De Nederlandse schrijver Nescio (pseudoniem van Jan Hendrik Frederik Grönloh) werd geboren in Amsterdam op 22 juni 1882. Zie ook alle tags voor Nescio op dit blog.
Uit: De Uitvreter
“Na zes weken kwam hij terug met zes knoopen aan zijn jas en een paar rooie pluche pantoffels aan zijn voeten. Hij weigerde alle opheldering. Waar zijn vischhengel was? Oh, die had i uit den trein laten vallen. Hij was ook nog een keer in ’t water gevallen, zei i. Meer liet hij niet los. Blijkbaar had i zich al dien tijd niet laten scheren, hij had een kleur van roode baksteen en een lucht van koemest bij zich. Hij bracht twee pond tabak mee, die niemand rooken kon. Hij was er aan verslaafd en kwam in veertien dagen niet om een sigaar. Toen waren de twee pond op, plus een peukie dat hij ook nog had meegebracht. Toen bleek dat hij nergens in Amsterdam dien tabak kon krijgen. Hij schreef er om naar Friesland, maar kreeg geen antwoord. Hij was er beroerd van. Maar na een paar dagen zag ik hem toch weer bij Bavink zitten met een sigaar in ’t hoofd, van Bavink natuurlijk.
Den zomer daarop was Japi weer verdwenen. Toen kwam ik hem tegen op den Boulevard du Nord in Brussel. Mijnheer was piekfijn, glad geschoren, een grijs hoedje, een goudgeel smal zijden dasje, een geruit overhemd, een gordel, een wit flanellen jasje met dunne blauwe streepjes, een witte linnen broek, van onder onberispelijk omgestreken, bruine sokken met witte ruiten, lage schoenen.
Hoe het ging? Patent. Wat hij daar deed? Op en neer loopen van het Gare du Nord naar het Gare du Midi over de boulevards. Of hij zich amuseerde? Uitstekend. Waar hij woonde? In Uccle. Wie hij uitvrat? Hij lachte, maar gaf geen antwoord. In het Maastrichtsche bierhuis op de Place Brouckère dronken wij ettelijke potjes zuur bier, waar hij verzot op was geworden. Eigenlijk dronk hij al die ettelijke potjes op een na, dat ik staan liet. Hij zat weer prinselijk achterover op zijn stoel en dronk met waardigheid en smaak, hield een beschouwing over asphalt, over de groote markt, over het mooie weer, zei toen dat hij naar huis moest en vroeg waar ik logeerde. Dan zou hij mij eens komen opzoeken. Daarna betaalde hij de potjes bier, en liet mij in verbazing achter.”
De Nederlandse dichter Juliën Holtrigter (pseudoniem van Henk van Loenen) werd geboren op 22 juni 1946 in Hilversum. Zie ook alle tags voor Juliën Holtrigter op dit blog.
De man met de schaar
De voet van de toren steekt diep in de mythe.
De spits prikte ooit in het vlies van de hemel.
Er lekt nog wat licht uit het gaatje
De treurwilg verbeeldt zich fontein. Zij heeft
meer weg van een paard. Er slapen doden
onder haar manen.
Hier woont de man met de schaar, hij
knipt de wereld in stukken en lijmt haar.
In zijn domein bevraagt hij zijn brein,
hier werkt hij de vreemdste registers
naar binnen, de krankzinnigste lijsten.
Langzaam maar zeker stikt het verhaal
in de taal en wat blijft is
een ijzig soort zwijgen.
Onverwacht bezoek
God woont ver weg.
Ik heb zelfs zijn honden nooit horen blaffen.
Ik heb van zijn brood gegeten maar ik
verleerde van hem te spreken.
Hij schreef mij nog wel eens en vroeg het
dan weer: waar is je broer?
Wel, zijn Volvo staat hier voor de deur,
zijn groot licht gericht op de hemel.
Hij gaat juist vertrekken.
