De Belgische schrijver Jos Vandeloo werd geboren op 5 september 1925 in Zonhoven, Belgisch-Limburg. Zie ook mijn blog van 5 september 2006 Zie ook mijn blog van 5 september 2008. en ook mijn blog van 5 september 2009 en ook mijn blog van 5 september 2010.
Uit: De vijand
„Je voelt dat het nu stilaan naar zijn einde loopt. Er is alleen maar een penode van windstilte in het strijdgewoel. Weldra zal het geweld weer losbarsten. Vliegtuigen zullen laag en onheilspellend over de velden scheren, soldaten zullen angstig wegkruipen onder hun helmen, ales zal weer vol geraas zijn en vervuld van dood en verschrikking. Het is een eindeloze, helse herhaling van afschuwelijke gebeurtenissen, van dorp tot dorp, in de steden even haperend aan de puinhopen en dan weer naar voren springend over de grenzen heen. Ik blijf nog wat rondhangen en ga dan weer naar beneden.
‘Voorzichtig,’ zegt Paps vaderlijk, ‘de ladder is erg glibberig.’ Dat wist ik al maar het doet me goed, dat hij het nog eens speciaal zegt. Ik zal Karl nog even gaan groeten in de tent, dat zal hem zeker plezier doen. Misschien wandelt Bea met me terug naar huis, dan kan ik onderweg nog wat met haar praten. Als ik beneden kom, “zuigen mijn schoenen zich dadelijk vast in de modderen als ik voortstap laten ze telkens met een flappend geluid weer los. Ik ga naar de tent en trek het zeil opzij voor de ingang. Het is er donker. Een klad licht valt naar binnen en ik hoor Karl Ontstemd vloeken. Ik zie het meisje Bea op het veldbed. Haar schoenen liggen op de grond. Er liggen ook nog andere kledingstukken. De regenjas van haar moeder en de kap en nog meer. Haar rok is opgeschort. Ze heeft een heeft witte huid. Karl hangt gebogen over haar heen met zijn mager, ongezond lichaam. Haar buik is een zeldzame witte schelp, hij moet zeer zacht zijn, van fluweel. En hij is vooral zeer blank. Een glanzende vlek in het halve duister.
Karl maakt een boos gebaar omdat ik zo plots en onverwacht in de opening van de tent sta. Bea wendt het hoofd af. Ik laat het zeil voor de opening vallen. Het is een bliksemschicht geweest, een weerlicht, één ondeelbaar ogenblik. De onsplitsbare kern van de tijd. Nu is het binnen weer donker. Ik heb nog net gezien hoe Karl op haar neerstreek. Behoedzaam en geruisloos als een grote vogel. Buiten regent het nog altijd. Het verbaast me een beetje, dat het nog altijd regent. zo lang. zo zonder ophouden.”
Jos Vandeloo (Zonhoven, 5 september 1925)
Portret door Ann de Bode, 2006
De Nederlandse schrijver en wielrenner Peter Winnen werd geboren op 5 september 1957 in Ysselsteyn. Zie ook mijn blog van 5 september 2006 Zie ook mijn blog van 5 september 2008. en ook mijn blog van 5 september 2009 en ook mijn blog van 5 september 2010.
Uit: De pedaalridder
“De tragiek van de ex-topsporter schuilt hem hierin dat hij voor de rest van zijn leven zal moeten blijven bewegen. Hij bezit een lichaam dat tot in den dood wenst te worden afgemat. Het blijft knagen, het blijft de geest dicteren.
(…)
Wie ooit op professioneel niveau sport heeft bedreven kan niets anders dan met weemoed terugdenken aan een lichaam dat tot op het uiterste randje van het kunnen heeft gefunctioneerd. Hij (of zij) weet dat zo’n lichaam ergens in de tijd is achtergebleven, en dat het onbegonnen werk is een fractie van de oude glorie terug te vinden.“
Peter Winnen (Ysselsteyn, 5 september 1957)
De Oostenrijkse schrijver Franz Carl Heimito von Doderer werd geboren op 5 september 1896 in Weidlingau, Oostenrijk. Zie ook mijn blog van 5 september 2006 Zie ook mijn blog van 5 september 2008. en ook mijn blog van 5 september 2009 en ook mijn blog van 5 september 2010.
Uit: Ein Mord den jeder begeht
„Jeder bekommt seine Kindheit über den Kopf gestülpt wie einen Eimer. Später erst zeigt sich, was darin war. Aber ein ganzes Leben lang rinnt das an uns herunter, da mag einer die Kleider oder auch Kostüme wechseln wie er will.
Der Mann, dessen Leben hier erzählt werden soll – sein Fall hat innerhalb der deutschen Grenzen und noch darüber hinaus einige Neugier erregt, als hintennach die Sachen genauer bekannt wurden – dürfte fast einen Beleg dafür abgeben, daß man des bewußten Eimers Inhalt nimmer abzuwaschen vermag.
