De Nederlandse dichteres en psychiater M. Vasalis werd geboren in Den Haag op 13 februari 1909. Zie ook alle tags voor M. Vasalis op dit blog.
Een witte ochtend
Een witte ochtend, eerste dooi
de lucht wit-grijs, egaal gespreid
en aan de lange horizon
welt nu een witte zon.
Geen wind, beweging of geluid.
Er botten waterdruppels uit;
aan iedre tak en iedre struik
zijn knoppen licht.
Een hartstochtsloze en totale aanwezigheid
maakt zich nu kenbaar en het is
of in een diepe adempauze van de tijd,
dichtbij, een pasgeboren kind
zich stil, volmaakt en ademend bevindt.
Eb
Ik trek mij terug en wacht.
Dit is de tijd die niet verloren gaat:
iedre minuut zet zich in toekomst om.
Ik ben een oceaan van wachten,
waterdun omhuld door ’t ogenblik.
Zuigende eb van het gemoed,
dat de minuten trekt en dat de vloed
diep in zijn duisternis bereidt.
Er is geen tijd. Of is er niets dan tijd?
Fanfare-corps
De lucht scheen blinkend door de blaren,
bleek en volmaakt als glas geslepen.
Met vaste manlijke gebaren
werden de horens aangegrepen,
en luidkeels, zonder enig schromen
spoot de muziek tussen de bomen;
heldhaftig, trots. Een onverbloemde
voor elk verstaanbare muziek,
die aan het ademloos publiek
ieder gevoel met name noemde.
En even plots werd dit geklater
gedempt, twee koopren kelen weenden…
– over het donkergroene water
gleden twee smalle witte eenden
geluidloos als een droombeeld voort –
De horens, smekend en gesmoord
schenen hen dringend iets te vragen,
hen volgend met haast menslijk klagen.
Een warm en onverwacht verdriet,
eerbied voor de gewoonste dingen,
neiging om hardop mee te zingen,
en dan te huilen om dit lied
ontstond in mijn verwend gemoed.
Ik voelde me bedroefd en goed.
M. Vasalis (13 februari 1909 – 6 oktober 1998)
Cover
De Nederlandse schrijver en dichter Jan Arends werd geboren op 13 februari 1925 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Jan Arends op dit blog.
Een kleine barst
Een
kleine barst
wordt
een scheur.
Een
scheur
wordt
een kloof.
En zo
staat de mens
alleen.
Kanker
is
een goede dood.
Teplettervallen
is
een goede dood.
Verdrinken
is
een goede dood.
Zelfmoord
is
een goede dood.
Elke dood
is
een goede dood.
Maar
de dood
die je
te wachten staat
dat is
een slechte dood.
Altijd.
Jan Arends (13 februari 1925 – 21 januari 1974)
De Belgische (Franstalig) schrijver Georges Simenon werd geboren in Luik op 13 februari 1903. Zie ook alle tags voor Georges Simenon op dit blog.
Uit: De meisjes van Concarneau (Vertaald door G.J. van Wagensveld)
‘Zeg wat je van me denkt, Marie.’
‘Wat wilt u dat ik van u denk?’
‘Geloof je dat ik het meen?’
‘Als u me kust?’
‘Als ik je zeg dat ik alleen maar aan jou denk, dat ik aan boord in gedachten steeds bij je ben geweest, zo zelfs dat je broer het gemerkt heeft…Hou je een beetje van me, Marie? Een heel klein beetje maar om te beginnen?’
‘Bent u werkelijk zo sentimenteel?’
Of hij sentimenteel was! Hij zou zomaar in tranen zijn uitgebarsten! Zijn oogleden brandden. Hij keek haar met grote benevelde ogen aan…
‘Ik zou vooral niet graag willen dat je je verbeeldt dat ik met je speel… Begrijp je wat ik bedoel?’
‘Nee!’
‘Ik bedoel dat ik je respecteer, dat, als ik je het hof maak, dat met serieuze bedoelingen is.’
‘Heus!’
Tot nu toe was ze door blijven gaan haar huishouden te doen. Eindelijk veegde ze haar handen af aan de doek die bij de kachel hing en kwam voor hem staan.
‘Geloof je me niet?
Georges Simenon (13 februari 1903 – 4 september 1989)
De Nederlandse schrijfster Nynke van Hichtum (pseudoniem van Sjoukje Troelstra-Bokma de Boer) werd geboren in Nes op 13 februari 1860. Zie ook alle tags voor Nynke van Hichtum op dit blog.