Van auto’s houd ik alleen in de nacht.
Hun harde glans en de kracht van hun
brullende motor, hun draai in
het opspattend grind.
De Nederlandse dichter en theatermaker Jaap Robben werd geboren in Oosterhout op 22 juni 1984. Zie ook alle tags voor Jaap Robben op dit blog.
Als ik niet meer thuis kom
Wanneer het morgen
toch ochtend wordt,
blijf dan niet rollen
naar de koude plekken
in ons bed.
Doe gerust
zoals je deed
voor je me kende.
Besmeer een boterham,
schil een appel
op ons stenen aanrecht
en laat een vlieg naar buiten.
Mis me maar niet,
vergeet me
heel voorzichtig.
Je hoeft niet verliefd te blijven
op de stilte.
Hoe we buren werden
Waar wij nu staan heette
hier
en de verte noemde men
ginder.
Tot het ineens door lijnen
werd verdeeld
in ons en andermans gras.
Een streep veel dunner nog dan niks
bepaalde dat wij voortaan hetzelfde
en iedereen daar achter,
toch echt heel anders was.
De Finse dichter, criticus en geograaf Aaro Hellaakoski werd geboren op 22 juni 1893 in Oulu. Zie ook alle tags voor Aaro Hellaakoski op dit blog.
A rustling
The odour of all the leaves bursting –
that’s all I know now
in this rustle and flow
of rain. Doors are opening
into the greater art and key:
as things are, just let them be,
chancy, clear,
as the wind is here.
Just now I’m whole, just now
I’m one with every bursting bough.
Summer scenting my mouth and me,
I’m a glint of rain on a tree –
exhaling into the leaves,
and smiling at the huge verve
of a daybreak on the skyline’s curve.
I neither deny nor believe.
Paradiso
I’m silent as death.
Not a move not a word.
But what’s this I heard?
A wind’s breath –
deep in my being
where no being’s available
The utterly unsayable
is ready for saying
openly now
with no fierce
pain. Yes, my wall’s pierced
through and through –
for gladly somewhere
– as no one’s speaking –
a song’s breathing
in dreamers everywhere
Vertaald door Herbert Lomas
De Belgische dichter en schrijver Willie Verhegghe werd op 22 juni 1947 te Denderleeuw geboren. Zie ook alle tags voor Willie Verhegghe op dit blog.
Kasseien
Kaalkoppen van steen, met stomheid geslagen,
in de aarde geduwd als kleine doden,
een koude glans als grijnslach om hun bult
die met zijn getuite mond de renners tart
Elke kassei een schok, een steen
op de maag, een naald in dij en kuit.
Renners vloeken, spuwen vlokken schuim
en tuimelen dan als patrijzen met hoofd
en hersens op de hobbelige helleweg.
Die als een omgevallen klaagmuur zucht.
Hun kop staat scheef, beven doen ze
als staat de dood voor hen.
Tanden knarsen, breken tot gruis
dat zich als wit poeder met het bloed
der huiverende helden mengt.
Kasseien: bloedloze keizers van terreur
en harde stenen stilte.
Shall Life Renew These Bodies?
De gevelde dichter spreekt door moeders keuze
op zijn witte grafsteen, vraagt zich af
wat de wormen met de lijken doen:
zullen zij uit rottend vlees nieuw leven vreten
of blijft de dood doodgewoon zichzelf?
Al deze lichamen blijven ondergronds,
verdwijnen elke dag wat meer en krimpen
tot zij aarde met de aarde zijn.
Het oog draagt zijn laatste traan,
de mond sluit zich zonder woord of klank.
Onder verzepend vlees het koppig bot
dat in zijn witheid waakt en weerstand biedt
aan vocht en duizend kilo grond.
Het geslacht kwijnt weg tot haperende herinnering
aan vuur en vlinders van een ver verleden.
