Manuel Bandeira, Gudrun Reinboth, Stefan Schütz, n. c. kaser, Veniamin Kaverin, Pierre-Jean de Béranger, Louis Amédée Achard

De Braziliaanse dichter, schrijver en vertaler Manuel Carneiro de Souza Bandeira Filho werd geboren op 19 april 1886 in Recife. Zie ook mijn blog van 19 april 2007 en ook mijn blog van 19 april 2008.

Avondmaal

Wanneer de Onverbeide der mensen daar zal zijn
(Hetzij grimmig hetzij liefdevol),
Misschien ben ik dan bang.
Misschien ook glimlach ik, of zeg ik:
‘Welkom, onontkoombare!
Mijn dag was goed, de nacht mag vallen.
(De nacht met zijn betovering.)
De akker is geploegd, het huis aan kant,
De tafel is gedekt,
Met alle dingen op hun plaats.’

 

Vertaald door August Willemsen

 

Mijn geboortestad

Ik was een kind toen ik mijn geboortestad verliet.
Dertig jaar heb ik ver van haar doorgebracht.
Zo nu en dan zeiden ze me:
Je stad is compleet veranderd,
Zij heeft brede lanen en wolkenkrabbers…
Het is nu een mooie stad!

De angst sloeg mij om het hart.

Uiteindelijk heb ik mijn Recife weergezien
Zij is – inderdaad – compleet veranderd.
Zij heeft brede lanen en wolkenkrabbers.
Het is nu een mooie stad!

Degenen die mijn geboortestad zo mooi gemaakt hebben… de Duivel hale hen!

 

Vertaald door Jef van Egmond

 

My Last Poem

I would like my last poem thus

That it be gentle saying the simplest and least intended things
That it be ardent like a tearless sob
That it have the beauty of almost scentless flowers
The purity of the flame in which the most limpid diamonds are consumed
The passion of suicides who kill themselves without explanation.
Vertaald door Elizabeth Bishop

 

Bandeira_Recife

Manuel Bandeira (19 april 1886 – 13 oktober 1968)
Circuito da Poesia, Recife, Brazilië

 

De Duitse schrijfster en dichteres Gudrun Reinboth werd geboren op 19 april 1943 in Berlijn. Zie ook mijn blog van 19 april 2007 en ook mijn blog van 19 april 2008.

 

Antigenesis

 

Siebenter Tag:

Am Anfang jener Zeit

hatte der Mensch

die höchste Vollendung

zu denken, zu erkennen,

zum Leben zu führen

endgültig erreicht.

 

Die ihm untertane Erde

hielt den Atem an. –

 

Doch er nützte den Tag nicht,

den letzten, der ihm

gegeben war.

Nichts wirklich Böses

geschah: nur kindlich

löste er die Vernichtung aus,

einfach, weil sie möglich war.

 

Sechster Tag:

Da verschwand jedes

menschliche Leben.

Viele verglühten

ahnungslos sofort,

beneidet von allen,

die einen schleichenden Tod

nach ihnen starben.

 

Fünfter Tag:

Hier und da

rührte sich noch

zählebiges Getier,

aus Felsen und Höhlen

schwerfällig kriechend,

zerfetzte Haut nachschleifend

und verendend in Qualen.

Zuletzt noch schleppten

Käfer mit Taumeln

ihren Chitinpanzer

über die Asche.

Ihr Tod dauerte lang …

 

Reinboth

Gudrun Reinboth (Berlijn, 19 april 1943)

 

De Duitse schrijver Stefan Schütz werd geboren op 19 april 1944 in Memel. Zie ook mijn blog van 19 april 2007.

 

Uit: Der vierte Dienst

 

“Wir konnten uns den Planeten nicht aussuchen, auf dem unsere alte Schatulle notlandete, aber dafür, daß wir der intergalaktischen Polizei, der wir den Umstand zu verdanken haben, uns bis in diesen Teil des Universums verfolgt zu haben, entkommen sind, können wir doch ganz zufrieden sein mit unserem Unterschlupf.”

