De Nederlandse dichter en schrijver Leo Herberghs werd geboren in Heerlen op 21 juli 1924. Herberghs werkte lange tijd als journalist voor een aantal Limburgse dagbladen. Tegelijkertijd bouwde hij aan een imposant oeuvre van dichtbundels, kinderboeken en beschouwend proza. De dichter Leo Herberghs heeft vooral bekendheid verworven met zijn ‘latere werk’. Het uit lange gedichten bestaande vierluik “Avond” (1989), “Ochtend” (1990), “Middag” (1992) en “Nacht” (1993) bezorgde hem veel nieuwe lezers. Herberghs was enige tijd penningmeester van de Zuidelijke Afdeling van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Poëzie van hem is vertaald in het Frans, Duits en Spaans. Een aantal van zijn gedichten verscheen als bibliofiele uitgave. Zeven verzen uit “Heilig Weer| zijn op muziek gezet door de componist John W. M. Slangen, als zeven liederen voor zangstem en piano. Zijn langere gedicht ”Herfst in Mechelen” werd in 2009 verfilmd in het kader van een multimedia-productie. In 1998 verzorgden Yolanda Bloemen, Wiel Kusters en Ben van Melick een uitgebreide bloemlezing van meer dan veertig jaren uit Herberghs’ poëzie onder de titel “Portret van een landschap. Gedichten 1953-1997”. Herberghs vertaalde onder andere “Twee Heren” en ander proza van Kurt Schwitters. In 2001 verscheen “Dutch grey / Hollands Grijs”, zijn vertaling van gedichten van de New Yorkse avant-garde-architect en kunstenaar John (Quentin) Hejduk. Herberghs werkte mee aan een groot aantal literaire tijdschriften, waaronder Roeping, Raam, Kentering, De Gids en De Revisor. Van 1955 tot 1975 was hij mederedacteur van Nieuwe Stemmen. Gedichten van zijn hand verschenen in tal van bladen, boeken en andere uitgaven. Én bloemlezingen: van Erts (Amsterdam 1955, redactie Bert Voeten) tot De Wasknijper (2005). In november 2010 is Leo Herberghs in Maastricht door het provinciebestuur benoemd tot Limburger van Verdienste.
bij de rivier
voortreffelijk ruikt dit naar
abrikozen. de lucht
is meermaals mistig met daartussen
rustige wolken. ik kijk als een grijze
vogel tussen de takken, rijk mijn vleugels
vol stippen. ik heb de zon
achteloos uitgevlakt en stil
zit ik en bezwijk haast
aan tijd
het dikbuikige
bochtige landschap
wordt rooskleurig
een chinees
ben ik, ik kleur
vlakken van leem in
met uitsluitend pauweveerkleuren
heilig weer
heilig weer, de glans
van het hoog
licht is dicht
bij mijn oog
glad lover beklimt
mijn hoofd. de zee
is in mijn
arm gedoofd
mijn veren, dik
van lust schik ik
tot ik schitter
van rust
achterdocht
geen woord om te eten
geen land om te bezeilen
geen kreek om te landen
achterdocht, grote achterdocht
hangt in de wolken
als een zon
en blaast
Leo Herberghs (Heerlen, 21 juli 1924)