De Nederlandse dichter Leo Vroman werd op 10 april 1915 in Gouda geboren. Zie ook alle tags voor Leo Vroman op dit blog.
De luiaard en het mos
Wat mos dat op een luiaard groeide
bemerkte eensklaps dat het bloeide.
Het sprak dus nederig tot dit dier:
‘Als ik U niet te zeer versier
verblijf ik met versch. hoogacht.
dienstwillig in Uw Ondervacht.’
‘Waarde Plant’ antwoordde het beest,
‘reeds lang heb ik dit moment gevreesd,
doch denk niet dat dat zo maar gaat!
Waartoe meent U dat U bestaat?
Niet zo maar voor de aardigheid,
doch tot ons beider waardigheid.
Wil dies Uw soortvreemd onfatsoen
niet en/of elders verder doen.’
Dus maakte het verlegen mos
zich droevig van het peenhaar los,
wentelde neer, landde gezond,
en tiert nu welig op de grond.
Doch het beest, ontmost, bleef hangen
met ordinair gegolfde, lange
rosse lokken; een spreeuwin
maakte daar haar nestje in.
Met veel meer pruiksel dan gevoel
breide zij tafel, bed en stoel.
Het volle, rode voorportaal,
haar laag beroep; en wel speciaal
haar taal
maakten de luiaard helemaal
kaal.
Moraal:
Wie met het hoofd zijn vrienden maakt
blijft ver rondom het hart spiernaakt.
Een boot
Een kaakvis onder in de oceaan.
Nachtstromen voelt hij door zijn beenderharen
en door zijn kieuwen gaan, zijn wiegende lantaren
flakkerend, een spookdoorjaagde maan.
Hij ziet het schaduwbeeld wegwiegen van zijn licht,
en zwemt vermoeid het wijkend donker binnen
dat hem een hand is, bitter te beminnen,
strelingloos en warm bij zijn gezicht.
En als de weemoed niet meer is te drinken
moet hij zijn schijnsel zwak zien worden, doven,
en zoete vingers die de laatste vlekken roven
om zijn verdwenen bekken voelen zinken.
Een arend ligt voorover in de hemel,
spreidt zijn geveerde oude armen uit,
starend in het wemelen der diepte;
en als de wind zijn schrale ogen sluit
voelt hij de ruimte door zijn vingers glijden,
droom in droom uit moet hij zich laten vallen,
een stroom verdeeld in watervallen.
Zijn geest voelt zich ontploffen en verwijden
en ziet zijn schedel tegen het water knallen.
Tussen de hoogte en de diepte ijlt een boot.
Alles danst van doodsangst voor de dood.
Een manier
Als er geen God is,
god wat is er dan?
Een raar geluid? en
waar komt dat dan uit,
niet eens van buiten
als ik tot slot
ja, sterf eigenlijk, god,
wat vergaat op dat ogenblik,
de wereld of ik?
Zie ik over al dit land
dan de schaduw, het zweet, de hand
neerdalen en ik kan
niet meer opzij, laat mij dan
goed gaan liggen om och
tegen wie praat ik eigenlijk nog
Leo Vroman (10 april 1915 – 22 februari 2014)
De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.
Op de joodse handelaar A.S.
Ik stam uit Rasainen.
Dat is waar de tweede woudnacht
voorbijgaat, als je komt van de stroom,
waar zich het struikgewas opent
en uit de weiden dringt
gelend het zand.
Daar zijn de nachten helder.
Onze vrouwen doven de vuren
tijdig. Lang
ademen wij, diep met de donkere
dolende windvlaag.
Alles hebben wij, iedere
tijd uit de handen der vaderen.
Hun zorg houdt ons wakker.
Hun oversterde geduchte
glanst door de twijgen van ons gesprek.
Kleumend storten wij voor hen
graven. Lang legeren
zich de wolken daarboven, rook.
Altijd gaat iemand heen,
kijkt niet om, geen wuiven
volgt hem. Doch vast houdt hem
de spreuk der ouden aan de post
van de poort boven de zee nog. Ver
wekt hem van berkenlanen
klaaglijk klinkend snarenspel.
Vertaald door C. O. Jellema
Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)
Zie voor de schrijvers van de 10e april ook mijn blog van 10 april 2020 en eveneens mijn blog van 10 april 2019 en ook mijn blog van 10 april 2016 deel 2.