De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.
Niet als een vogel
In vrouwen zijn
kleineren vrouwen,
soms grotere vrouwen
en nog grotere vrouwen in die vrouwen.
De mannen
laten zien aan wie niet kan
door te doen alsof zij bijna niet kunnen
tussen schaduwen stil zitten.
Zij laten zien aan wie kan vliegen,
niet als een vogel
maar als een vogel die uit een vogel
gehaald wordt en weer teruggezet.
Eerst dit dan dat
Allebei de schoenen?
Een schoen doe je uit
als een vrouw bij je op bezoek komt
en je niet met haar wilt trouwen.
Eerst stilte, dan uitleg;
eerst duidelijk, dan verbazend;
eerst de rechterschoen, dan de linkerschoen,
dan de linkersok, dan de rechtersok.
Is er iemand die daarover geen gedicht zou willen schrijven?
Er is nog iets wat ik niet moet vergeten te doen, maar ik hoef er nu niet aan te denken.
Het paard
Een rechtvaardig man kwam op een paard aan.
Hij sliep met alle vrouwen uit een dorp
zonder te letten op een gezicht of een hand.
Het paard stond over hem als hij in een veld
met een vrouw lag. Als hij in een huis
verdween wachtte het paard voor de ingang.
Als men het paard alleen zag wierp men
scherpe stenen en zand naar hem. Het voedsel
nam men weg dat de man voor het paard neerlegde.
De huid van het paard ging kapot en het paard
werd steeds magerder. Ten slotte kon het paard
niet meer rechtop staan met de man in het zadel.
Daarom liepen zij voortaan naast elkaar
door het dorp. Zelfs de jongere vrouwen
deden het hinken en angstig kijken van het paard na.
De Ierse dichter Seamus Heaney werd op 13 april 1939 te County Derry, Noord-Ierland, geboren. Zie ook alle tags voor Seamus Heaney op dit blog.
Spitten
Tussen mijn vinger en mijn duim
rust de gedrongen pen, knus als een buks.
Onder mijn raam een helder raspend graven
als de spa zinkt in grinderige aarde:
mijn vader die spit. Ik kijk ernaar
tot zijn gespannen romp zich laag over
de bloembedden buigt, twintig jaar verder weer
opduikt, ritmisch bukkend tussen aardappelrijen
waar hij spitte.
De lompe schoen op het ijzer genesteld, de steel
stevig kantelend over binnenkant knie.
Hij ontwortelde hoog loof, begroef de scheprand diep
om nieuwe aardappels rond te strooien die wij raapten,
genietend van hun koele hardheid in onze handen.
Mijn god, kon die ouwe een spa hanteren.
Net als zijn ouwe.
Mijn grootvader stak meer turf op een dag
dan alle andere mannen op Toners veld.
Eens bracht ik hem melk in een fles,
morsig gekurkt met papier. Hij strekte zich
om hem leeg te drinken, ging toen meteen weer aan ’t werk,
afgepast stekend en snijdend, plaggen over
zijn schouder gooiend, omlaag en omlaag
naar de goede turf. Spittend.
De koude geur van teelaarde, het zuigen en kletsen
van slappen turf, het straffe snijden van een scheprand
door levende wortels, worden wakker in mijn hoofd.
Maar ik heb geen spa om zulke mannen op te volgen.
Tussen mijn vinger en mijn duim
rust de gedrongen pen.
Ik zal ermee spitten.
Vertaald door Jan Eijkelboom
Zie voor nog meer schrijvers van de 13e april ook mijn blog van 13 april 2019 en ook mijn blog van 13 april 2018 en ook mijn blog van 13 april 2014.