Jon Fosse

De Noorse schrijver en dichter Jon Fosse werd geboren in Haugesund op 29 september 1959. Hij groeide op in Strandebarm in Kvam in de provincie Hordaland. Door een ernstig ongeval toen hij zeven was heeft hij een bijna doodservaring gehad. Deze bijna-doodervaring heeft een grote invloed gehad op zijn latere werk. Fosse schreef zich in aan de Universiteit van Bergen en studeerde vergelijkende literatuurwetenschap. Zijn debuutroman “Raudt, Svart”werd gepubliceerd in 1983, geschreven in het Nynorsk, een van de twee officiële schrijftalen van het Noors en de taal waar hij hoofdzakelijk in schrijft.  Fosses werk is in meer dan 40 landen vertaald. In 2011 is hem de gunst verleend om te wonen in Grotten, een ereresidentie die de koning aan een kunstenaar toewijst. Het is een villa, gebouwd bovenop een kunstmatige grot, op het terrein van het Koninklijk Paleis in het centrum van Oslo. Wie deze eer wordt toebedeeld mag er blijven wonen tot aan zijn dood. Hij schrijft hoofdzakelijk in Nynorsk. In 2015 ontving Fosse de prestigieuze Literatuurprijs van de Noordse raad voor zijn trilogie “Andvake” (vertaald in het Nederlands als ‘Slapeloos’), “Olavs draumar” en “Kveldsvævd”.

Uit: Slapeloos (Vertaald door Marianne Molenaar)

“Asle en Alida liepen door de straten van Bjørgvin, over zijn schouders droeg Asle twee bundels met alles wat ze bezaten en in zijn hand had hij de vioolkist met de viool die hij van vader Sigvald had geërfd, en Alida droeg twee netten met eten, en ze liepen nu al uren door de straten van Bjørgvin op zoek naar een plekje om te slapen, maar het leek onmogelijk ergens een plekje te vinden, nee, zeiden ze, we verhuren helaas geen kamers, zeiden ze, wat we hebben is al bezet, zeiden ze en dus moesten Asle en Alida verder door de straten en aankloppen bij deuren en vragen of ze daar in huis onderdak konden krijgen, maar in geen van de huizen was onderdak te krijgen, dus waar moesten ze nu naartoe, waar vonden ze beschutting tegen de kou en het donker zo laat in de herfst, ergens moesten ze toch een plekje kunnen vinden, en wat een geluk dat het niet regent, maar het gaat vast zo regenen ook, en zo konden ze niet rond blijven lopen, en waarom wilde niemand hun onderdak geven, kwam dat misschien omdat iedereen wel zag dat Alida nu gauw moest bevallen, want dat kon elk moment gebeuren, in haar toestand, of kwam het omdat ze niet waren getrouwd en dus niet voor fatsoenlijk getrouwde mensen, niet voor fatsoenlijke mensen doorgingen, maar was dat aan hen te zien, nee, dat was onmogelijk, of misschien toch, want er moest toch iets zijn waardoor niemand hun onderdak wilde geven, het kwam niet omdat Asle en Alida niet wilden trouwen dat ze de zegen van de dominee nog niet hadden, wanneer hadden ze dat moeten doen, ze waren net goed en wel zeventien, dus natuurlijk bezaten ze niet wat nodig was om een bruiloft te kunnen vieren, maar zodra ze dat hadden zouden ze trouwen zoals het hoorde, met een dominee en een ceremoniemeester en een feest en een speelman en alles wat erbij hoorde, maar zo lang moest dat wachten, moest het blijven zoals het was en het was toch eigenlijk goed zo, maar waarom wilde niemand hun onderdak geven, wat was er mis met ze, misschien hielp het als ze dachten dat ze getrouwd waren en man en vrouw waren, want als ze dat dachten was het vast niet zo gemakkelijk aan hen te zien dat ze als zondaars door het leven gingen en nu hadden ze al bij zo veel deuren aangeklopt en niemand die ze om onderdak vroegen had een plekje voor hen en zo kunnen ze niet rond blijven lopen, het wordt al avond, het is laat in de herfst, het is donker, het is koud en het gaat vast zo regenen ook.”

 

Jon Fosse (Haugesund, 29 september 1959)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *