John Newton

De Britse dichter en Anglicaans priester John Henry Newton werd geboren in Londen op 24 juli 1725. Zijn jeugd werd gekenmerkt door onzekerheden in het geloof en onbeheerst gedrag. Newton had vervolgens meerdere ervaringen waarbij hij oog in oog stond met de dood. Zo miste hij eens de boot die hem en zijn vrienden naar een oorlogsschip moest brengen; vanaf de oever zag hij de boot kantelen en de volledige bemanning verdrinken. Toch bleef hij na zo’n ‘overleving’ het geloof afwijzen en raadde hij het ook andere mensen af. Na een korte tijd bij de Royal Navy begon Newton in 1748 in de slavenhandel te werken op het schip The Greyhound, waar hij de gruwelijkheden zag die de slavernij kenmerkten. Pas later nam hij hiervan afstand en werd hij er tegenstander van. Ondanks dat hij het geloof niet wilde aannemen, las Newton “De Imitatione Christi” van Thomas à Kempis. Hij zette de eerste stap in de richting van aanname van het geloof tijdens een hevige storm op zee. Nadat hij het dek had verlaten sloegen de zeelui die zijn plek daar hadden ingenomen overboord. Hijzelf overleefde de storm, maar besefte, zo vertelde hij later, dat hij hulpeloos was en dat alleen God hem kon redden. Na zijn bekering schreef Newton verschillende liederen, waarvan naast Amazing Grace nog meerdere gezongen worden. In 1780 werd hij dominee van de St. Mary Woolchurch in Londen, waar hij een gemeente leidde. Hier had hij veel invloed op mensen, waaronder William Wilberforce. Newton preekte en bleef dat doen tot zijn dood, ondanks het feit dat hij blind geworden was. Newton correspondeerde onder meer met Helperus Ritzema van Lier, predikant te Kaapstad. De gedachtewisseling met hem leidde tot het boek “The power of grace illustrated” (Afrikaanse titel: Die krag van genade) uit 1792.

Amazing grace

Amazing grace! (how sweet the sound!)
That sav’d a wretch like me!
I once was lost, but now am found;
Was blind, but now I see.

‘Twas grace that taught my heart to fear,
And grace my fears reliev’d;
How precious did that grace appear,
The hour I first believ’d!

Thro’ many dangers, toils, and snares,
I have already come;
‘Tis grace has brought me safe thus far,
And grace will lead me home.

The Lord has promis’d good to me,
His word my hope secures;
He will my shield and portion be,
As long as life endures.

Yes, when this flesh and heart shall fail,
And mortal life shall cease;
I shall possess, within the veil,
A life of joy and peace.

This earth shall soon dissolve like snow,
The sun forbear to shine;
But God, who call’d me here below,
Will be for ever mine.

 

Time How Short

Time, with an unwearied hand,
Pushes round the seasons past,
And in life’s frail glass, the sand
Sinks apace, not long to last:
Many, well as you or I,
Who last year assembled thus;
In their silent graves now lie,
Graves will open soon for us!

Daily sin, and care, and strife,
While the Lord prolongs our breath,
Make it but a dying life,
Or a kind of living death:
Wretched they, and most forlorn,
Who no better portion know;
Better ne’er to have been born,
Than to have our all below.

When constrained to go alone,
Leaving all you love behind;
Ent’ring on a world unknown,
What will then support your mind?
When the Lord his summons sends,
Earthly comforts lose their pow’r;
Honours, riches, kindred, friends,
Cannot cheer a dying hour.

Happy souls who fear the Lord
Time is not too swift for you;
When your Saviour gives the word,
Glad you’ll bid the world adieu:
Then he’ll wipe away your tears,
Near himself appoint your place;
Swifter fly, ye rolling years,
Lord, we long to see thy face.

 
John Newton (24 juli 1725 – 21 december 1807)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *