Khalid Boudou, Günter Wallraff, P. N. van Eyck, Israël Querido, Charles Cros, John Hegley, Tim O’Brien

De Nederlands – Marokkaanse schrijver Khalid Boudou werd geboren in Tamsamane, Marokko op 1 oktober 1974. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Khalid Boudou op dit blog.

Uit: Pizzamafia

“Zijn vragende ogen vraten mij zowat op. Het is niet eerlijk, dacht ik. Dat hij zo naar me kijkt en dat hij allemaal van die rare dingen zegt. Ik wil tijd hebben om te voetballen, om te pokeren, om met Alice te eten en romantisch naar Texel te gaan. O, wat hadden we het op haar verjaardag toch leuk gehad. Ze was echt trots op die gare rap van me. En ik wil zoveel mogelijk leren, om uiteindelijk op de beurs van Amsterdam te werken.”
(…)

 
 Scene uit de film Pizza Maffia uit 2011 

Ik pakte een sigaret. ‘Ja,’ zei ik. ‘De situatie is echt klote.’ ‘Ja, de situatie is verdomd klote.’ ‘Ja, de situatie is echt shit.’ ‘Ja, de situatie is echt fokking shit.’ En daar bleef het dan bij: we hadden duidelijk allebei niet echt zin om erover te praten.
Wallah, ik moest toch wat zeggen, dus vroeg ik tussen het snikken door: ‘Het komt toch wel goed, Haas?’ Haas sprong op. ‘Wat doe je, jankerd. Je bent toch geen homo?’
(…)

– “Hij”, snauwde hij. “Hij hier ….deze slaapmuts. Deze schetenkweker. Deze ballenpoetser. Deze kontenkrabber…”. Het was alsof hij het woordenboek voor scheldnamen uit zijn hoofd aan het leren was. Hij ging maar door en door. “Deze tenenkaasvreter had allang in de zaak van zijn vader moeten staan.”

 
Khalid Boudou (Tamsamane, 1 oktober 1974)

 

De Duitse schrijver en undercoverjournalist.Günter Wallraff werd geboren op 1 oktober 1942 in Burscheid bij Keulen. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Günter Wallraff op mijn blog.

Uit: Aus der schönen neuen Welt

„Es gibt nämlich durchaus ein technisches Problem, wenn man sich als Weißer in einen Schwarzen verwandeln will. Theaterschminke reicht da nicht. Vor einiger Zeit machte ich dann die Bekanntschaft einer Maskenbildnerin, die mit einem Sprühverfahren arbeitet, mit dem Weiße “umgefärbt” werden können, sodass es einigermaßen lebensecht wirkt. Endlich konnte ich meinen lang gehegten Plan in die Tat umsetzen. Parallel zu dieser Recherche entstand ein Dokumentarfilm. Ein Kamerateam begleitete mich unauffällig auf den meisten Stationen meiner Reise.
In Wörlitz gleitet der Kahn übers Wasser und gondelt durch die Kanäle. Manchmal nahe dem Ufer, sodass eine Dame die Gelegenheit nutzt, einen Farn abzupflücken. Als unser Ruderer wieder einmal dem Ufer ganz nahe kommt, strecke auch ich die Hand aus und rupfe eine Brennnessel aus. Eine der Damen schwingt sich zur Wächterin der deutschen Fauna auf: “Das machen wir hier nicht! Wir reißen hier nichts ab, sonst sieht das so schlimm aus.” Das kategorische “Wir” soll wohl bedeuten: “Du gehörst nicht dazu.” Die Frau, die zuvor den Farn gepflückt hat, ist von niemandem gemaßregelt worden. Ich aber habe offensichtlich die Regeln verletzt, ihr Ordnungsprinzip.
Als die Bootsfahrt beendet ist und ich mich erhebe, sieht sich mein Nachbar veranlasst, mich wie ein Kind zu behandeln: “Gemach, gemach! Wir sind die Letzten.” Dann will er wissen: “Woher sprichst du so gut Deutsch?” Wir sind uns zwar, was die Distanz auf der Sitzfläche betrifft, näher gekommen, aber warum redet er mich mit Du an? Immerhin stellt er eine persönliche Frage, und das habe ich als Schwarzer in all den Monaten selten erlebt.“

 
Günter Wallraff (Burscheid, 1 oktober 1942)

 

De Nederlandse dichter criticus, essayist en letterkundige Pieter Nicolaas van Eyck werd geboren op 1 oktober 1887 in Breukelen. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor P. N. van Eyck op dit blog.