Uit: Afke’s tiental
“Deze keek met oogen vol liefde naar het kleine, stijf ingebakerde wezentje, met zijn klein, rood gezichtje. Ze nam ’t voorzichtig in haar armen en zoende ’t telkens en telkens weêr op de fluweelzachte wangetjes en ’t gerimpelde voorhoofdje, ja, zelfs op de kleine, teere vingertjes, die aanvoelden als héél jonge, zachte, kleine slaboontjes.
‘Kijk toch eens, Saapke, riep ze, ‘wat een engeltje! En wat ’n zachte, zwarte krulletjes heeft ’t in z’n nekje! Kijk eens, wat ’n aardig lokje, dat daar onder ’t mutsje vandaan komt kijken en wat ’n lief neusje! En die oogjes, hoe verstandig! O Saapke, ’t is ’n schat!’
Maar Saapke stond er hoofdschuddend bij. ‘Ja,’ zei ze, ‘’t kindje is wel lief, al is ’t dan ook maar ’n heel klein, mager popke, maar me dunkt, je hebt toch al kinderen genoeg, Afke! Je bent warempel nog net zoo blij met je tiende, als ’n ander met nummer één. ’t Is, of je nog nooit ’n klein kindje gezien hebt, zoo bekijk je ’t aan alle kanten!’
Moeder Afke keek ernstig naar het kleine schepseltje in haar armen: ‘Ja,’ zei ze nadenkend, ‘misschien moest ik wel treurig zijn, nu dit kindje er is, want we kunnen ’t toch nooit genoeg te eten geven; maar ik kan ’t niet helpen, ik ben er alweer blij meê! Ik zal ’t dan maar dubbel liefhebben, omdat ’t bij zijn oudere broertjes en zusjes zooveel moet missen, en dan zullen we dit kleine ding ook nog wel fatsoenlijk groot krijgen!’
‘De pop’ was weer gaan slapen in Moeders arm, en Saapke bracht het kleine pakje weer veilig in zijn nestje.”
Nynke van Hichtum (13 februari 1860 – 9 januari 1939)
Nes: Dorpsstraat in 1918
De Zwitserse schrijver Urs Faes werd geboren op 13 februari 1947 in Aarau. Zie ook alle tags voor Urs Faes op dit blog.
Uit: Liebesarchiv
„Ich wartete.
Ich war mit niemandem verabredet.
Ich wartete, unschlüssig, was ich tun sollte, ungehalten darüber, daß ich die Zeit nicht richtig eingeschätzt hatte, viel zu fr“h eingetroffen war und nicht wußte, was ich anfangen sollte, in dieser winterlich kalten Kleinstadt am Rhein, in der ich niemanden kannte.
Ich schlenderte durch die Altstadtgassen, die menschenleer waren, die Schaufenster erleuchtet, Weihnachtsschmuck, Tannenbäume, Lichterketten.
Ich spürte die Kalte, schauderte leicht, steckte die Hände in die Taschen. Eine Katze strich vorbei, von der Brücke drang Verkehrslarm herüber.
Ich war froh, mit niemandem verabredet zu sein.
(…)
Ich war gern allein auf dem Zimmer.
Michael war im Heim. Die Mutter war im Laden oder in der Küche, der Vater im Keller oder im Garten. Nur zum Essen saßen wir zusammen, dann verkroch sich wieder jeder in seine Ecke. Als wären wir unsere eigenen Haustiere. Aber was hätten wir schon gemeinsam unternehmen sollen?
(…)
So blitzen die Augenblicke auf, grell und blendend, heben sich ab vom Dämmerdunkel jenes Sommers, in dem dies alles zu Ende ging, jäh und unwiederbringlich: der Sommer, in welchem der Vater einer Geliebten folgte und uns, die Mutter und mich und den kleinen Michi, allein zurückließ, der Sommer, in welchem Edgar und ich in Isabelle verliebt waren; der Sommer in jenem Jahr, in welchem sich der Mond vor die Sonne schob und im Fluss ein Toter gefunden wurde; das Jahr, in welchem Michi endgültig ins Heim musste und wir Weihnachten ohne den Vater feierten, das Jahr, in welchem meine Kindheit endete.“
Urs Faes (Aarau,13 februari 1947)
Zie voor nog meer schrijvers van de 13e februari ook mijn blog van 13 februari 2012 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.