De Zuid-Afrikaanse / Israëlische dichteres Olga Kirsch werd geboren in Koppies in de Oranje Vrijstaat op 23 september 1924. Haar vader was geëmigreerd uit Litouwen en, hoewel hij zelf Jiddische sprak leerde hij zijn dochter Engels te spreken. Toch schreef zij in het Afrikaans en publiceerde acht bundels poëzie in die taal, evenals een keuze uit haar gedichten. Kirsch emigreerde naar Israël op de leeftijd van 24 en bleef er wonen tot aan haar dood. In 1990 publiceerde ze haar eerste poëziebundel in het Engels. Ze bleef in het Engels schrijven en was actief betrokken bij de Israëlische Vereniging van Schrijvers in het Engels. Hoewel zij naam had gemaakt als dichteres in Zuid-Afrika slaagde zij er niet in dezelfde mate van bekendheid in Israël of de Engelssprekende wereld te bereiken. Haar poëzie werd gekenmerkt door metrum en vaak door rijm. In haar jeugd schreef ze vooral over de onmenselijkheid van racisme en van haar verlangen naar Sion. Toen zij ouder werd stonden meer persoonlijke thema’s centraal. Ze schreef een reeks sonnetten gewijd aan haar man, de wiskundige Joseph Gillis. In haar werk rouwde zij ook om haar moeder, en haar geliefde kleindochter, die op negen jarige leeftijd overleed. Tijdens haar schrijven zijn er gedichten rond het thema van de natuur, en de vernietiging van de natuur. Als volleerd taalkundige vertaalde zij zelf haar poëzie uit het Afrikaans in het Engels en Hebreeuws. Olga Kirsch en Joseph Gillis hadden twee dochters.
Iets het gesterf in my met jou vertrek
Iets het gesterf in my met jou vertrek;
iets wat ekstaties was, en bly spontaan,
onverantwoordelik soos ’n lentewaan,
het drup-drup uit my wese weggelek
Iets het gewyk … Og, dat ek kon ontwaak
uit hierdie sware trans, en weer geluk
ervaar, oorstelpend groot, of wurg en sluk
van smart! Maar ek bly koud, onaangeraak.
Dan sal ek maar berus, al is ek stomp –
gevoelloos van verlange. Want ek wag
dat alles wat my ontwyk het, en ontsag-
lik veel wat jy moet aanvul, soos ’n blom
in my sal oopvou op die blye dag
as jy vanuit die vertes huis-toe kom.
Die Wandelende Jood
O dogter van Babel, jy wat
verwoes sal word, gelukkig
is hy wat jou sal vergeld
wat jy ons aangedoen het
God het sy volk veroordeel tot die vuur,
masjiengeweer, gaskamers en die graf.
Hy het hul saamgeskaar in kerk en skuur
en met die witkalk en die vlam bestraf.
En enkeles het uit die puin herrys,
krank en geknak, met oë wat die dood
se starre niksheid dra en weer gereis
deur vreemde lande na die moederskoot.
Die eeue-oue pelgrimstog hervat
met skuifelende voete en geboë
skouers. Maar aan die einde van die pad
het een hul weggewys met trae oë.
Sal God in toorn die poorte stukkend slaan
dat my moeë mense mag binnegaan?
Olga Kirsch (23 september 1924 – 5 juni 1997)