Maart (Hein Boeken), Jan Eijkelboom, Elisabeth Borchers

 

Bij het begin van maart

 

Maart zon, Pontoise door Camille Pissarro, 1875

 

Maart

Des daags scheen ’t helle licht uit ’t volop-blauw
En flikkerde op het water, en de stenen
Van huizen en straten waren wit beschenen
En grijs bestrepeld met der takken schauw*,

En in de ganse stad waren door-énen
De warmte en schaduw, ’t zonne-licht en kou,
En waar de warmte lag in de luwte lauw
Woei felle wind om huizen-hoeken henen.

Wit scheen de maan uit donker-blauwe nachten
Over de stad, die lag met wijde grachten,
Waar noorden-wind kwam over-heen geblazen,

Dat ’t zilver krinkelde over ’t water blauw
Tussen de huizen-blokken in donkere schauw
En witte muur met glinsterende glazen.

 

Hein Boeken (2 december 1861 – 19 oktober 1933)
Krokussen in Het Vondelpark in Amsterdam, de geboorteplaats van Hein Boeken

 

De Nederlandse dichter, vertaler en journalist Jan Eijkelboom werd op 1 maart 1926 in Ridderkerk geboren. Zie ook alle tags voor Jan Eijkelboom op dit blog.

 

Toch

Vanaf de schilferige bank
staar ik in een te strakke hemel
en later in de lange gang
tuur ik op uitgesleten steen.
Er wordt mij niets geopenbaard
over ’t waarom en het waarhe
en.

Toch lijkt dit hechte oude huis
gemaakt voor wie heel zeker weten
wat recht en slecht is en
wat men beter kan vergeten.
Wel aarzelt tussen zaal en kamer
soms een vertrek. En ook niet thuis

te brengen is het perspectief
van in elkaar geschoven eeuwen.
Toch namen wij dit graag voor lief.
Ieder voor zich stoffeerde
hier zijn hol en hield
daar hof, tot het verkeerde.

Kunstig gedraaid zijn de kolommen
van het centrale hemelbed.
Ik hoor vanaf de zolder komen
wat fluitmuziek en licht gestep:
een meisjesvoet die zoet de maat,
de vastgestelde maat blijft slaan.

Toch weet ik dat ik weg zal gaan.

 

Achteraf

1
Met moeite weet ik nog
dat ik je vreselijk kon haten
als ik je knoken hoorde kraken
op je te punctuele tocht
naar bed, en hoe ik vocht
om zelf maar niet in slaap te raken,
want wat ik van mezelf niet mocht
was alles wat jij niet kon laten:

de stipte plicht, het strikt geloof.
Hoewel ik toch mijn hoofd meeboog
voordat wij onze speklap aten,
want grieven wilde ik je niet.
Maar ik kon niet meer met je praten,
ik vreemdeling, die van je hield.

 

2
Toen werd je ziek op gruwelijke wijze.
Geliefden sprak je toe op barse toon.
Ik was degeen die je weer kalm kon krijgen.
Ik werd de vader, jij de zoon.
Nog later lag je hulpeloos te hijgen
door buizen in je strottehoofd.
Je kon me met geen woord bereiken,
al wou je wel: je mond bewoog.

Pas later durfde ik beseffen
dat je me over sterven sprak,
en of ik dat niet kon beletten.
Maar toen dan toch de dood aanbrak
was je opeens zo indrukwekkend
als een Romein, uit steen gehakt.

 

Jan Eijkelboom (1 maart 1926 – 28 februari 2008)
Cover biografie

 

De Duitse schrijfster en dichteres Elisabeth Borchers werd geboren in Homberg op 27 februari 1926. Zie ook alle tags voor Elisabeth Borchers op dit blog.

 

Mei

Er komt een tijd
dan trouwen de vogels
Nachtegaal en leeuwerik
Winterkoninkje en Mus
Roodborstje en Merel
Het ene lied vliegt naar het andere
De bomen dragen wijde kleding
De wind luidt de bloemen
De bijen hebben gouden schoentjes
De kat
de grijze de zwarte de witte
zij mag het niet doen
Zij mag de bruiloft
niet verstoren

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elisabeth Borchers (27 februari 1926 – 25 september 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e maart ook mijn blog van 1 maart 2021 en ook mijn blog van 1 maart 2020 en ook mijn romenu blog van 1 maart 2019  en ook mijn blog van 1 maart 2015 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *