De Russische schrijfster en dichteres Lidija Kornejevna Tsjoekovskaja werd geboren in Helsinki op 24 maart 1907 als dochter van Kornej Tsjoekovski. Centraal in het werk van Tsjoekovskaja staat de tijd van de Stalin-terreur en de grote zuiveringen in de jaren dertig. Haar man, de bekende natuurkundige Matvej Bronstein (1906-1938), werd in 1937 op onduidelijke gronden gearresteerd en in 1938 gefusillieerd, terwijl zij zelf te horen kreeg dat hij voor tien jaar verbannen zou worden. Na de oorlog stond Tsjoekovskaja te boek als een der eersten die in het openbaar het Sovjetregime durfden bekritiseren. Ze kreeg haar werk moeilijk gepubliceerd. In de jaren zestig circuleerden als Samizdat-uitgaven haar novellen “Het verlaten huis” en “Duik in de diepte”, beide reeds geschreven in de Stalin-tijd, beide handelden over de tragedie van de vrouw in die periode van “zuivering” en terreur. In 1974 werd Tsjoekovskaja uit de schrijversbond gestoten vanwege haar steun aan Solzjenitsyn en leefde verder als dissidente. Het werk van Tsjoekovskaja kon tot eind jaren tachtig niet in Rusland worden gepubliceerd. Behalve als dissidente verwierf Lidija Tsjoekovskaja in het westen vooral bekendheid door haar memoires “Ontmoetingen met Anna Achmatova” (1987, in Nederland verschenen in de reeks Privé-domein). Deze aangrijpende herinneringen omspannen bijna een kwart eeuw en beginnen aan het einde van 1938, wanneer het tijdperk van de grote zuiveringen op zijn hoogtepunt is. Tsjoekovskaja bezoekt Anna Achmatova de eerste keer om raad: zij hoopt haar man nog uit de gevangenis te kunnen krijgen, niet wetende dat hij al gefusilleerd is. Dit gezamenlijke lot – de man en de zoon van Achmatova waren gearresteerd – schept een band tussen beide vrouwen die uitgroeit tot een hechte vriendschap.
Uit: Ontmoetingen met Anna Achmatova”
“10 november 1938
Gisteren ben ik bij Anna Andrejevna geweest voor zaken.
Ik, die sinds mijn jeugd haar gedichten van buiten ken en haar portretten verzamel, heb nooit gedacht dat ik nog eens naar haar toe zou gaan `voor zaken’.
Toen ik dertien was heeft Kornej Ivanovitsj [Tsjoekovski] mij op een keer naar haar meegenomen en zij signeerde haar gedicht “Aan zee” voor mij. Ik durfde haar niet aan te kijken, omdat Kornej Ivano-
vitsj bij onze binnenkomst zei: ‘Lida zegt dat vergeleken met de tijd-schriftversie hier regels ontbreken.’ Dat ‘Lida zegt’ had mij dodelijk geraakt.
Later, of was het eerder, zag ik haar in het Schrijvershuis op een avond ter nagedachtenis aan Blok. Ze las “Het is vandaag de feestdag van de H. Maagd van Smolensk” en ging direct daarna weg. Ik was getroffen door haar houding, haar hemelsblauwe omslagdoek, haar afwezige blik en haar stem. Het was onvoorstelbaar dat zij net zo’n mens was als wij. Na haar vertrek voelde ik sterk ‘de stile pijn van de scheiding’. Maar niemand had me kunnen dwingen haar aan te spreken.
Later, in Olgina, ben ik haar tegengekomen op de rechte laan van het station naar zee. Ze liep daar met een dame met een weelderige haardos (pas later bedacht ik dat het Olga Soedejkina was). Ik groette Anna Andrejevna en schaamde me meer dan ooit voor mijn onhandigheid en mijn kromme rug. De laan was recht als een snaar en terwijl ik hen nakeek, bedacht ik dat hun slanke verschijning in die laan gemakkelijker in muziek was weer te geven dan in woorden.
Gisteren ben ik bij Anna Andrejevna geweest voor zaken.
Via het Huis van de Vrolijke Wetenschap (wat een stompzinnige naam!) liep ik de tuin in. De takken van de bomen leken wel uit haar verzen, of die van Poesjkin, te zijn gegroeid. Ik liep de moeilijk begaanbare achtertrap op, die niet van deze eeuw was en waar iedere trede voor drie telde. Die trap had nog enige verwantschap met haar, maar de rest! Op mijn bellen deed een vrouw open die het schuim van haar handen veegde. Dat schuim en de haveloze hal, waar het behang aan Harden hing, was het laatste dat ik had verwacht. De vrouw ging mij voor. De keuken – wasgoed aan de lijn, dat nat langs je gezicht streek. Het natte wasgoed was als het slot van een naargeestig verhaal, van Dostojevski bijvoorbeeld. Een gang na de keuken en aan de linkerkant een deur die naar haar kamer leidde.”
Lidija Tsjoekovskaja (24 maart 1907 – 8 februari 1996)