De Amerikaanse schrijver Nick McDonell werd geboren op 18 februari 1984 in New York. Zie ook alle tags voor Nick McDonell op dit blog.
Uit: The Third Brother
“Mike tries to decode this and can’t. Analect tells him again to stay out of trouble and that Bishop will take care of him. It seems to Mike that Bishop is pleased to have the help, but that there is more to it. When they are leaving the office, Analect tells Mike to wait for a moment, and when they are alone, he tells Mike that Dorr had been a friend of Mike’s father, years ago. That they had all been good friends, actually, the three of them practically brothers, and that Mike’s father would be glad for news of Dorr.
Mike looks out the window. He notices for the first time how really extraordinary the view from Analect’s office is. Mike can see the whole city, enormous and smogged and throbbing. For a moment he can’t believe the sound of it doesn’t blow in the windows. But Analect’s office sits quietly above it all, humming coolly. Mike is suddenly uneasy, with only the inch of glass between the two of them and the loud, empty space above the city. He looks back at Analect, who is frowning.
“Dorr and your father were sparring partners, when they boxed back in college,” says Analect.
Mike looks back out over the city. He knew about the boxing, but his father had never mentioned Dorr. It all surprises him, but maybe it’s just seeing his own features reflected in the glass, and the long drop to Hong Kong from fifty stories up.
When Mike was a small boy, his parents often entertained. In New York City in their world, they were famous for the dinners they gave in their big beach house at the end of Long Island, especially Thanksgiving. Mike remembered the candlelight and gluey cranberry sauce, which he would wipe off his hands into his hair. His older brother, Lyle, remembered the same things. There were servants, who disciplined Mike when his parents did not. One Filipino lady in particular boxed his ears. When he was older he remembered how it hurt but not her name. Their parents gave these dinners several years in a row. There were mostly the same guests, adults who would tousle Mike’s fine but cranberried hair, and their children, a crew of beautiful, spoiled playmates whom Mike assumed he would know forever. He still saw some of them, at parties and dinners of their own on school breaks. At hearing that one or two of them had slid into addiction, Mike would remember chasing them through his mother’s busy kitchen. His mother was never in the kitchen, of course, but it was definitely hers. Small paintings of vegetables and an antique mirror hung on its walls.”
Nick McDonell (New York, 18 februari 1984)
De Nederlandse schrijver Robbert Welagen werd geboren in Dordrecht op 18 februari 1981. Zie ook alle tags voor Robbert Welagen op dit blog.
Uit: In goede handen
“Verdomd, daar loop ik. Op perron 4 van station Amstel. Ik ben het, geen twijfel mogelijk. Ik zit in de trein op weg naar Amsterdam Centraal en we staan stil, pal naast de roltrappen. Het is half zeven ’s avonds. Ik kijk door het raam naar buiten en tussen de mensen op het perron – bellend, etend, in de weer met hun OV-pas, uitgeblust voor zich uit starend – zie ik mezelf. Ik, althans, een man die als twee druppels water op mij lijkt, sluit netjes aan bij de mensenmassa en glijd daarna langzaam met de roltrap naar beneden.
De man kijkt anders uit zijn ogen en draagt kleding die ik nooit zou dragen, maar toch ben ik het: hetzelfde gezicht, ongeveer één meter negentig lang, begin dertig, licht gebogen. Onder een bijpassende jas draagt hij een pak met stropdas. Hij heeft zijn haar iets korter geknipt dan ik het meestal heb. Door de ongewoon gezonde teint in het gezicht lijkt het alsof hij onlangs op wintersportvakantie is geweest. In zijn hand heeft hij een leren aktetas. Zelf zou ik nooit een leren aktetas dragen of op wintersport gaan.
Ik moet mezelf volgen; ik wil beslist weten wie hij is en waar hij naartoe gaat. Snel stap ik de trein uit, net nadat de conducteur op zijn fluitje heeft geblazen. De deuren schuiven pal achter me dicht.
Eigenlijk ben ik op weg naar de kunstacademie waar ik elke donderdagavond van zeven tot tien uur een cursus geef. Dat is een van de losse baantjes die ik heb omdat mijn illustraties en tekeningen niet zo veel opbrengen. Lesgeven op de academie waar ik zelf les heb gehad geeft me een gemengd gevoel van vooruitgang en stilstand. Vanavond zullen we het lijnperspectief behandelen. ‘Het is een misverstand dat het perspectief een uitvinding is uit de vijftiende eeuw. Het werd toen herontdekt. Nieuw is een relatief begrip.’ Negen cursisten zullen in het lokaal op me zitten wachten en naar de lege lerarenstoel kijken. Als ik mezelf snel inhaal, kan ik nog net op tijd zijn.“
Robbert Welagen (Dordrecht, 18 februari 1981)
De Nederlandse dichter Bart FM Droog werd geboren in Emmen op 18 februari 1966. Zie ook alle tags voor Bart FM Droog op dit blog.