(…)

“Mir wird’s langsam zu bunt mit dir”, herrschte ich die schwarze Schatulle an, “wenn du dich nicht bald erklärst, bringe ich dich dahin zurück, wo ich dich gekauft habe.” Sie aber zeigte keine Regung und schien nur auf eine neuerliche Gelegenheit zu warten, mich anzuzapfen”.

 

Stefan_Schuetz

Stefan Schütz (Memel 19 april 1944)

 

De Zuidtiroolse dichter norbert c. kaser werd geboren op 19 april 1947 in Brixen. Zie ook mijn blog van 19 april 2007 en ook mijn blog van 19 april 2008.

 

Uit: N. C. Kaser elementar

 

“es lebt sich. ohne zeitung ohne radio eine gehstunde von der zivilisation entfernt .. straße gibt es keine. wie hinter zehn bergen liegt meran wo christian hausen wuerde & ladurner … meran das bundesdeutsche altersheim 12 km entfernt oder nichteinmal das.
ich gehe nie ins tal.
ich werde der landschaft nicht muede.
meine mutter ja die hab ich begraben.
das gasthaus genuegt mir. sie lieben mich im dorf. ich bin einer der ihren geworden: verträumt verschlagen & hinterhältig. (…)
der rhythmus ist ein anderer geworden .. ich habe nichts mehr zu verlieren & zu versaeumen. die tage sind schoen & das blau meines himmels noch ungemalt.”

 

Kaser

n. c. kaser (19 april 1947 – 21 augustus 1978)

 

De Russische schrijver Veniamin Kaverin werd geboren op 19 april 1902 in Pskov. Hij was de zoon van een dirigent en begon op het gymnasium met het schrijven van gedichten. In Sint Petersburg (Petrograd) studeerde hij vanaf 1920 Oosterse en Arabische talen. Samen met o.a. Michail Zostsjenko richte hij de literaire groep de Serapiosbroeders op. In 1922 publiceerde hij in een almanak van de groep het verhaal  “Kroniek van de stad Leipzig in het jaar 18”. Zijn eerste werk stond onder invloed van E. T. A. Hoffmann en Edgar Allan Poe. In 1929 verscheen zijn eerste roman De onruststoker. Bijzonder populair werd hij door zijn jeugdroman Twee Kapiteins die in delen verscheen tussen 1938 en 1944. In 1946 ontving hij er de Stalinprijs voor.

Uit: Two captains (Vertaald door Bernard Isaacs)

I remember  the  big dirty  yard and the  squat little houses with  the fence round them.  The  yard stood on  the edge  of the  river, and  in  the spring, when the flood-water subsided, it was littered with bits of wood and shells, and sometimes with things far more interesting. On one occasion, for

instance,  we  found  a postman’s  bag full of letters,  and afterwards  the waters brought  down the postman himself and deposited him carefully  on the bank. He was lying on his back, quite a young man, fair-haired, in postman’s uniform with shining buttons; he  must have  polished them up before setting out on this last round.

     A policeman took  the bag, but  Aunt Dasha kept the  letters-they  were soaking wet  and of no further use  to anybody. Not  all of them were soaked though. The bag  had been a new one, made of leather, and was closed  tight. Every evening Aunt Dasha used to read one of the letters  out, sometimes  to me alone, sometimes to the whole yard. It was so  interesting  that even the old women, who used to go to Skovorodnikov’s  to play cards, would drop  the game and join  us. There was  one letter which Aunt Dasha  used to read more often  than  any  other, so often, in fact,  that I  soon got to  know it by heart. Many years have passed  since then, but I can still remember  it from the first word to the last. “Dear Maria Vasilievna,

     “I hasten to  inform  you that Ivan Lvovich  is  alive  and well.  Four months ago, on  his orders, I left the  schooner  along with thirteen of the crew.  I hope to see you soon, so I shall not describe our difficult journey across the pack-ice to Franz Josef Land. We suffered  terrible hardships and privations. I will only say that  I  was the only one of  our party to reach Cape Flora safely (not counting a pair of frostbitten feet). I was picked up by the St. Phocas, of Lieutenant Sedov’s Expedition, and taken to Archangel.“

 

kaverin

Veniamin Kaverin (19 april 1902 – 4 mei 1989)

 

De Franse dichter en schrijver van liedteksten Pierre-Jean de Béranger werd geboren op 19 april 1780 in Parijs. Zie ook mijn blog van 19 april 2007.

