Maria van Daalen, Richard Aldington, Walter Hasenclever, Hanns Johst, Jean Ray, Jean de La Fontaine, Julius Mosen

De Nederlandse dichteres Maria van Daalen werd geboren op 8 juli 1950 in Voorburg.Zie ook mijn blog van 25 augustus 2006.

 

 

HOTEL NEW YORK, ROTTERDAM
Bruidssuite
kamer 207

 

Langs de lambrisering kruipt de nacht, de dag,
tussen de lakens, bruidswit, ingeweven
motieven: een schip, ‘HNY’. Gegeven:
de zijne, en waarom. Samen slapen mag

 

zonder getuigen, ik deel hem mijn leven
mee, dat de waterweg diep om ons heen lag
en de zee trok. In het zilverig licht zag
ik zijn ogen, de stroming, het was zeven/

 

acht juli, ik was vijftig geworden
en hij hield mij voorzichtig tegen zich aan,
streelde mij totdat ik insliep en droomde

 

van een ver land waarheen het schip opstoomde.
Zou er straks in gouden letters The End staan?
Een reis zonder script, dus voor gevorderden.

 

 

De getijden van de eeuwige wijsheid

Voorafgaand aan het denken is aanwezigheid;
voordat de schedel zijn naam draagt groeit hij dicht.

Ik zie in de verte een wolk aankomen,
boven de grond een grijze draaiende kolom.
Alles wordt opgezogen: graszoden, net gelegd,
marmerblokken, brieven, verlepte bloemen.
Iemand vaart schreeuwend omhoog.

Waar vind ik je als je bent uitgesproken,
man die ik liefheb? Misschien tussen de wijnranken,
hard en geknot, op een te heldere dag in februari,
of op de bodem van lauw zeewater;
schaduw kruipt over de schelpen, dicht, open.

Voorafgaand aan het lichaam is de adem
die de eerste cel vooruitblaast naar zijn deling.

Er loopt een straaltje bloed langs mijn bovenbenen;
het is de kleur rood van het genot.
Je veegt het uit met een vinger, je zegt
dat het zoet is en ik leg mijn hoofd opzij
om te zien hoe je gaat staan, hoe je gaat liggen.

Waarom kan ik niets maken van zand
dat geen leem bevat, dat niet nat is,
waarom zakt elke lijn die ik trek met mijn vinger
weg in zichzelf? Scherpe randen van zand
ritselen weg in zand, vullen ondieptes.

van-daalen1

Maria van Daalen (Voorburg, 8 juli 1950)

 

De Engelse schrijver en dichter Richard Aldington werd geboren op 8 juli 1892 in Portsmouth. Na zijn studie leefde hij als zelfstandig schrijver in Londen, waar hij in 1913 trouwde met de Amerikaanse schrijfster Hilda Doolittle. In 1912 sloot hij zich aan bij de beweging van de Imagisten en was hij uitgever van het avantgardistische tijdschrift The egoist. Aldington nam deel aan WO I. Zijn ervaringen werden natuurlijk ook in zijn literaire werk weerspiegeld, dat maatschappijkritischer en pessimistischer werd.

 

 

Bombardment

 

Four days the earth was rent and torn
By bursting steel,
The houses fell about us;
Three nights we dared not sleep,
Sweating, and listening for the imminent crash
Which meant our death.

The fourth night every man,
Nerve-tortured, racked to exhaustion,
Slept, muttering and twitching,
While the shells crashed overhead.

The fifth day there came a hush;
We left our holes
And looked above the wreckage of the earth
To where the white clouds moved in silent lines
Across the untroubled blue.

 

 

 

Goodbye!

 

Come, thrust your hands in the warm earth
And feel her strength through all your veins;
Breathe her full odors, taste her mouth,
Which laughs away imagined pains;
Touch her life’s womb, yet know
This substance makes your grave also.

Shrink not; your flesh is no more sweet
Than flowers which daily blow and die;
Nor are your mein and dress so neat,
Nor half so pure your lucid eye;
And, yet, by flowers and earth I swear
You’re neat and pure and sweet and fair.

 

 

aldington

Richard Aldington (8 juli 1892 – 27 juli 1962)

 

De expressionistische Duitse schrijver en dichter Walter Hasenclever werd op 8 juli 1890 in Aken geboren. Zijn lyrisch werk en zijn in 1916 voor het eerst opgevoerde drama Der Sohn maakten van hem een exponent van het literair expressionisme. In 1917 werd Walter Hasenclever met de Kleistprijs onderscheiden. Van 1924 tot 1930 leefde en werkte hij als journalist in Parijs. In deze tijd schreef hij een reeks toneelstukken (Ein besserer Herr, Ehen werden im Himmel geschlossen, Napoleon greift ein e.a.), die hem destijds tot een van de meest gespeelde toneelschrijvers in het Duitstalige gebied maakten. In 1930 werkte Hasenclever als filmscriptschrijver voor Greta Garbo in Hollywood. In 1933 werden zijn stukken in Duitsland verboden. Omdat hij als tegenstander van het Nazi-regime voor zijn leven vreesde, vluchtte hij naar het buitenland, waar hij – na de Duitse militaire successen – zelfmoord pleegde.

