De Nederlandse schrijver Nescio (pseudoniem van Jan Hendrik Frederik Grönloh) werd geboren in Amsterdam op 22 juni 1882. Zie ook alle tags voor Nescio op dit blog.
Uit: Titaantjes
“Waar we ook heel sterk in waren, dat waren, na kantoor, tochten naar den Ringdijk. Daar zaten we in ’t gras tusschen de boterbloemetjes beneden aan den dijk en dan kwamen de nieuwsgierige koeien met hun groote oogen en keken naar ons en wij keken naar de koeien. En dan kon je ervan opaan, dat Bavink over Lien begon. Op de een of andere manier moeten die koeienoogen daar iets mee uit te staan gehad hebben. En dan begon ’t te schemeren, de kikkers gingen kwaken, één ging er vreeselijk te keer, vlak bij mijn schoen, m’n eene voet lag bijna in de sloot. Andere hoorde je zachtjes, ver, heel ver weg. Een koe, die je nauwelijks meer kon zien in de halve duisternis, hoorde je ’t gras afschuren. In de verte begon er een klagelijk te loeien. Een paard holde heen en weer, je hoorde ’t maar zag ’t niet. De koe bij ons blies en werd onrustig. Bekker zei: “’t Is hier goeie. Zoo moest ’t maar blijven.”
Bavink stond overeind en breidde z’n armen uit en luisterde, en ging daarna weer zitten en zei dat we der ook nooit iets van zouden snappen, hij zelf ook niet, en dat we eigenlijk niet veel beter waren dan al die andere lui, en ik geloof, dat-i daar heel na aan de waarheid was.
Neen, we deden eigenlijk niets. Ons werk op kantoor deden we niet al te best, en onze bazen verachtten we, behalve Bavink en Hoyer, die geen bazen hadden en niet begrepen, waarom we iederen dag weer naar die bazen toegingen.
We wachtten maar. Waarop? Dat hebben we nooit geweten. Bekker zei: “Op ’t koninkrijk Gods.” Dat wil zeggen, dat heeft-i een keer gezegd zonder zich nader te verklaren. Bavink had ’t altijd over “het einde, dat meteen ’t begin zou wezen.” Wij vonden dat allemaal volkomen duidelijk en weidden er niet verder over uit.”
Nescio (22 juni 1882 – 25 juli 1961)
Cover audio cd, 2005
De Nederlandse dichter Juliën Holtrigter (pseudoniem van Henk van Loenen) werd geboren op 22 juni 1946 in Hilversum. Zie ook alle tags voor Juliën Holtrigter op dit blog.
Gelukkig wakker geworden
Gelukkig wakker geworden, meteen al
in tongen gezongen van raadselwater, veer
gehikt en zo meer.
Vanuit haar serre kijk ik de hemel
recht in haar vrijheid.
Tussen de bomen schittert de zee.
Ik blijf maar vissen: blikschade, zwik,
spaat, maskerade, tsja, om regels te vangen
moet men een woordje uitwerpen.
Hé, zwaan kleef maar aan, roept mijn duifje,
daar bromt de taalstrot, hier resoneert hij.
Zij hangt haar kousen te drogen.
Ik lig op haar bed en steek een sigaar op.
Stofje
Ik kwam net uit school toen het dreunde,
het halve heelal drong zich door mijn oren
naar binnen, diep in mijn hoofd hield zich stil
en BHAAAAM! explodeerde.
Ik had mijn kamer verduisterd.
Met mijn zaklamp bescheen ik mijn tanden.
Ik ben maar een stofje, zei ik tegen de spiegel,
maar tegelijk een radertje in het systeem.
Ik hoorde verre muziek en begon te geloven
te kunnen ontsnappen, ik rende naar buiten.
Diep in de tuin van geluiden vonkte het tussen
schrikdraad en schaar, daar in de jungle
van het gazon waar de torren tokkelden
op hun gitaren.
Juliën Holtrigter (Hilversum, 22 juni 1946)
De Nederlandse dichter, schrijver en theatermaker Jaap Robben werd geboren in Oosterhout op 22 juni 1984. Zie ook alle tags voor Jaap Robben op dit blog.
Uit: Birk
‘Eet je niks?’
Ik haalde schokkerig mijn schouders op.
‘Kun je niet meer praten?’
‘Ik heb genoeg’, zei ik.
‘Dat was niet veel dan.’
‘Sorry.’
‘Straks niet als een klein kind gaan zeuren dat je wat anders moet hebben.’ Ze nam mijn kommetje, kieperde de soep terug in de pan en zette hem samen met die van haar op het aanrecht.
De pan en de soepkom voor mijn vader bleven staan. Ze zag dat ik ernaar keek. ‘Die vader van jou warmt zijn soep zelf maar op.’ Wanneer ze hem die vader van jou noemde, vond ze dat hij iets had goed te maken. Met een vochtig doekje veegde ze strepen over de tafel tot het hele blad donkerbruin was.
‘Hij zwom weg’, struikelde uit mijn mond.
‘Hmm?’
‘Papa zwom weg.’
‘“Zwom weg”?’
‘Ja.’
‘Hoezo?’
‘Weet ik niet.’
Ze keek me niet-begrijpend aan. ‘Waarheen dan?’
Ik trok mijn schouders op.
‘Zei hij niet wat hij ging doen?’
Weer trok ik mijn schouders op.
‘Je weet toch wel of hij iets zei?’
‘Niks, denk ik.’