De Duitse schrijver Erich Maria Remarque (pseudoniem van Erich Paul Remark) werd geboren op 22 juni 1898 in Osnabrück. Zie ook alle tags voor Erich Maria Remarque op dit blog.
Uit: Im Westen nichts Neues
„Ein Einschlag hallt irgendwo. Wir zucken auf, die Augen sind gespannt, die Hände wieder bereit, um die Körper über die Wände des Wagens in den Straßengraben zu werfen.
Es kommt nichts weiter. – Monoton nur die Rufe:»Achtung
– Draht«- wir gehen in die Knie, wir sind wieder im Halbschlaf.
Es ist beschwerlich, die einzelne Laus zu töten, wenn man Hunderte hat. Die Tiere sind etwas hart, und das ewige Knipsen mit den Fingernägeln wird langweilig. Tjaden hat deshalb den Deckel einer Schuhputzschachtel mit Draht über einem brennenden Kerzenstumpf befestigt. In diese kleine Pfanne werden die Läuse einfach hineingeworfen – es knackt, und sie sind erledigt.
Wir sitzen rundherum, die Hemden auf den Knien, den Oberkörper nackt in der warmen Luft, die Hände bei der Arbeit. Haie hat eine besonders feine Art von Läusen: sie haben ein rotes Kreuz auf dem Kopf. Deshalb behauptet er, sie aus dem Lazarett in Thourhout mitgebracht zu haben, sie seien von einem Oberstabsarzt persönlich. Er will auch das sich langsam in dem Blechdeckel ansammelnde Fett zum Stiefelschmieren benutzen und brüllte eine halbe Stunde lang vor Lachen über seinen Witz. Doch heute hat er wenig Erfolg; etwas anderes beschäftigt uns zu sehr.
Das Gerücht ist Wahrheit geworden. Himmelstoß ist da. Gestern ist er erschienen, wir haben seine wohlbekannte Stimme schon gehört. Er soll zu Hause ein paar junge Rekruten zu kräftig im Sturzacker gehabt haben. Ohne daß er es wußte, war der Sohn des Regierungspräsidenten dabei. Das brach ihm das Genick.
Hier wird er sich wundern. Tjaden erörtert seit Stunden alle Möglichkeiten, wie er ihm antworten will. Haie sieht nachdenklich seine große Flosse an und kneift mir ein Auge. Die Prügelei war der Höhepunkt seines Daseins; er hat mir erzählt, daß er noch manchmal davon träumt.“
De Amerikaanse schrijver Dan Brown werd geboren in Exeter, New Hampshire, op 22 juni 1964. Zie ook alle tags voor Dan Brown op dit blog.
Uit:The Davinci Code
“The attacker aimed his gun again. “When you are gone, I will be the only one who knows the truth.”
The truth. In an instant, the curator grasped the true horror of the situation. If I die, the truth will be lost forever. Instinctively, he tried to scramble for cover.
The silencer spat, and the curator felt a searing heat as the bullet lodged in his stomach. He fell forward…struggling against the pain. Slowly, Saunière rolled over and stared back through the bars at his at tacker.
The man was now taking dead aim at Saunière’s head.
Saunière closed his eyes, his thoughts a swirling tempest of fear and regret.
The click of an empty chamber echoed through the corridor.
The curator’s eyes flew open.
The man glanced down at his weapon, looking almost amused. He reached for a second clip, but then seemed to reconsider, smirking calmly at Saunière’s gut. “My work here is done.”
The curator looked down and saw the bullet hole in his white linen shirt. It was framed by a small circle of blood a few inches below his breastbone. My stomach. Almost cruelly, the bullet had missed his heart. As a veteran of La Guerre d’Algérie, the curator had witnessed this horribly drawn out death before. For fifteen minutes, he would survive as his stomach acids seeped into his chest cavity, slowly poisoning him from within.”
Zie voor nog meer schrijvers van de 22e juni ook mijn blog van 22 juni 2014 deel 1 en eveneens deel 2.