Als Kind rief man ihn „Kokosch“, seiner eigenen ersten und stammelnden Aussprache des Namens Conrad folgend. Was er schon als Knabe „sein Reich“ nannte – und später, in gehobener und angelesener Ausdrucksweise, „mein Knabenreich“ oder „mein Kinderland“ – das war der eine auslaufende Flügel einer Großstadt, welcher seine Häusermasse jenseits eines breiten und von Schiffen befahrenen Kanales unter dem Dunst bis an den Himmelsrand hinstreute. In der Tat war diese Häusermasse nicht in allen ihren Teilen zu geschlossenen Zeilen und Gassen gestockt, sondern vielfach aufgespalten, von unverbauten Feldern und Wiesenplänen unterbrochen, auf denen alte Bäume des Auwalds, Gebüsch und Jungholz standen. Manche Straße hatte nur auf der einen Seite Häuser, die schon in einer geschlossenen Reihe hinliefen, die andere Seite war jedoch leer. Hier sah man über Schotterhaufen, Holzstapel und das Geländer welches sich rückwärts vor der absinkenden Böschung des Kanals hinzog, über diesen selbst weit hinüber zu der vielgeteilten Stadtmasse jenseits des Wassers, und auch entlang, wo dieses langsam und glitzernd zwischen seinen zurückgelehnten Uferböschungen sich in einem Bogen nach links wandte. Dort stand der graugrüne Schaum der Baumkronen und dort traten die Wiesen heran.“
Heimito von Doderer (5 september 1896 – 23 december 1966)
De Nederlandse schrijfster Margaretha Ferguson werd geboren op 5 september 1920 in Arnhem. Zie ook mijn blog van 5 september 2006. Zie ook mijn blog van 5 september 2008. en ook mijn blog van 5 september 2009 en ook mijn blog van 5 september 2010.
Uit: Margaretha Ferguson (Herdenkingsartikel door Kester Freriks)
“Eén ding wilde Margaretha Ferguson niet: zich op de vlakte houden. Ik ga nu voorbij aan allerhande politieke strubbelingen die ze in haar leven heeft meegemaakt en aan de vijanden die ze onmiskenbaar heeft gehad, ik wil me zoveel mogelijk beperken tot haar literatuur: haar werk is altijd op een bepaalde manier polemisch. Het is alsof ze, wanneer ze schrijft, onophoudelijk met zichzelf en anderen in dialoog verkeert, bijvoorbeeld in Elias in Batavia en Jakarta (1977, derde, herziene druk 1992) of Angst op Java (1991). Veelkleurig zijn die boeken, opgebouwd uit verschillende lagen, en er zijn vooral veel stemmen in te horen, heftige stemmen. Ze zocht de confrontatie, ze wilde voortdurend haar ideeën aan die van anderen toetsen. Ze was zich bewust van haar ongebreidelde energie; meteen in haar tweede brief aan mij schreef ze: ‘Ik moet u wel waarschuwen: ik laat mezelf gaan, zeker in brieven, en ook in contacten met mensen. Ik heb ontzaglijke behoefte aan gezelschap, aan uitwisseling, maar ik merk ook tot mijn eigen verbazing dat ik steeds minder geduld heb. Mijn eigen behoefte gaat uit (denk ik, denk ik) naar mensen bij wie ik kan en durf zeggen wat ik echt vind en voel.’
In dat herhaalde ‘denk ik, denk ik’ zit bijna haar hele literaire opvatting besloten. Ten eerste door de herhaling, die zonder pathetiek is overigens, waarvan ze veel gebruik maakt; ten tweede door het verlangen dat eruit spreekt naar menselijk contact om de kloof te overbruggen, die ze node moest dichten. Door te schrijven. Maar schrijven is een harde, egocentrische bezigheid. Op die manier bevindt een literair auteur als Margaretha Ferguson zich voortdurend in een paradoxale situatie: met schrijven proberen de eenzaamheid op te heffen en tegelijk is die eenzaamheid weer de noodzaak tot het schrijven. Het is niet zonder betekenis dat ze zich verwant voelde met Maria Dermoût, een schrijfster die weliswaar ‘daar’ is geboren maar die, na terugkeer in Nederland, zich hier te lande even ontheemd en vereenzaamd voelde als zij.”
Margaretha Ferguson (5 september 1920 – 8 mei 1992)
De Italiaanse dichter en patriot Goffredo Mameli werd geboren op 5 september 1827 in Genua. Zie voor onderstaande schrijver ook mijn blog van 5 september 2008.
Brüder Italiens (Fragment)
Brüder Italiens,
Italien hat sich erhoben,
Und hat mit dem Helm des Scipio
Sich das Haupt geschmückt.
Wo ist Viktoria [die Siegesgöttin]?
Sie möge Italien ihr Haupt zuneigen,
Denn als eine Sklavin Roms
Hat Gott sie erschaffen.
Fratelli d’Italia,
L’Italia s’è desta,
Dell’elmo di Scipio
S’è cinta la testa.
Dov’è la Vittoria?
Le porga la chioma,
Che schiava di Roma
Iddio la creò.
Brüder Italiens,
Italien hat sich erhoben,
Und hat mit dem Helm des Scipio
Sich das Haupt geschmückt.
Wo ist Viktoria [die Siegesgöttin]?
Sie möge Italien ihr Haupt zuneigen,
Denn als eine Sklavin Roms
Hat Gott sie erschaffen.
Goffredo Mameli (5 september 1827 – 7 juli 1849)