Jaap Robben (Oosterhout, 22 juni 1984)
De Finse dichter, criticus en geograaf Aaro Hellaakoski werd geboren op 22 juni 1893 in Oulu. Zie ook alle tags voor Aaro Hellaakoski op dit blog.
A rustling
The odour of all the leaves bursting –
that’s all I know now
in this rustle and flow
of rain. Doors are opening
into the greater art and key:
as things are, just let them be,
chancy, clear,
as the wind is here.
Just now I’m whole, just now
I’m one with every bursting bough.
Summer scenting my mouth and me,
I’m a glint of rain on a tree –
exhaling into the leaves,
and smiling at the huge verve
of a daybreak on the skyline’s curve.
I neither deny nor believe.
Vertaald door Herbert Lomas
Aaro Hellaakoski (22 juni 1893 – 23 november 1952)
Monument in Oulu
De Belgische dichter en schrijver Willie Verhegghe werd op 22 juni 1947 te Denderleeuw geboren. Zie ook alle tags voor Willie Verhegghe op dit blog.
De Italianen
Uit Abbruzzendorpen van ruwe hoge kalk
en hemeltergende armoede kwamen ze,
zuiderse mannen op de vlucht voor honger,
met zwarte glans in oog en haar.
Hun namen als klanken van Verdi:
Gaetano, Rodolfo, Cosimo, Orlando.
Diep onder het sombere Marcinelle
praatten zij met heftige gebaren
over la mamma, bambini en amore.
In hun huizen hingen verre foto’s
van grootvaders met Caruso-knevels
en kerkjes in godvergeten dorpen.
Anorato Pasquarelli-met-het-kunstbeen
zorgde voor de trouwe blinde paarden,
Angelo Galvan ging het vuur tegemoet
en werd levende legende, een engel gelijk.
Rocco en Camillo Lezzi waren broers:
men vond hen hand in hand. Warme diepe dood.
Willie Verhegghe (Denderleeuw, 22 juni 1947)
De Duitse schrijver Erich Maria Remarque (pseudoniem van Erich Paul Remark) werd geboren op 22 juni 1898 in Osnabrück. Zie ook alle tags voor Erich Maria Remarque op dit blog.
Uit: Im Westen nichts Neues
„Kropp und Müller unterhalten sich. Kropp hat als einziger ein Kochgeschirr voll Linsen erbeutet, wahrscheinlich bei der Pionierküche. Müller schielt gierig hin, beherrscht sich aber und fragt: „Albert, was würdest du tun, wenn jetzt auf einmal Frieden wäre?“
‚Frieden gibt’s nicht!“ äußert Albert kurz.
„Na, aber wenn-“, beharrt Müller, „was würdest du machen?“
„Abhauen“ knurrt Kropp.
„Das ist klar. Und dann?“
„Mich besaufen“, sagt Albert.
„Rede keinen Quatsch, ich meine es ernst-“
„Ich auch“, sagt Albert. „Was soll man denn anders machen?“
Kat interessiert sich für die Frage. Er fordert von Kropp seinen
Tribut an den Linsen, erhält ihn, überlegt dann lange und meint: , ,Besaufen könnte man sich ja, sonst aber auf die nächste Eisenbahn – und ab zu Muttern. Mensch, Frieden, Albert-“
Er kramt in seiner Wachstuchbrieftasche nach einer Photographie und zeigt sie stolz herum. „Meine Alte!“ Dann packt er sie weg und flucht: , ,Verdammter Lausekrieg-“
„Du kannst gut reden“, sage ich. „Du hast deinen jungen und deine Frau.“
„Stimmt“, nickt er. „Ich muß dafür sorgen, daß sie was zu essen haben.“
Wir lachen. „Daran wird’s nicht fehlen, Kat, sonst requirierst du eben.“
Müller ist hungrig und gibt sich noch nicht zufrieden.
Er schreckt Haie Westhus aus seinen Verprügelträumen.”
Erich Maria Remarque (22 juni 1898 – 25 september 1970)
De Amerikaanse schrijver Dan Brown werd geboren in Exeter, New Hampshire, op 22 juni 1964. Zie ook alle tags voor Dan Brown op dit blog.
Uit: Inferno
« R? Langdon thought, uncertain. As in . . . Robert? “Is that. . . me?”
The woman’s face revealed nothing. Seek and find, she repeated.
Without warning, she began radiating a white light. . .brighter and brighter. Her entire body started vibrating intensely, and then, in a rush of thunder, she exploded into a thousand splintering shards of light.
Langdon bolted awake, shouting.
The room was bright. He was alone. The sharp smell of medicinal alcohol hung in the air, and somewhere a machine pinged in quiet rhythm with his heart. Langdon tried to move his right arm, but a sharp pain restrained him. He looked down and saw an IV tugging at the skin of his forearm.
His pulse quickened, and the machines kept pace, pinging more rapidly.
Where am I? What happened?
The back of Langdon’s head throbbed, a gnawing pain. Gingerly, he reached up with his free arm and touched his scalp, trying to locate the source of his headache. Beneath his matted hair, he found the hard nubs of a dozen or so stitches caked with dried blood.
He closed his eyes, trying to remember an accident.
Nothing. A total blank.
Think.
Only darkness.“
Dan Brown (Exeter, 22 juni 1964)
Affiche voor de film uit 2016
Zie voor nog meer schrijvers van de 22e juni ook mijn twee blogs van 22 juni 2014.