De Nederlandse (sport)journalist, schrijver en radio- en televisiepresentator Martinus Jan (Mart) Smeets werd geboren in Arnhem op 11 januari 1947. Smeets is sinds 1974 verbonden aan Studio Sport als verslaggever en presentator en sinds 2002 in vaste dienst van de NOS. Hij doet al jaren vanuit Frankrijk verslag van de Ronde van Frankrijk. Hij doet tevens verslag van diverse schaatsevenementen, schrijft wekelijkse columns, onder andere voor Sportweek, Trouw, Haarlems Dagblad en VARA-gids. Over zijn werk en zijn passies (onder andere muziek en eten) schrijft hij boeken met losse verhalen, waarin hij op een persoonlijke wijze weergeeft wat hij van bepaalde zaken vindt Op 3 december 2008 gunde de jury van de Beeld en Geluid Awards, voorheen de Gouden Beelden, de oeuvreprijs aan Mart Smeets. Hij kreeg tevens een plek in de glazen Wall of Fame in het gebouw van Beeld en Geluid in Hilversum.
Uit: Sportzomerdagboek
„Het wordt elf uur en de telefoon blijft rustig. Geen geluid. Kwart over elf. Niets nog.
Half twaalf. Ik zet de radio iets harder en K. kijkt me weer aan. Ik zeg niets. Mijn binnenste rommelt en ik heb een lichte hoofdpijn.
Zeven minuten over half twaalf. Ik voel eerst de trilling van het apparaatje, hoor dan de ringtoon. Ik neem op: ‘Zeg het maar, Tjeb.’ Hij zegt met rustige stem: ‘Ik zie je volgende maand in Peking.’ Over famous first words gesproken.
Ons gesprek duurt niet lang. Ik feliciteer hem en K. roept hard ‘Yes, yes, yes,’ en balt haar vuist in de lucht. We hangen op en ik voel dat ik natte ogen krijg. Hij heeft bereikt wat hij wilde. Helemaal alleen. Ooit had hij een droom en die heeft hij helemaal zelf waargemaakt.“
Uit: Op de fiets lukte het Hamilton niet (Column in Trouw)
”Er is een tijd geweest dat ik met bewondering naar Tyler Hamilton keek. Hij was onder de vleugels van Lance Armstrong vertrokken naar graziger weiden en had het shirt van CSC aangedaan. Dat rood, wit en zwart stond hem goed en onder de kneedbare handen van Bjarne Riis kwam ineens een renner uit die veel beter leek te zijn dan knecht alleen.
Ik herinner me dat hij viel; een lullige val, over een stoeprand, en dat zijn schouder vet ingetapet moest worden en dat hij duizend doden stierf om nog maar op de fiets te kunnen blijven.
Dat was het Tour-jaar dat een complete filmploeg met veel tamtam hem tijdens de ronde volgde: 2003, zijn eerste jaar in eigen schoenen. Overal waren die mannen; ze filmden hem van ’s ochtends vroeg tot lang na de massagetafel. De film, die in 2004 uitgebracht zou worden, zou de intense schoonheid van het wielrennen in de Tour naar voren brengen.
Ik hoorde dat de film door kitsch heen vloog, maar dat de essentie mooi was: de kale mens op een ijzeren ros in de vrije natuur tegen een berg op klauterend. Alleen.
Ik weet nog van het gedoe van Hamilton met zijn hond: Tugboat, een trouw beest dat ziek werd en afgemaakt moest worden terwijl zijn baasje in de Franse ronde tegen grootmacht Armstrong opbood en voorzichtig ten onder ging.
Tugboat overleed en de halsband van het trouwe dier werd een houvast voor de kleine renner. Huilend en triest zocht hij zijn geluk in een ellenlange solovlucht door de Pyreneeën.
Het lukte en iedereen klapte hem toe: wat een karakter, wat een doorzettingsvermogen, wat een held.
Als je foto’s van die dag ziet, bemerk je de trotse Hamilton die zijn leermeester Armstrong vol liefde bij de schouders vasthoudt. De twee praten en hebben een uiterst tevreden trek om de mond. Allebei.
Dan wordt het augustus en wordt Hamilton olympisch kampioen. De olijftak op zijn hoofd knelt meteen: positief. Bloeddoping. B-staal niet mogelijk, want onzorgvuldig gedrag bij een laboratoriumbeambte. Hij houdt goud en trekt verder de wereld in.
De Vuelta in september, een gewonnen tijdrit en de leiderstrui; Grote Winst nadert, maar weer ontploffen de testketels: weer positief.
Twee maal in twee maanden; dat is iets teveel.”
Mart Smeets (Arnhem, 11 januari 1947)