1917

 

Halte wach den Haß. Halte wach das Leid.
Brenne weiter am Stahl der Einsamkeit.

 

Glaub nicht, wenn du liest auf deinem Papier,
Ein Mensch ist getötet, er gleicht nicht dir.

 

Glaub nicht, wenn du siehst den entsetzlichen Zug
Einer Mutter, die ihre Kleinen trug

 

Aus dem rauschenden Kessel der brüllenden Schlacht,
Das Unglück ist nicht von dir gemacht.

 

Heran zu dem elenden Leichenschrein,
Wo aus Fetzen starrt eines Toten Bein.

 

Bei dem fremden Mann, vom Wurm zernagt,
Falle nieder, du, sei angeklagt.

 

Empfange d
ie ungeliebte Qual
Aller Verstoßnen in diesem Mal.

 

Ein letztes Aug, das am äther trinkt,
Den Ruf, der in Verdammnis sinkt;

 

Die brennende Wildnis der schreienden Luft,
Den rohen Stoß in die kalte Gruft.

 

Wenn etwas in deiner Seele bebt
Das dies Grauen noch überlebt

 

So laß es wachsen, auferstehn
Zum Sturm, wenn die Zeiten untergehn.

 

Tritt mit der Posaune des Jüngsten Gerichts
Hervor, o Mensch, aus tobendem Nichts!

 

Wenn die Schergen dich schleppen aufs Schafott,
Halte fest die Macht! Vertrau auf Gott;

 

Daß in der Menschen Mord, Verrat
Einst wieder leuchte die gute Tat,

 

Des Herzens Kraft, der Edlen Sinn
Schweb am gestirnten Himmel hin.

 

Daß die Sonn, die auf Gute und Böse scheint,
Durch soviel Ströme der Welt geweint,

 

Gepulst durch unser aller Schlag,
Einst wieder strahle gerechtem Tag.

 

Halte wach den Haß. Halte wach das Leid.
Brenne weiter, Flamme! Es naht die Zeit.

 

 

hasenclever

Walter Hasenclever (8 juli 1890 – 21 juni 1940)

 

De Duitse schrijver en nationaalsocialist Hanns Johst werd geboren op 8 juli 1890 in Seerhausen. Sinds 1935 was hij president van de Reichsschrifttumskammer. Met zijn aan Hitler opgedragen drama Schlageter vierde hij zijn grootste successen. Hij had er van 1929 tot 1932 aan gewerkt en het werd voor het eerst gespeeld op Hitlers verjaardag, 20 april 1933. Daarna werd het in meer dan duizend plaatsten opgevoerd. Johst verdiende er zo 50.000 Reichsmark mee. Het stuk gaat over een strijder van het vrijwilligerskorps die tijdens de bezetting van het Ruhrgebied in 1923 door het Franse militaire gerecht ter dood werd veroordeeld omdat hij aanslagen gepleegd had op militaire verkeersverbindingen. Johst proclameerde hem tot eerste soldaat van het Duitse Rijk.

 

Uit: Schlageter

 

„Ich kiecke mit meinem Feldstecher in die Gegend, und was sehe ich da…? Ein magerer kleiner Waffenstillstand! Und fünf vor dreizehn platzt dieser Friede […] wie eine Bombe.“

„Brüderlichkeit, Gleichheit… Freiheit… Schönheit und Würde! […] Nein, zehn Schritt vom Leibe mit dem ganzen Weltanschauungssalat… Hier wird scharf geschossen!

Wenn ich Kultur höre… entsichere ich meinen Browning!“

 

 

De laatste uitspraak over de Browning stamt dus niet van Hermann Göring, maar komt uit dit stuk van Hanns Johst.

 

 

johst-hanns-2

Hanns Johst (8 juli 1890 – 23 november 1978)

 

De Frans- en Nederlandstalige Belgische schrijver Jean Ray (bekendste pseudoniem van Raymond de Kremer) werd geboren op 8 juli 1887 in Gent. Ray was een schrijver van (meestal fantastische) romans en verhalen, detectives, sprookjes, scenario’s voor stripverhalen, gedichten en liederen. Bovendien schreef hij teksten voor revues en honderden columns en journalistieke bijdragen over folklore. Als Jean Ray schreef hij in het Frans voor volwassenen; voor zijn Nederlandse jeugdverhalen gebruikte hij meestal de naam John Flanders. Voorts hanteerde hij talrijke andere pseudoniemen (Tiger Jack, R.M. Temple, John Sailor, Kapitein Bill…) en publiceerde hij veelvuldig anoniem (o.m. zijn Harry Dickson-verhalen). Qua vorm gaat zijn oeuvre van het superkorte verhaal (tien regels en alles is gezegd) tot lijvige romans.

