De Amerikaanse dichteres en schrijfster Ntozake Shange werd geboren als Paulette Williams op 18 oktober 1948 in Trenton, New Jersey. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2008 ook mijn blog van 18 oktober 2009.
People of Watts
where we come from, sometimes, beauty
floats around us like clouds
the way leaves rustle in the breeze
and cornbread and barbecue swing out the backdoor
and tease all our senses as the sun goes down.
dreams and memories rest by fences
Texas accents rev up like our engines
customized sparkling powerful as the arms
that hold us tightly black n fragrant
reminding us that once we slept and loved
to the scents of magnolia and frangipani
once when we looked toward the skies
we could see something as lovely as our children’s
smiles white n glistenin’ clear of fear or shame
young girls in braids as precious as gold
find out that sex is not just bein’ touched
but in the swing of their hips the light fallin cross
a softbrown cheek or the movement of a mere finger
to a lip many lips inviting kisses southern
and hip as any one lanky brother in the heat
of a laid back sunday rich as a big mama still
in love with the idea of love how we play at lovin’
even riskin’ all common sense cause we are as fantastical
as any chimera or magical flowers where breasts entice
and disguise the racing pounding of our hearts
as the music that we are
hard core blues low bass voices crooning
straight outta Compton melodies so pretty
they nasty cruising the Harbor Freeway
blowin’ kisses to strangers who won’t be for long
singing ourselves to ourselves Mamie Khalid Sharita
Bessie Jock Tookie MaiMai Cosmic Man Mr. Man
Keemah and all the rest seriously courtin’
rappin’ a English we make up as we go along
turnin’ nouns into verbs braids into crowns
and always fetchin’ dreams from a horizon
strewn with bones and flesh of those of us
who didn’t make it whose smiles and deep
dark eyes help us to continue to see
there’s so much life here.
Ntozake Shange (Trenton, 18 oktober 1948)
De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Kees Fens op dit
blog.
Uit: In het voorbijgaan
“Het woord column is reddeloos; het drijft, steeds weker wordend, weg over de wijde wateren van de betekenisloosheid. Voor het weekdier dat het woord columnist is, geldt hetzelfde. Krijgt u wel eens van iemand een slappe hand? De gever moet een columnist zijn.
Eens was ‘column’ een mooi, stevig woord, geharnast, gewapend, een wat gevreesd woord ook. Een woord zelfs met prikkeldraad eromheen. Niet of nauwelijks aan te pakken. Alles in de wereld is scheef en de kranten handhaven in de objectiviteit die zij een heer toedenken die scheefheid. Maar in de laatste kolom van een pagina werd de scheefheid zo mogelijk dagelijks rechtgezet; alle zachte meningen gingen in spot en hoon ten onder.
Daar werd even de waarheid gezegd, die de krant zelf niet aandurfde. En dat in de beste taal die er is en dat is de taal zonder nuances, hoewellen, ofschonen, misschien en maren.
De schrijver van de column ging het om ideeën, om denkwijzen en om alle mensen die de lafheid van de zachte krachten vertegenwoordigen. Over al die meningen en mensen schreef hij. Over zichzelf nooit. Zo hoort het ook. Bloed aan de paal – dat was een column, het scheermes dat de redactie zelf niet durfde te gebruiken.
Lange tijd waren er in Nederland twee columnisten: Jan Blokker en Piet Grijs, de een in een dagblad, de ander in een weekblad. Meer dan twee (en die uitstekend, natuurlijk) zijn er ook niet nodig. Hun columns hadden de directheid van de eenzijdige opinie en een heel goede taalstevigte, woorden die je aanpakken en vasthouden en die niet onder je ogen wegglijden. (Piet Grijs schreef als Stoker een tijd ook dagelijks in hetzelfde dagblad; de derde columnist dus).
Ik gebruik de verleden tijd, hoewel de twee nog schrijven. Maar als tweetal zijn ze geschiedenis geworden. Ze zijn nu omringd door ontelbare stukjesschrijvers, die hun belevenissen en meninkjes columns noemen en zichzelf ‘columnist’.
Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)
De Duitse dichter en schrijver Heinrich von Kleist werd geboren op 18 oktober 1777 in Frankfurt an der Oder. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Heinrich von Kleist op dit blog.
Jünglingsklage
Winter, so weichst du,
Lieblicher Greis,
Der die Gefühle
Ruhigt zu Eis.
Nun unter Frühlings
Ueppigem Hauch
Schmelzen die Ströme –
Busen, du auch!
Mädchenrätsel
Träumt er zur Erde, wen,
Sagt mir, wen meint er?
Schwillt ihm die Träne, was
Götter, was weint er?
Bebt er, ihr Schwestern, was,
Redet, erschrickt ihn?
