Ludvig Holberg werd geboren in Bergen op 3 december 1684. Holberg was de jongste van zes broers en zijn vader stierf toen hij nog geen jaar oud was. Holberg woonde lange tijd in Kopenhagen en was er docent aan de universiteit. Dit is ook waar hij zijn beroemde komedies schreef. In het begin lukte het hem niet goed werk te vinden dat hem werkelijk interesseerde en dat ergerde hem. Hij studeerde rechten, geschiedenis en taalkunde. Later doceerde hij zeer uiteenlopende vakken zoals metafysica, Latijn en geschiedenis. Holberg was een bereisd man. In zijn jonge jaren bezocht hij Nederland, Frankrijk en zelfs Rome en studeerde een tijd in Oxford en leerde zo veel verschillende mensen en culturen kennen. Zijn reizen waren een belangrijke bron van inspiratie voor zijn komedies en vooral ook de Latijnse en Franse komedies die hij te zien kreeg. Zijn schrijverschap kent drie hoofdthema’s: er is een historische, een poëtisch/komische en een filosofische periode. Vooral in de komische toneelspelen was hij bijzonder productief en dit is ook waarvoor hij het meest bekend is. Holberg wordt beschouwd als de vader van de Deense literatuur, in zijn eigen tijd in rang alleen te vergelijken met Voltaire in Frankrijk.
Uit: Niels Klims unterirdische Reise (Nicolai Klimii Iter subterraneum)
„Ich betrat diesen Sonnentempel, um herauszufinden, ob ich orthodoxe Augen hatte. Da auch mir dieses Bild quadratisch erschien, gestand ich dies arglos meinem Begleiter, der mir mit einem tiefen Seufzer erklärte, daß er derselben Ansicht sei aber nicht wage, es jemandem anzuvertrauen, aus Angst, der regierende Stamm könnte ihm Scherereien bereiten und ihm seine Stelle entziehen.
Zitternd und stumm verließ ich diese Stadt, in der Befürchtung, daß mein Rücken für das Verbrechen meiner Augen bezahlen müsse, oder, daß ich, versehen mit dem abscheulichen Namen Ketzer, auf schändliche Weise ausgewiesen würde. Gibt es eine schrecklichere, barbarischere, ungerechtere Institution? Nur die Heuchelei, der falsche Schwur, führt zu Ehren? Zurückgekehrt in das Fürstentum der Potuaner (das heißt, der idealen Nation), brachte ich jedes Mal, wenn ich dazu Gelegenheit hatte, meine Verbitterung gegen einen so barbarischen Staat zum Ausdruck. Als ich einem meiner Freunde, erfüllt von meiner üblichen Wut, meine Empörung darlegte, begann er mir folgendes zu sagen:
»Wir anderen Potuaner beurteilen diese Institution der Nagiri ebenfalls als dumm und ungerecht, aber du, du mußt dich nicht wundern, daß diese Unterschiedlichkeit der Ansicht eine so große Strenge hervorruft. Wenn ich mich richtig erinnere, hast du uns berichtet, daß in den meisten Staaten Europas Parteien an der Macht sind, die für einen angeborenen Fehler der Sicht oder der Vernunft, die anderen blindwütig mit Eisen und Feuer zerstören. Du hast die Zwänge dieser Art als fromm bezeichnet und, in gewissem Maße, den Staaten nützlich«.
