Katarina Frostenson

De Zweedse dichteres en schrijfster Katarina Frostenson werd geboren op 5 maart 1953 in Stockholm. Frostenson studeerde literatuur, film en theater in Stockholm en debuteerde in 1978 met de dichtbundel “I mellan”. Zij schrijft poëzie, drama en proza, en vertaalt vanuit het Frans. In 1992 werd ze als vijfde vrouw ooit verkozen tot lid van de Zweedse Academie, die beslist over de toekenning van de Nobelprijs voor de Literatuur. Als toneelschrijfster debuteerde zij in 1990 met vier monodrama ‘s voor het podium, die werden uitgevoerd in het theater en op de radio. Twee toneelstukken waren in het Koninklijk Dramatheater in Stockholm te zien. In 2002 werd “Kristallvägen” gespeeld in het Joodse theater van Stockholm. Voor Sven-David Sandströms opera “Staden”, die in 1998 in de Koninklijke Opera werd opgevoerd, schreef ze het libretto. Samen met haar man Jean-Claude Arnault, een Frans-Zweedse fotograaf, leidde zij in Stockholm een ​​cultureel forum, dat literaire avonden en interculturele evenementen organiseerde. Het forum werd eind 2017 opgeheven, toen haar man werd beschuldigd van seksuele intimidatie en geweldpleging. Voor het forum zou hij ook fondsen van de Academie hebben aangenomen, waarover Frostenson moest beslissen. Hij zou ook namen van Nobelrijswinnaars hebben gelekt.

Ich selbst im gelben Kleid

Zerstreu mich Bruder mit deinem Auge das sich nicht schließen läßt
das nur aussieht, nichts sieht als den Schimmer und Sonnensprenkel
von Wasser im Laub

im Juligrün, unter einem Baum
in dem geflochtnen blauen Korb der groß dich barg

als dich alles umschwirrte
und du warst wie der Honig

ich selbst im gelben Kleid, dunkel
im Baum, immer dunkler gelb, greller, schreiend hinauf
aber still, zum Wipfel,
Triumph, kleiner Bruder, über alles
durch der Krone Gewicht
ich spür den Kopf von der Sonne

 

Kranz

Was hab ich in der Hand
Kreide und Kohle
und den Bleistift, die Tötungskunst

einen Rosenkranz aus Zähnen
den Strick
der seine Schlinge legt
und nichts hören will als
Endgültigkeit
Bach geht in den Gängen
Gedränge in Gabelungen
die Leiter auf und ab
tanze, Hand

und dann geh zu Kehle
Herz und Mund
Ding und Leben
Zunge und Wurzel

und treib aus
das Wort
Bergblumen am Hirnwasser

warum spür ich es nicht, Hand um Zunge
Zunge und Wurzel
– das Gelb schwimmt im Schwarzwasserteich –
vielleicht hab ich es getötet, es mit meinen Fingern
umgebracht
aus Liebe zu ein und derselben
Sache
Stufe, Tonleiter
Knochen, die Tonleiter im Knochen
die Leitern hinauf
Verbreitung in der Luft ohne Ende
sich wendend

Vertaald door Verena Reichel

 
Katarina Frostenson (Stockholm, 5 maart 1953)