 

LE PRINTEMPS ET L’AUTOMNE

 

Deux saisons règlent toutes choses,

Pour qui sait vivre en s’amusant:

Au printemps nous devons les roses,

À l’automne un jus bienfaisant.

Les jours croissent; le coeur s’éveille:

On fait le vin quand ils sont courts.

Au printemps, adieu la bouteille!

En automne, adieu les amours!

Mieux il vaudrait unir sans doute

Ces deux penchants faits pour charmer;

Mais pour ma santé je redoute

De trop boire et de trop aimer.

Or, la sagesse me conseille

De partager ainsi mes jours:

 

Au printemps, adieu la bouteille!

Au mois de mai j’ai vu Rosette,

Et mon coeur a subi ses lois.

Que de caprices la coquette

M’a fait essuyer en six mois!

Pour lui rendre enfin la pareille,

J’appelle octobre à mon secours.

Au printemps, adieu la bouteille!

Je prends, quitte, et reprends Adèle,

Sans façon comme sans regrets.

Au revoir, un jour me dit-elle.

Elle revint long-temps après;

J’étais à chanter sous la treille:

Ah! Dis-je, l’année a son cours.

Au printemps, adieu la bouteille!

Mais il est une enchanteresse

Qui change à son gré mes plaisirs.

 

Du vin elle excite l’ivresse,

Et maîtrise jusqu’aux desirs.

Pour elle ce n’est pas merveille

De troubler l’ordre de mes jours,

Au printemps avec la bouteille,

En automne avec les amours.

 

Pierre-JeanBeranger

Pierre-Jean de Béranger (19 april 1780 – 16 juli 1857)

 

De Franse schrijver Louis Amédée Achard werd geboren op 19 april 1814 in Marseille. Hij werkte er als journalist en trok later naar Parijs. Daar werkte hij voor bladen als Vert-Vert, Entracte, Charivari, l’Époque. Achard was een zeer produktief schrijver. Naast zijn journalistieke werk schreef hij ongeveer dertig toneelstukken en veertig boeken.

 

Uit: Belle-Rose

 

Il y avait, vers l’an 1663, à quelques centaines de pas de Saint-Omer, une maisonnette assez bien bâtie, dont la porte s’ouvrait sur le grand chemin de Paris. Une haie vive d’aubépine et de sureau entourait un jardin où l’on voyait pêle-mêle des fleurs, des chèvres et des enfants. Une demi-douzaine de poules avec leurs poussins caquetaient dans un coin entre les choux et les fraisiers; deux ou trois ruches, groupées sous des pêchers, tournaient vers le soleil leurs cônes odorants, tout bourdonnants d’abeilles, et çà et là, sur les branches de gros poiriers chargés de fruits, roucoulait quelque beau ramier qui battait de l’aile autour de sa compagne.

La maisonnette avait un aspect frais et souriant qui réjouissait le coeur; la vigne vierge et le houblon tapissaient ses murs; sept ou huit fenêtres percées irrégulièrement, et toutes grandes ouvertes au midi, semblaient regarder la campagne avec bonhomie; un mince filet de fumée tremblait au bout de la cheminée, où pendaient les tiges flexibles des pariétaires, et à quelque heure du jour que l’on passât devant la maisonnette, on y entendait des cris joyeux d’enfants mêlés au chant du coq.

 

Achard

Louis Amédée Achard (19 april 1814 – 24 maart 1875)