Als ich verstanden hatte, in welche Richtung seine schelmischen Worte zielten, entfernte ich mich, rot im Gesicht, und von diesem Moment an urteile ich, ständiger Herold der Toleranz, besonnen über jene, die sich irren.“
Ludvig Holberg (3 december 1684 – 27 januari 1754)
De romantische dichter France Prešeren werd geboren op 3 december 1800 in Vrba in Slovenië. Hij doet al 150 jaar dienst als boegbeeld van de Sloveense cultuur en het Sloveens nationalisme. Prešeren wordt in zijn geboorteland vereerd omdat hij dichtte in het Sloveens en in zijn gedichten uitdrukking gaf aan het verlangen van de Slovenen naar politieke onafhankelijkheid. Eén van Prešerens beste gedichten, Zdravljica, is de tekst van het Sloveense volkslied geworden. De sterfdag van Prešeren, 8 februari, is tot nationale herdenkingsdag uitgeroepen. In het centrum van Ljubljana is een groot monument voor de dichter opgericht en de Prešeren Prijs is de hoogste Sloveense onderscheiding voor artistieke prestaties. Oftewel, de man wordt mateloos bewonderd in Slovenië. Prešeren was een typische vertegenwoordiger van de Romantiek, de culturele stroming van de negentiende eeuw die het gevoel (meestal in de vorm van smart en Weltschmerz) centraal stelt. Zijn privé-leven was bijpassend ongelukkig. Hij was een alcoholist die voortdurend verliefd werd op onbereikbare vrouwen. Hij stierf arm en eenzaam aan levercirrose. Zijn belangrijkste werk verscheen in de dichtbundelreeks De Carniolaanse Bij. De dichtbundels met deze titel bevatten verzamelingen van romantische Sloveense gedichten. Prešeren hielp bij het samenstellen van deze bundels, waarvan het eerste deel in 1830 verscheen. De reeks hield het literaire erfgoed van Slovenië levend in een tijd waarin de Duitstalige Oostenrijkers de dienst uitmaakten in het land. Rond 1831 woedde er een oorlogje binnen de Sloveense intellectuele elite over het Sloveense alfabet. Deze culturele twist werd de ‘Ljubljaanse ABC-oorlog’ genoemd. Prešeren speelde een belangrijke rol in deze richtingenstrijd. Hij verzette zich tegen het plan van een deel van de intellectuelen om het cyrillische alfabet in te voeren. Als straf voor zijn tegenwerking stelde zijn uitgever de publicatie van het vierde deel van De Carniolaanse Bij uit en werd zijn werk gecensureerd. In 1837 kwam Prešeren weer op voor het Sloveens, toen drie vooraanstaande intellectuelen voorstelden om het Sloveens af te schaffen en te vervangen door het Servo-Kroatisch. Zij wilden dat omdat ze streefden naar één Slavische natie, waarin alle Slavische volkeren verenigd zouden zijn (ze kregen later hun zin toen Joegoslavië gevormd werd). Om die eenheid te bevorderen, moesten alle Slaven dezelfde taal gaan spreken. Prešeren en zijn medestanders wonnen ook deze slag en wisten de traditionele taal, en daarmee de Sloveense cultuur te redden.
Uit: A Wreath of Sonnets
Send but your rays their glory to renew
And let me not look for dawn’s light in vain
In your dear face, to hold back night’s domain
And calm the wildest storms that ever blew.
Fall with the load of heavy cares I knew,
Their fetters will be loosened, chain by chain,
And all the wounds they caused that still remain
With gentle soothing will be healed by you.
The cloud then from my frowning brow shall clear,
Within me hope will shine and thrive once more,
And from my lips sweet words again shall pour.
My heart no longer shall remain austere,
And from the inspiration in its store
Fresh flowers will spread fragrance far and near.
Vertaling: V. De Stola Pinto
Uit: Sonnets of Unhappiness
He who from fate receives but blow on blow,
Who, like myself in her disfavour stands,
Although he had a hundred mighty hands,
Would vainly strive for riches here below.
His paths are strewn with thorns where’er he go;
And where he looks for home there soon expands
A sea of woes: against its stormy strands
Waves roll and splash in unremitting flow.
Pursued and tossed about by Care, by Need,
He finds no peace from worries on his road,
Though to the farthest place his search may lead.
And only in the quiet, cold abode,
Which after weary life’s span is decreed,
Will death relieve him of his toilsome load.
Vertaling: Janko Lavrin
France Prešeren (3 december 1800 – 8 februari 1849)
Joseph Conrad werd geboren op 3 december 1857 in Berdichev, Rusland in een gezin met Poolse ouders. In 1874 ging hij bij de marine werken en in 1878 sloot hij zich aan bij een Engels koopvaardijschip, waar hij zes jaar later hoofdmarinier en Brits burger werd. In 1894 trok hij zich terug uit de koopvaardijvloot en hij begon aan zijn carrière als romanschrijver.Al zijn romans schreef hij in het Engels, een taal die hij zich zeer goed eigen maakte. Zijn opmerkelijkste vroege werken zijn The Nigger of the Narcissus (1897), Lord Jim (1900) en de novellen Youth (1902), Heart of Darkness (1902) en Typhoon (1903). De romans Nostromo (1904), The Secret Agent (1907), Under Western Eyes (1911) en Chance (1913) worden door velen beschouwd als Conrads beste werken. Van zijn recentere werken is Victory (1915) het bekendste. De verhalen gaan veelal over de zeevaart, de elite van de maatschappij en internationale politiek.Conrad was een bekwame schepper van atmosfeer en karakters; het effect van diverse situaties werd vergroot door zijn gebruik van symboliek. Hij beeldde duidelijk het conflict tussen niet-Westerse culturen en de moderne beschaving uit.