Blauwe maan
We zijn er blauw van afgekomen
met blauwe bloempjes van witteboord
de blauwe begijn lag er blauw van
en dat een blauwe maandag lang
blauwe maan was een blauwe baby
een blauwe bliksem waar niemand zich
zijn vingers blauw aan telde, alhier
en dat een blauwe maandag lang
blauwboorden kregen blauwe schenen
van blauwe boodschap van witteboord
we zijn er blauw van afgekomen
en dat een blauwe maandag lang.
Mens op planeet aarde
Europa, Azië, Afrika – ik verzamel
continenten werkgewijs – ik wijs
toerisme af en waan me werker
in een wereld die naar rotting stinkt
ach, hoe mooi de sterren, hoe onbedorven
de planeten waar nooit mensen waren
met machines die aarde vraten, wateren
ontvisten en vergiftigen, ja voordien
‘k zou me moeten schamen, ‘k zou
zoveel excuses aan moeten bieden
maar aan wie o wie o wie.
Bart FM Droog (Emmen, 18 februari 1966)
De Nederlandse dichter, publicist en diplomaat Maarten Mourik werd geboren in Streefkerk op 18 februari 1923. Zie ook alle tags voor Maarten Mourik op dit blog.
Indian Summer
Gloeiende kleuren op alle heuvels
van Virginië, maar nergens bloemen;
in het dorre gras alleen nog stervend blad.
Wel is er elke dag opnieuw
die heldere stilte, ver en hoog,
maar aan de open hemel hangt,
in ijle rook van brandend loof,
onzekerheid: wat doet het hart zo laat
nog in oktober met een zomer:
toegift, elegische, na brio van ’t concert,
waarvoor men toch betaalt:
met aftrek op het jaar.
Want elke nieuwe dag laten ons de gordijnen
van ochtendmist en avondnevel
een smaller doorkijk op de kammen
der Alleghenies in het Westen, waarachter
lang al donkere wolkenruggen dringen.
En in het niemandsland van de seizoenen
wordt schraler steeds de krekelzang.
Stormvloed
Ons is van ’t eenmaal onbegrensd gebied
van ‘t gemeenschappelijke samenleven
nog slechts een uiterst smalle strook gebleven
wat ons de stormvloed van de dood nog liet:
een zwakke terp, aan alle kanten omgeven
door ’t zwarte water van de nacht, meer niet.
Al slaan de golven sissend in ’t riet,
hier zijn w’ een ogenblik de hel ontheven.
Het is de droom, dat allerlaatst domein
waar we nog even kunnen samenzijn
en jouw verlorenheid niet wordt gevoeld.
Maar wordt de droom gebroken als mijn hand
jou tastend zoekt en niets vindt dan de wand
dan word ook ik door ’t stormtij overspoeld.
Maarten Mourik (18 februari 1923 – 30 september 2002)
Cover
De Nederlandse dichter,vertaler en schilder Huub Beurskens is geboren in Tegelen op 18 februari 1950. Zie ook alle tags voor Huub Beurskens op dit blog.
Tederheid van wolven
Wij liggen in het gras
Op het Wolvenveld boven Vršac
Men zegt
Dat hier alle wolven
Zijn doodgeslagen
Tot op de laatste
Levend bleef
Alleen hun naam
Een soort dierlijke tederheid dringt
Vanonder opgeschrikt gras
En beroert onze ledematen
Lippen en bloed
Wij beminnen elkaar zonder woorden
Mijn jonge wolvin en ik
Alleenspraak in de herfst
In de warme oktoberzon in een stadspark gezeten
met schrik beseffen hoeveel najaren voordien je al
wist dat, in tegenstelling tot jij nu, geen wesp die
zwermt het zwermen der wespen van de herfst
tevoren mist, geen kruisspin zich kruisspinnen
herinnert, daar zij er niet waren in hun eertijds
dat je kent. Van den beginne maak ik deel uit
van het einde der dagen, wat intussen niet went
hoewel ik er de afgrond zelve toe ben. Stiller
spelen kinderen in hun vragen waarvan de klanken
verder dragen. Dat ik mensen in het gras zie liggen
als na hun laatste val, ligt aan mij en niet aan hen.
Huub Beurskens (Tegelen, 18 februari 1950)
Tegelen
De Vlaamse dichter en schrijver Gaston Burssens werd geboren in Dendermonde op 18 februari 1896. Zie ook alle tags voor Gaston Burssens op dit blog.
Amazone
Over de zomerweide drijft geur van drogend hooi
ons trouwe schouwers eenzaam toewaarts
langs den weg staan blakende papavers passieloos
en bloeien anemonen hun laatsten stond
van eenzaamheid.
Zag ik hun laatsten stond?
den laatsten stond van laaiende papavers
in ’t aanschijn van het drogend hooi
alover de zomerweide waart ook de geur van ’t hooi
den weg langs waar een amazone rijdt
ons trouwe schouwers toewaarts
een rit van eenzaamheid.
Als onder paardenhoeven thans lillende papavers
hun stengels niet bestendig weten
bloeien hun laatsten stond de anemonen
en glijdt de anemonenblik der amazone
het oogenblik der eenzaamheid van beiden voorbij.
Ontsnapping
De spijker van mijn lichaam is verroest.
De suiker opgelost in vet en water.
De spijker heb ik in mijn kist geslagen.