Uit: Rues

Mais je sais des rues où jamais rien ne se passa de pareil, qui jamais ne se sont départies de calme et de vertu, et qui ont pour moi le visage vert de la peur. Mes nerfs n’y sont pour rien; c’est mon subconscient qui est entré en jeu; c’est l’autre plan, le terrible plan hypergéométrique, quadri-dimensionnel, qui est en cause.
C’est ce que j’appellerai le potentiel de la rue qui, en partie, crée mon épouvante. Enfant, je suppliais mes parents de ne pas me faire passer, au cours de nos promenades, par une certaine rue, proche de la cathédrale Saint-Bavon de Gand.
Une petite rue provinciale aux maisons basses et paisibles, sentant l’encens et les aigres parfums des pieux carêmes.
Mes parents haussaient les épaules et, comme ils n’encourageaient guère mes caprices, me giflaient et me faisaient marcher devant eux par la rue abhorrée. J’en étais littéralement malade.
Plus tard, cette crainte se dissipa; mais néanmoins j’évitais la rue. Un jour, j’avais quelque vingt ans à  cette époque, entre chien et loup, en longeant le vieux séminaire, une furieuse averse me surprit. C’était, je crois, par une soirée de fête et j’avais hâte de rentrer chez moi, où bien des plaisirs m’attendaient. Je pris au plus court: par ladite rue.
Or, voici qu’une des petites maisons bourgeoises avait été transformée en une pâtisserie de bonne mine. Ah! quel amour d’officine sucrée!»

 

 

Ray

Jean Ray (8 juli 1887 – 17 september 1964)

 

De Franse schrijver Jean de La Fontaine werd op 8 juli 1621 geboren in Château-Thierry in Champagne. Zie ook mijn blog van 8 juli 2006.

 

Le Corbeau et le Renard

Maître Corbeau, sur un arbre perché,
Tenait en son bec un fromage.
Maître Renard, par l’odeur alléché,
Lui tint à peu près ce langage :
“Hé ! bonjour, Monsieur du Corbeau.
Que vous êtes joli ! que vous me semblez beau !
Sans mentir, si votre ramage
Se rapporte à votre plumage,
Vous êtes le Phénix des hôtes de ces bois.”
A ces mots le Corbeau ne se sent pas de joie ;
Et pour montrer sa belle voix,
Il ouvre un large bec, laisse tomber sa proie.
Le Renard s’en saisit, et dit : “Mon bon Monsieur,
Apprenez que tout flatteur
Vit aux dépens de celui qui l’écoute :
Cette leçon vaut bien un fromage, sans doute. “
Le Corbeau, honteux et confus,
Jura, mais un peu tard, qu’on ne l’y prendrait plus.

 

La_Fontaine

Jean de La Fontaine (8 juli 1621 – 13 april 1695)

 

De Duitse dichter en schrijver Julius Mosen (eig. Julius Moses) werd geboren op 8 juli 1803 in Marieney in het Vogtland. Hij bezocht het gymnasium in Plauen en studeerde daarna rechten in Jena. In 1835 vestigde hij zich als advocaat in Dresden. In 1844 verhuisde hij naar Oldenburg waar hij dramaturg werd aan het hoftheater. Zijn bekendste gedicht is het “Andreas-Hofer-Lied“ (“Zu Mantua in Banden”), dat tegenwoordig de hymne is van het bondsland Tirol. Tot zijn belangrijkste werken behoren
verder Ritter Wahn, Cola Rienzi en Der Kongreß von Verona.

 

 

Zu Mantua in Banden

 

In Mantua in Banden der treue Hofer war.

In Mantua zum Tode führt ihn der Feinde Schar.

Es blutet der Brüder Herz: Ganz Deutschland,

ach in Schmach und Schmerz.

 

Mit ihm das Land Tirol, mit ihm das Land Tirol,

mit ihm das Land Tirol, mit ihm das Land Tirol.

Die Hände auf dem Rücken der Sandwirt Hofer ging

mit ruhig festen Schritten. Ihm schien der Tod gering,

den er so manchesmal

vom Iselberg geschickt ins Tal

Im heil’gen Land Tirol.

Doch als aus Kerkergittern im festen Mantua

die treuen Waffenbrüder die Händ’er strecken sah,

da rief er laut: “Gott sei mit euch,

mit dem verrat’nen Deutschen Reich

und mit dem Land Tirol!”

Dem Tambour will der Wirbel nicht unterm Schlegel vor,

als nun der Sandwirt Hofer schritt durch das finst’re Tor.

Der Sandwirt, noch in Banden frei,

dort stand er fest auf der Bastei.

Der Mann vom Land Tirol.

Dort sollt’ er niederknien. Er sprach: “Das tu’ ich nit!

Will sterben, wie ich stehe, will sterben, wie ich stritt.

So wie ich steh’ auf dieser Schanz;

Es leb’ mein guter Kaiser Franz,

mit ihm das Land Tirol!”

Und von der Hand die Binde nimmt ihm der Korporal,

und Sandwirt Hofer betet allhier zum letzten Mal.

Dann ruft er: “Nun, so trefft mich recht!

Gebt Feuer! – Ach, wie schießt ihr schlecht!

Ade, mein Land Tirol!”

 

 

Julius_Mosen

Julius Mosen (8 juli 1803 – 10 oktober 1867)