Jean Toomer (26 december 1894 – 30 maart 1967)
Washington in de Kersttijd

 

De Duitse dichter, schrijver en criticus Hans Brinkmann werd geboren op 26 december 1956 in Freiberg in Sachsen. Zie ook alle tags voor Hans Brinkmann op dit blog.

 

Rummel

Wir machen den ganzen Rummel mit.
Jeden Tag sind wir hier.
Riesenräder überrollen uns,
auf den Karussells drehen wir durch.
Wie die Schweine und Kleeblätter
haben wir meist kein Glück. Die Schiessbuden
laden uns ein, aufeinander zu feuern,
ehe wir in die Bierzelte laufen,
wo unsre Köpfe im Schaum verschwinden.
Lachend stehen die Rittmeister
an den Kassen der Hippodrome.
Pass doch auf, Junge, wo du hintrittst!
Wie du dich wunderst, lassen sie dich
dafür bezahlen. Nichts ist umsonst.

 


Hans Brinkmann (Freiberg, 26 december 1956)
Meertalige uitgave bij Brinkmanns 60e verjaardag

 

De Nederlandse schrijfster Willy Corsari (pseudoniem van Wilhelmina Angela Douwes-Schmidt) werd geboren in Sint-Pieters-Jette, Brussel, op 26 december 1897. Zie ook alle tags voor Willy Corsari op dit blog.

Uit: De man zonder uniform

“Joop is een goeie jongen, maar hij heeft nu zijn werk als Griffier— en erg amusant kon ik ‘em nooit vinden. Zou je me niet willen wegbrengen en dan een dagje blijven? Tante zou het 700 prettig vinden. Maar je kunt Joop niet erg verdragen, geloof ik… wel?” Hij haalt de schouders op, glimlachend. „In mijn vak leer je iedereen verdragen!” „Je bent eigenlijk haatdragend,” zegt ze. „Sinds die ge-schiedenis met dat katje, kon jc hem nooit meer goed lijden… weet je nog? Ik herinner me nog je gezicht, toen je me dat vertelde op een Zaterdagmiddag, dat je naar huis kwam! En daarbij geloof ik, dat Joop er vrijwel onschuldig aan was. [let zijn die ellendige boetekinkels geweest, die het arme diertje hebben doodgemarteld. Joop deed waarschijnlijk alleen mee uit lafheid.” „0, niet eens! Hij was mans genoeg om er op te slaan of om weg te kopen… maar hij wou niet anders zijn dan de anderejongens. Dat vond ik juist het misselijke van die geschiedenis. Met die anderen ben ik gauw genoeg weer goeie vrienden geweest, maar hem heb ik eigenlijk nooit meer kunnen uitstaan… dat erken ik. Overigens geloof ik niet, dat hij het gemerkt heeft… of liet begreep.” „Hij deed het niet uit echte wreedheid, dat is tenminste een excuus”, zegt ze, „’t is eigenlijk een lobbes.” „Een excuus?” Hij kijkt haar aan, verwonderd. „Vind jc dat nu werkelijk? Merkwaardig… ik zou het beter hebben kunnen verdragen, als hij het uit wreedheid had gedaan. En een lobbes… het zijn dit goeiige, met de stroom mee-drijvende sullen, die in oorlogstijd de gruwelijkste dingen uithalen… Zie. je, die andere jongens waren wreed, simpel-weg. Dat zijn kinderen veel, bewust, rif onbewust. Wreed-heid hoeft ieder mensch in zich… dat is het oer-dier. Ik natuur zelf is wreed, de dieren zijn het onderling… Het is een woord… een fictie. Een of andere hysterische oude vrijster gilt: „o, die winde kat!” als het beest een vogel opeet. Slaan kan een uiting van hartstocht zijn en kussen een uiting van wreedheid… Er bestaan menschen, die mij wreed zuilen vinden, omdat ik ontelbare malen bij proef-dieren kanker heb verwekt. Ik hou van dieren, maar ik hou mėėr van de mensen.”

 


Willy Corsari (26 december 1897 – 11 mei 1998)
Cover Franse uitgave

 

De Zwitserse dichter en schrijver Alfred Huggenberger werd geboren op 26 december 1867 in Bewangen nabij Bertschikon. Zie ook alle tags voor Alfred Huggenberger op dit blog.

 

Früher Herbst

Nun muss der Sommer scheiden;
Der Tag kam früh, der Tag kam bald.
Der erste Reif liegt auf den Weiden,
Das Schweigen wandelt durch den Wald.

Die alten Tannen träumen
Von Sang und Sonnenherrlichkeit.
Ein Wort klingt zitternd in den Räumen:
Wo ist denn deine Sommerszeit ?

Ich muss mich bang besinnen –
Gar kurz ist doch ein Lebensjahr!
So vieles gibt’s noch zu gewinnen,
So wenig Träume wurden wahr!

Der Reif liegt auf den Weiden,
Das Schweigen wandelt durch den Tann’.
Froh sah ich manchen Sommer scheiden –
Heut’ kommt mich leis’ ein Trauern an.

 

Kleines Reich

Die reife Wiese ist ein Wald,
Die Hälmchen sind die Stämme schlank.
Dazwischen regt sich’s mannigfalt:
Die kluge Emse baut und schafft,
Und Käferlein spazieren,
Sie tragen Röckchen bunt und blank.