Mijn kist met zeep en water opgepoetst.
Dies is van mij niet méér gebleven
dan niets [maar met een majuscuul].
Of niets. Wat zit ik hier dan te beweren?
Zoiets is radicaal òf ridicuul.
Welnee. Welnee. Gezelle zei het reeds:
‘Niets is een kouse voeteloos
en zonder been d’r an’.
Wat dan?
Zo’n Niets is zo maar niets. Het is het iets
dat ons altijd nog juist ontsnappen kan.
Gaston Burssens (18 februari 1896 – 29 januari 1965)
Cover
De Afro-Amerikaansschrijfster Toni Morrison werd geboren op 18 februari 1931 in Lorain, Ohio. Zie ook alle tags voor Toni Morrison op dit blog.
Uit: The Bluest Eye
“The puke swaddles down the pillow onto the sheet — green-gray, with flecks of orange. It moves like the insides of an uncooked egg. Stubbornly clinging to its own mass, refusing to break up and be removed. How, I wonder, can it be so neat and nasty at the same time?
My mother’s voice drones on. She is not talking to me. She is talking to the puke, but she is calling it my name: Claudia. She wipes it up as best she can and puts a scratchy towel over the large wet place. I lie down again. The rags have fallen from the window crack, and the air is cold. I dare not call her back and am reluctant to leave my warmth. My mother’s anger humiliates me; her words chafe my cheeks, and I am crying. I do not know that she is not angry at me, but at my sickness. I believe she despises my weakness for letting the sickness “take holt.” By and by I will not get sick; I will refuse to. But for now I am crying. I know I am making more snot, but I can’t stop.
My sister comes in. Her eyes are full of sorrow. She sings to me: “When the deep purple falls over sleepy garden walls, someone thinks of me. . . .” I doze, thinking of plums, walls, and “someone.”
But was it really like that? As painful as I remember? Only mildly. Or rather, it was a productive and fructifying pain. Love, thick and dark as Alaga syrup, eased up into that cracked window. I could smell it — taste it — sweet, musty, with an edge of wintergreen in its base — everywhere in that house. It stuck, along with my tongue, to the frosted windowpanes. It coated my chest, along with the salve, and when the flannel came undone in my sleep, the clear, sharp curves of air outlined its presence on my throat. And in the night, when my coughing was dry and tough, feet padded into the room, hands repinned the flannel, readjusted the quilt, and rested a moment on my forehead. So when I think of autumn, I think of somebody with hands who does not want me to die.”
Toni Morrison (Lorain, 18 februari 1931)
De Duitse dichteres en schrijfster Elke Erb werd geboren op 18 februari 1938 in Scherbach in de Eifel. Zie ook alle tags voor Elke Erb op dit blog.
Erwägung
Stelle ich mir vor, was ich sehe, seien Erscheinungen.
Und die Erscheinungen seien nur Schein.
Und der Schein sei nichts als die Oberfläche.
Und die Oberfläche sei glatt.
Aber die Erscheinung «suspekt»
sei nicht glatt wie die Gesamtheit der anderen,
sondern schrumplig, ein schrumplig verdecktes Loch
in der Gesamtheit der andern.
Als brodele etwas, ohne zu kochen,
brodele kalt – suspekt.
Werfe Blasen auf.
Diese Stelle verdecke die Hölle.
Und wäre ein Denkprozeß
adäquat so beschreibbar,
und man beschriebe ihn so –
fände er sich diffamiert.
Sich äussern
Warum spricht man nicht so, wie man denkt bei sich:
flugs, andeutend, aber zielstrebig,
konzentriert, aber weich, so daß
bei sich heißen könnte in nuce?
Ausgeführt sprechen ist
gesellschaftlich positioniert sprechen.
Gedichte schreiben ist – in nuce, aber nicht weich,
sondern strategisch gehärtet: wie als spräche man positioniert
(Impetus, kommunikative Provokations-, Vermittlungs-&
Verführungstechniken).
Das Unternehmen, so zu sprechen, nämlich in nuce,
aber wie positioniert,
ist selbst Poesie.
Elke Erb (Scherbach, 18 februari 1938)
Onafhankelijk van geboortedata
De Vlaamse dichteres Charlotte Van den Broeck werd op 29 juni 1991 geboren in Turnhout. Zie ook alle tags voor Charlotte van den Broeck op dit blog.
Flamingo
Ik heb onlangs ontdekt, dat ik slaap
zoals flamingo’s staan:
met één been gestrekt, het ander
in een krul en dan op mijn zij.
Op dit donzen bed dook ik
de liefde in, wankel in donkerroze,
nek aan nek, als twee verstrengelde
worsten, snakken naar adem.
Flamingo’s veroveren elkaar synchroon,
een hoofse paringsdans: minstens twaalf
wimperblikken een monogaam leven lang.
Een steekspel, dat we vooral kennen van
televisieprogramma’s.
Eerst waren we nog grijs,
nu zijn we bijna piloten.
Bijna een ode aan vogels.
Charlotte Van den Broeck (Turnhout, 1991)
Zie voor nog meer schrijvers van de 18e februari ook mijn vorige blog van vandaag.