Jauchzt er, o Himmel, was
Ist’s, was beglückt ihn?
Der höhere Friede
Wenn sich auf des Krieges Donnerwagen
Menschen waffnen, auf der Zwietracht Ruf,
Menschen, die im Busen Herzen tragen,
Herzen, die der Gott der Liebe schuf:
Denk´ich, können sie doch mir nichts rauben,
Nicht den Frieden, der sich selbst bewährt,
Nicht die Unschuld, nicht an Gott den Glauben,
Der dem Hasse wie dem Schrecken wehrt;
Nicht des Ahorns dunkelm Schatten wehren,
Daß er mich im Weizenfeld erquickt,
Und das Lied der Nachtigall nicht stören,
Die den stillen Busen mir entzückt.
Heinrich von Kleist (18 oktober 1777 – 21 november 1811)
Standbeeld in Berlijn, Kreuzberg
De Belgische schrijver Raymond Brulez werd geboren te Blankenberge op 18 oktober 1895. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Raymond Brulez op dit blog.
Uit: Mémoires van een Borgenaar
“Maar eens had ik in het stadspark, in het schemeruur, een schaamteloos heerschap gezien met grijnzend gelaat en wanstaltig gekromde houding: monsterachtige hippokamp!… Dit boezemde mij een duurzamen afkeer in, dien de moreele traktaatjes te dien tijde ‘heilzaam’ noemden, maar waarover de moderne psychoanalytische school, naar het schijnt, een andere, zeer verbluffende theorie verkondigt. Uit overbodige zielszorg stuurde mijn moeder mij nochtans vaak ter biecht. Ik ging gaarne naar de kerk; niet uit innige godsvrucht, maar om deze reden:
Te Borgen volgde men niet meer de patriarchale tucht die de mishoorenden naar der kunne scheidt: de mannen rechts, de vrouwen links. De parochianen mochten ad libitum hun plaats uitkiezen – al werd hierbij toch een soort sociale klasseering gevolgd: zoodat de ‘werkende’ stand het breede middenschip vulde, terwijl de ‘goede’ burgerij in voorname afzondering in de twee zijbeuken knielde. Moeder had onze stoelen zoo ver mogelijk van het tochtend portaal doen plaatsen, onder het brandraam alwaar in levensgrootte Philippus van den Elzas en Margareta van Beieren prijkten.
Van hieruit kon men echter moeilijk het Heilig Sacrificie volgen. Mijn aandacht bleef dan ook steeds gericht naar deze kleurige verbeeldingen. Philippus’ bronzen gelaat staarde ernstig van onder de klare kroon. Zijn roode mantel plooide open aan den gepantserden knie die manhaftig vooruitdrong. De handen steunden op het kruis van het slagzwaard dat zijn punt in een graszode stak, waarnevens een trouw leeuwtje met half geloken oogen sluimerde. Zooals een anatomische plaat kon ’s hertogen romp openklappen, maar in stede van het heldenhart werd dan slechts een vierkantje leege lucht zichtbaar.”
Raymond Brulez (18 oktober 1895 – 17 augustus 1972)
De Noorse dichter, vertaler en musicus Jan Erik Vold werd geboren op 18 oktober 1939 in Oslo. Zie ook mijn blog van 18 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Jan Erik Vold op dit blog.
A New Meeting
A new meeting – and all
the pain
bound
to follow. Even so
we’re happy about it, pulling at
all the
handles, levers and sticks
of joy, jackpot
upon jackpot!
while the coins gush out
so fast
and so many that we cannot
collect them – never mind about
that, never mind.
Cashing in
these chips, that’s where
the real work
begins.
The Fact that No Birds Sing
When sorrow comes, there is no
language
for it. Sorrow
is blackness, is absence, is yearning – many names
can be used, none of which
equals sorrow. To bear sorrow
is not to want to get up
in the morning, not to manage to lift your foot
from the sidewalk, not to be able to escape
the same stab in your heart that you felt
yesterday, the day before yesterday, two days
before yesterday, every time
you pass those spots in town, those landscapes
of mind, those names
for what you lost: a body, a laughter, a lightness – a pair
of eyes to meet your own. Do those eyes
have a name? Are they called Oscar? Are they called
Kathinka? The fact that O or K is gone
is incomprehensible, incomprehensible, incomprehensible
– is there a name for it? The fact
that K or O shall never place a calming hand
on your forehead brings pain
beyond words – is there a name for it? The fact
that no birds
sing. A blackness
called sorrow. Lasts seldom more than seven years.
Jan Erik Vold (Oslo, 18 oktober 1939)
Zie voor nog meer schrijvers van de 18e oktober ook mijn blog van 18 oktober 2011 deel 1 en eveneens deel 2.