De Amerikaanse schrijfster Lauren Groff werd geboren op 23 juli 1978 in Cooperstown, New York. Zie ook alle tags voor Lauren Groff op dit blog.
Uit: Matrix
“The abbess turns and through the dark she walks sure, while the other two take tentative steps, touching the wall. Into the night, through the cloister. The abbess goes back again up her stairwell, and calls down to Marie to sleep well, new prioress, for Marie will begin her good work sorting through the parchments and account books tomorrow.
Marie follows Wevua into the chapel where one beeswax taper is left burning. The abbey in its distress has sold all its ornaments, and only a wood carving remains: skinny shanks and wounds and thorns and blood and rib‑bones, that ancient story she knows by heart. Up the black night stairs to the dortoir, where a single lantern burns over the rows of twenty nuns already asleep in their narrow beds, wearing their full habits, for perhaps it is tonight that the Angels of the Resurrection will blow their horns and they must be prepared to fly into the arms of heaven. There is a sense that eyes are watching Marie but what faces she sees are smooth with sleep, feigned or real. There are whispers down the line, a rattling cough. Wind blows through the gaps in the window shutters, there are flakes in the dortoir’s air that melt before they touch the ground. Marie lies down on the bed that Wevua gestures toward. She is too tall for these bedframes and has no comfort until she slides down to bend her knees and put her feet on the floor, which meets her heel flesh with its implacable cold.
Oh for her mother’s large goodness, the rumbling laugh that made everything better, the verbena of her neck; but her mother has been dead these five years. Or for Cecily to warm her body, to speak rough sense, to share in Marie’s hatred of this frigid and awful place so she does not have to bear it alone. What Cecily would think of this place, who, as a child in the dust and stink of the chicken coop where thick light poured sideways from the chinks, reached under the hens for an egg, her filthy kitchen smock as her vestment, and, wearing her sternest face, swinging a bucket of ash for her censer, intoned gibberish in the girls’ play of Mass while cracking into Marie’s open mouth the egg still warm from inside its mother, the body and the blood mixed as one, and Marie crossed herself and could barely swallow the overrich viscous warm egg down. Then Cecily’s breath in Marie’s face, she’d been chewing the peels of the carrots she’d been paring, and her hard small tongue licking the spilled yolk on Marie’s chin. Second heresy, mouth on mouth. Her frank and knowing body; there was no privacy among the servants, where she learned such arts. The heat, the discovery within this stout dimpled girl with straw in her hair. The pulse of her body on top of Marie’s.
Marie clutches her own hands, but they are cold and bony, they are not Cecily’s.
Slowly, the dortoir warms with the breath and body heat of the nuns. The wind howls lonely outside. Marie stops shivering. She will never sleep again, she thinks; then she sleeps.”
De Ierse dichter Michael Longley werd geboren op 27 juli 1939 in Belfast. Zie ook alle tags voor Michael Longley op dit blog.
CARRIGSKEEWAUN
Voor Penny & David Cabot
De berg
Dit is het territorium van de raven, schedels, botten,
Het merg van deze rotsblokken onder toezicht
Vanuit de lucht: ik sta hier alleen
En lijk kinderen om me heen te verzamelen,
Een aantal picknickspullen, mijn stem
Vult de omgeving als ik hun namen noem.
Het pad
Met mijn eerste stap verjaag ik de wilde eenden
Die hun nek spannen over het moeras naar waar
Drieteenmeeuwen de golven schrapen: dan, de cirkel
Groter makend, kieviten, wulpen, watersnip tot
Ik nog maar één zwaan overhoud om een duwtje te geven
Naar de andere kant van zijn geleidelijke minachting.
Het strand
Ik ontdek, een overblijfsel van gisteren,
Dierensporen, het kleine spoor van een strandloper,
De voetafdrukken van de kinderen en die van mij
Die de duinen verbinden met de waterkant,
De droge schelpen reducerend tot zand, de teen-
En vingernagelsnippers van de zee.
De muur
Ik sluit me aan bij alle mannen die hier hebben gehurkt
Aan deze met korstmos bedekte kant van de droge stenen muur
En merk op hoe rook van ons turfvuur
In de koele lucht boven het meer doet denken aan
Stoom uit een fluitketel, een tafelkleed en
Een tafel die ze misschien al heeft gedekt.
Het meer
Hoewel het ieder moment de schapen en runderen
Die daar ronddwalen, zal verdubbelen,
Lijkt zijn oppervlak elke avond gekanteld,
Een paar minuten lang, om de zon,
De merrie en haar veulen perfect te ontvangen,
De reiger, al die bijzondere bezoekers.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 23e juli ook mijn blog van 23 juli 2020 en eveneens mijn blog van 23 juli 2019 en ook mijn blog van 23 juli 2018 en ook mijn blog van 23 juli 2017 deel 2.