Gekomen met een zoete mond

Gekomen met een zoete mond
waar kindsheid heen ons zingen zond
als blijde bedelaren,
was onze honger goed als brood,
en zagen we in tergloze nood
een makker onzer jaren.

Maar ’t leven sloeg, met stille speer,
in ieders zijde een eigen zeer.
Wij hebben ’t bloed gezógen;
een lách heeft onze smart gekoeld;
– maar w’ hebben in de wond gevoeld
’t geraamte van ons logen…

Aldus, van ’t zinken wél bewust
in ’t drab van onze’ onzaal’ge lust,
met jammrig-nutloze armen,
gaan we door ’t misten onzer jeugd,
– barmhartig om ons koele vreugd
en lieflijk-wrang erbarmen.

 

Ik bind u binnen ’t woord

Ik bind u binnen ’t Woord, o Jaar, gelijk de boom
u binnen ’t harsig barsten bindt der harde schorse;
gelijk, alnaar ’t getij ze geeslen zal of schorsen,
u van zijn vloeden spoele’ of keetnen komt de stroom;

gelijk de wind u vat in ’t wervlen van zijn norse
geweld, of in de duw van ’s zomers lauw geloom;
gelijk de zon, die, wáar uw reize kere of koom’,
in ’t midden van de kreits haar toortse staat te torsen.

Ik bind u binnen ’t Woord, de Mate en het Getal,
dat, binnen ’t dansen der cadans éen en verscheiden,
dat, binnen ’t veren van de ritmen en hun val,

mijn vers, o Jaar, wie ’t leest en peinzend smaken zal,
treurt ’t eigen kort bestaan om ’t vluchten der getijden,
van ’t eeuwig schoon, u, Jaar, geleend, zijn ziel verblijde.

 
P. N. van Eyck (1 oktober 1887 – 10 april 1954)

 

De Nederlandse schrijver Israël Querido werd geboren in Amsterdam op 1 oktober 1872. Zie ook alle tags voor Israël Queriodo op dit blog.

Uit: Levensgang: roman uit de diamantwerkerswereld

“Een dik-troebele lucht, zwaar drukkend van petroleumstank en benauwden menschadem, dreef door ’t zolder-krot, waar de drie ronkende jongens Hols opgeborgen waren, ’s nachts. Het was hun slaaphok op de nieuwe woning. Ze waren pas verhuisd bij Hols in dol-drukke haast, van Zandstraat boven, naar den ouden Braak, beneden. Eerst was de schoenmakersrommel van vader Hols overgegaan. Toen, op ’n handkar, rottige meubeltjes, zwaar verbeukte brokstukken, vastgesnoerd in touw en rafels, tusschen overdwarse vaal-rooie en groenig-zwarte banen van uitgebleekt vloerkleed, waar bovenop stukken vuil leer, verrotte werkvoorschooten, beverfde leesten, pannen, emmer-spul en stoel-krukken, los-steunend in elkaar gehaakt met pootensparteling in de lucht krampachtig-verstijfd uitstekend, als gesnoerde kalfsklauwen op slachterskar.
De kleine gereedschapsbak, met koperen schroefjes, scharen, uitgebrande lijmpotten en roestige priem-pennetjes, was plechtig achterna gekomen, met de ordenaal, die stapvoets-slepend gedragen moest worden door Lies, op z’n staakje bollend, langzaampjesaan, door de stilste straten. Toch was Lies nog beloerd geworden door angst-oogen van den schoenmaker, die, vlak-wantrouwend naast ‘r, z’n handkar was blijven duwen. De ordenaal met staakje, waarin al dertig jaar lang ’t zelfde water broeide, was groot symbool van vader Hols’ avond- en nachtwerk. Ze was de kleur-diepe lichtballon, gevuld met sterk water en giftig groen aftreksel van ’n koperen cent, waarachter ie al dertig jaar ploeterde; die trouw-antieke lichtbol, hem, ’s avonds, achter z’n werktafel omschijnend, in een kleurzee van groen gedempt licht, z’n strakken werkkop omgoochelend in geheimzinnig diep-gelend lichtgeschommel, in gouïg geschaduw, trillend als een lichtknikker z’n kamer indrijvend. Die bol moest bij elke gebeurtenis het eerst verzorgd worden, – z’n avondzon, z’n oogenlicht voor nachtarbeid. Liesje alleen had ‘m moeten dragen.”

 
Israël Querido (1 oktober 1872 – 5 augustus 1932)

 

De Franse dichter Charles Cros werd geboren in Fabrezan op 1 oktober 1842. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Charles Cros op mijn blog.

Inscription

Mon âme est comme un ciel sans bornes ;
Elle a des immensités mornes
Et d’innombrables soleils clairs ;
Aussi, malgré le mal, ma vie
De tant de diamants ravie
Se mire au ruisseau de mes vers.

Je dirai donc en ces paroles
Mes visions qu’on croyait folles,
Ma réponse aux mondes lointains
Qui nous adressaient leurs messages,
Eclairs incompris de nos sages
Et qui,lassés,se sont éteints.

Dans ma recherche coutumière
Tous les secrets de la lumière,
Tous les mystères du cerveau,
J’ai tout fouillé, j’ai su tout dire,
Faire pleurer et faire rire
Et montrer le monde nouveau.

J’ai voulu que les tons, la grâce,
Tout ce que reflète une glace,
L’ivresse d’un bal d’opéra,
Les soirs de rubis, l’ombre verte
Se fixent sur la plaque inerte.
Je l’ai voulu, cela sera.

Comme les traits dans les camées
J’ai voulu que les voix aimées
Soient un bien, qu’on garde à jamais,
Et puissent répéter le rêve
Musical de l’heure trop brève ;
Le temps veut fuir, je le soumets.

Et les hommes, sans ironie,
Diront que j’avais du génie
Et, dans les siècles apaisés,
Les femmes diront que mes lèvres,
Malgré les luttes et les fièvres,
Savaient les suprêmes baisers.

 
Charles Cros (1 oktober 1842 – 9 augustus 1888)
Fabrezan

 

De Engelse dichter John Hegley werd geboren op 1 oktober 1953 in Londen. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010 en eveneens alle tags voor John Hegley op dit blog.

Poem de terre

I’m not a normal person
whatever that may be
there is something very very vegetable
about me,
this human skin I’m skulking in
it’s only there for show,
I’m a potato.
When I told my father
it was something of a blow,
he was hurt
and he called me a dirty so-and-so.
He kicked up a racket
and he grabbed me by the jacket;
I said, ‘Daddy will you pack it in
I need you for my father not my foe
Daddy, will you try and help me grow,
won’t you love me for my blemishes
and look me in the eye
before one of us is underground
and the other says goodbye?’
And he said ‘No’.

When I was a schoolboy
I never knew why
I was so crap at cross-country running
but now I know
why I was so slow.
I’m a potato.

 
John Hegley (Londen, 1 oktober 1953)

 

De Amerikaanse schrijver Tim O’Brien werd geboren op 1 oktober 1946 in Austin, Minnesota. Zie ook mijn blog van 1 oktober 2010.

Uit: The Vietnam in Me

“Now I stand in this patch of weeds, looking down on what used to be the old Alpha barracks. Amazing, really, what time can do. You’d think there would be something left, some faint imprint, but LZ (Landing Zone) Gator has been utterly and forever erased from the earth. Nothing here but ghosts and wind.
At the foot of Gator, along Highway 1, the little hamlet of Nuoc Man is going bonkers over our arrival here. As we turn and walk down the hill, maybe 200 people trail along, gawking and chattering, the children reaching out to touch our skin. Through our interpreter, Mrs. Le Hoai Phuong, I’m told that I am the first American soldier to return to this place in the 24 years since Gator was evacuated in 1970. In a strange way, the occasion has the feel of a reunion — happy faces, much bowing. “Me Wendy,” says a middle-aged woman. Another says, “Flower.” Wendy and Flower: G.I. nicknames retrieved from a quarter-century ago.
An elderly woman, perhaps in her late 70’s, tugs at my shirt and says, “My name Mama-san.”
Dear God. We should’ve bombed these people with love.
CAMBRIDGE, MASS., JUNE 1994 — Last night suicide was on my mind. Not whether, but how. Tonight it will be on my mind again. Now it’s 4 A.M., June the 5th. The sleeping pills have not worked. I sit in my underwear at this unblinking fool of a computer and try to wrap words around a few horrid truths.
I returned to Vietnam with a woman whose name is Kate, whom I adored and have since lost. She’s with another man, seven blocks away. This I learned yesterday afternoon. My own fault, Kate would say, and she would be mostly right. Not entirely. In any case, these thoughts are probably too intimate, too awkward and embarrassing for public discussion. But who knows? Maybe a little blunt human truth will send you off to church, or to confession, or inside yourself.»

 
Tim O’Brien (Austin, 1 oktober 1946)
In de oorlog

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e oktober ook mijn blog van 1 oktober 2011 deel 1 en eveneens deel 2.