Uit: Heart of Darkness
“Between us there was, as I have already said somewhere, the bond of the sea. Besides holding our hearts together through long periods of separation, it had the effect of making us tolerant of each other’s yarns–and even convictions. The Lawyer–the best of old fellows–had,because of his many years and many virtues, the only cushion on deck,and was lying on the only rug. The Accountant had brought out already abox of dominoes, and was toying architecturally with the bones. Marlowsat cross-legged right aft, leaning against the mizzen-mast. He had sunken cheeks, a yellow complexion, a straight back, an ascetic aspect,and, with his arms dropped, the palms of hands outwards, resembled an idol. The director, satisfied the anchor had good hold, made his way aft and sat down amongst us. We exchanged a few words lazily. Afterwards there
was silence on board the yacht. For some reason or other we did not begin that game of dominoes. We felt meditative, and fit for nothing but placid staring. The day was ending in a serenity of still and exquisite brilliance. The water shone pacifically; the sky, without a speck, was a benign immensity of unstained light; the very mist on the Essex marsh was like a gauzy and radiant fabric, hung from the wooded rises inland, and draping the low shores in diaphanous folds. Only the gloom to the west, brooding over the upper reaches, became more sombre every minute, as if angered by the approach of the sun.”
Joseph Conrad (3 december 1857 – 3 augustus 1924)
Herman Heijermans werd geboren op 3 december 1864 in Rotterdam. Hij groeide op als oudste zoon in een liberaal joods gezin met elf kinderen. In 1893 begon Heijermans als toneelrecensent bij de net opgerichte krant De Telegraaf. Hij schreef felle kritieken en creëerde daarmee al snel veel vijanden. Hij begon zelf ook toneelstukken te schrijven, die zeer sociaal betrokken waren. Voorbeelden zijn Ghetto (1898), over de bedompte, orthodox-joodse sfeer van sjacheraars en voddenkooplieden, Glück auf! (1911) over de gruwelijke ramp in de mijn Radbod in Westfalen, en het zeer bekende Op hoop van zegen (1900), over de zware omstandigheden van de vissers. Heijermans was ook erg actief in de socialistische beweging. Hij was in 1897 lid geworden van de in 1894 opgerichte Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP, de voorloper van de PvdA) en schreef voor die partij in 1898 het propagandastuk Puntje. Hij overleed in 1924 aan de gevolgen van kanker.
Uit: Op hoop van zegen
…KNIERTJE, stillekens stoppend: Me man was ’n visser — één-uit-de-duzend. Als ‘r gelooid wier, proefde-die an ’t zànd waar-ie was. ’s Nachts zei-ie menigmaal we binne op de 56 en dan wàs-ie op de 56. Wat het-ie al niet meegemaakt as matroos! Eens het-ie twee dage en twee nachte met drie andere in de boot rondgezworreve. Dat was toen ze de beug moste inhalen en ‘r zo’n mist opsting dat ze geen jóón meer konde onderscheijen, laat staan de logger terugvinde. In twee dage en twéé nachte geen ete of drinke. — En later weer toen de schuit verging — dat had u ‘m motte hore vertelle — zwom-ie met ouwe Dirk na ’n omgeslagen roeiboot — daar klom-ie op. Die nacht zei-die vergeet ‘k nooit. Ouwe Dirk was te moe of te oud om ’n houvast te krijge. Toen stak me man z’n mes in de boot en Dirk die grijpe wou en haast zonk, greep in ’t mes dat drie van z’n vingers er bijhinge — jà, ja, da’s àllemaal gebeurd — en met gevaar van z’n eigen leven trok-ie ‘m op de omgeslagen boot. — Zo dreve ze met ‘r tweeën in de nacht — en Dirk — die ouwe Dirk — of ’t van bloedverlies kwam of van angst — Dirk wier gek. Die zat me man maar an te kijke met oge as van ’n kat — die sprak van de duvel die in ‘m was — van de satan — en ’t bloed, zei me man, liep over de boot — de golve hadde maar werk om ’t weg te spoelen. Net tegen de morgen glee Dirk na benee — zo uit zich zelf — me man wier opgepikt door ’n vrachtboot die langs voer. ’t het niet geholpe — drie jaar later — da’s nou twalef jaar gelejen — bleef de ‘Clementine’ — die uw vader na u genoemd had — op de Doggersbank mèt me twee oudste. — Van wat ‘r met díé gebeurd is, weet ‘k niks, helemaal niks. Nooit ’n luik of ’n joon angespoeld — niks meer, niks. Je kan ’t je eerst niet voorstelle — maar na zoveel jare weet je d’r gezichte niegoed meer — en daar dànk je God voor. Want hoe erreg zou ’t niet zijn as je de herinnering hield. Nou heb’k óók me vertelsel gedaan — elke zeemansvrouw het zo iets in d’r femilie — ’t is geen nieuwigheid — Truus het gelijk: de vis wordt duur betaald… Huil je juffrouw?…
Herman Heijermans (3 december 1864 – 22 november 1924)