Sie krabbeln auf die Dolden hoch,
Dann heim, als gält’ es, nie zu ruhn:
«Frau Grille – ei, ihr kennt mich noch?»
Die müssiggängert vor der Tür
Und singt ihr altes Liedchen:
«Zirp, zirp! Heut weiss ich nichts zu tun!»

Ein Grashalm zittert neben mir,
Ein Mücklein schwingt sich drauf geschwind
Aus kühlverstecktem Nachtquartier.
«Was willst du, grosses Menschenkind?
Du wirst wohl kaum ergründen,
Was jedes von uns summt und sinnt!»

 

 
Alfred Huggenberger (26 december 1867 – 14 februari 1960)

 

De Franse schrijver René Bazin werd geboren op 26 december 1853 in Angers. Zie ook alle tags voor René Bazin op dit blog.

Uit: Les Noëllet

“Les femmes mangèrent debout, ça et là, suivant l’usage, causant peu, écoutant ce que disaient les hommes du travail de la journée et de celui du lendemain, par phrases courtes, sentencieuses, coupées de silences qu’imposait la faim vorace. Un air de prospérité marquait cette ferme et cette famille. Les parents étaient sains, les enfants d’allègre venue. Le domestique lui-même, robuste et sérieux, attestait le point d’honneur du maître. Le plat de terre brune, plein de lard aux choux, le saladier à fleurs bleues que surmontait un dôme de laitues fraîches, n’avaient pas une écornure. Tous les meubles luisaient. Dans les étables, d’où arrivait par moments le roulement des chaînes à travers le bois des crèches, il y avait les animaux les mieux nourris de la contrée, des vaches laitières dont le beurre faisait prime sur le marché de Beaupréau, six boeufs, superbes à voir quand ils labouraient ensemble, la vieille Huasse et son poulain, et des porcs et des bandes de poules et de canards, sans parler du bouc, animal solennel, réputé indispensable à la santé des troupeaux. Pour faire vivre tout ce monde, bêtes et gens, vingt-cinq hectares de terre cultivés suivant une tradition un peu routinière, mais avec beaucoup de soin : car Julien Noellet est chez lui, à la Genivière ; c’est son bien, sa propriété, le fruit des efforts de plusieurs générations d’ancêtres. Oh ! tous ces disparus, tous ces passants obscurs de la vie, qui dorment à présent leur dernier sommeil dans les cimetières voisins, comme ils l’avaient souhaitée, l’indépendance de la propriété, comme, pour l’acquérir, ils avaient travaillé, peiné, épargné ! De ferme en ferme, dans leur lent pèlerinage à travers les Mauges, sous des maîtres différents, une même pensée les avait suivis. Quand ils rentraient, le soir, l’échine tordue par la fatigue, au coin de leur feu, dans la demi-obscurité qui leur économisait une chandelle de résine, ils voyaient, par delà la mort qu’ils sentaient venir, une maison blanche, éclairée, une maison à soi où quelque arrière-petit-fils régnerait en souverain. Leur misère se consolait avec la joie de cet autre, en qui se réaliserait l’ambition de toute une race. Ils mouraient : l’épargne grandissait aux mains de l’aîné, plus ou moins lentement, selon les années et le hasard des récoltes, jamais touchée, jamais engagée. Un mariage avait tout à coup doublé l’avoir, et, avec l’argent caché dans un pot de grès, avec le prix d’une petite closerie qu’il possédait sur la paroisse de Villeneuve, avec la dot de sa femme, le père de Julien Noellet avait acheté la métairie de la Genivière, vendue dans un moment de gêne par les anciens propriétaires du domaine de la Landehue. »

 


René Bazin (26 december 1853 – 19 juli 1932)

 

De Franse schrijver en filosoof Julien Benda werd geboren op 26 december 1867 in Parijs. Zie ook alle tags voor Julien Benda op dit blog.

Uit: The Treason of the Intellectuals (Vertaald door Richard Aldington)

“It will be seen that I entirely dissociate myself from those who want the “clerk” to govern the world, and who wish with Renan for the “reign of the philosophers”; for it seems to me that human affairs can only adopt the religions of the true “clerk” under penalty of becoming divine, i.e. of perishing as human. This has been clearly seen by all lovers of the divine who did not desire the destruction of what is human. This is marvelously expressed by one of them when he makes Jesus say so profoundly to His disciple: “My son, I must not give you a clear idea of your substance … for if you saw clearly what you are, you could no longer remain so closely united to your body. You would no longer watch over the preservation of your life.”But though I think it a bad thing that the “clerk’s” religion should possess the lay world, I think it still more to be dreaded that it should not be preached to the layman at all, and that he should thus be allowed to yield to his practical passions without the least shame or the least, even hypocritical, desire to raise himself however slightly above them. “There are a few just men who prevent me from sleeping”—that was what the realist said of the teachers of old. Nietzsche, Barres, and Sorel do not prevent any realist from sleeping; on the contrary. This is the novelty I want to point out, which to me seems so serious. It seems to me serious that a humanity, which is more than ever obsessed by the passions of the world, should receive from its spiritual leaders the command: “Remain faithful to the earth.” Is this adoption of “integral realism” by the human species permanent, or merely temporary? Are we, as some people think, witnessing the beginning of a new Middle Ages (and one far more barbarous than the former, for though it practiced realism, it did not extol realism), from which, however, will arise a new Renaissance, a new return to the religion of distinterestedness?”

 


Julien Benda (26 december 1867 – 7 juni 1956)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e december ook mijn vorige blog van vandaag.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *