De Amerikaanse schrijfster Patricia Highsmith werd geboren als Mary Patricia Plangman in Fort Worth (Texas) op 19 januari 1921. Zie ook mijn blog van 19 januari 2008 en ook mijn blog van 19 januari 2009 en ook mijn blog van 19 januari 2010.
Uit: The Talented Miss Highsmith (Biografie door Joan Schenkar)
„On 16 November, 1973, a damp, coldish, breaking day in the tiny French village of Moncourt, France, Patricia Highsmith, a fifty-two year old American writer living an apparently quiet life beside a branch of the Loing Canal, lit up another Gauloise jaune, tightened her grip on her favorite Parker fountain pen, hunched her shoulders over her roll-top desk — her oddly-jointed arms and enormous hands were long enough to reach the back of the roll while she was still seated –- and jotted down in her writer’s notebook a short list of helpful activites “which small children” might do “around the house.”
It’s a casual little list, the kind of list Pat liked to make when she was emptying out the back pockets of her mind, and it has the tossed-off quality of an afterthought. But as any careful reader of Highsmith knows, the time to pay special attention to her is when she seems to be lounging, negligent, or (God forbid) mildly relaxed. There is a beast crouched in every “unconcerned” corner of her writing mind and, sure enough, it springs out at us in her list’s discomfiting title. “Little Crimes for Little Tots,” she called it. And then for good measure she added a subtitle: “Things around the house which small children Can do…”
Pat had recently filled in another little list –- it was for the comics historian Jerry Bails back in the U.S. –- with some diversionary information about her work on the crime-busting comic book adventures of Black Terror and Sgt. Bill King, so perhaps she was still counting up the ways in which small children could be slyly associated with crime. In her last writer’s journal, penned from the same perch in semi-suburban France, she had also spared a few thoughts for children.“
Patricia Highsmith (19 januari 1921 – 4 februari 1995)
De Duitse dichter en satiricus Thomas Gsella werd geboren op 19 januari 1958 in Essen. Zie ook mijn blog van 19 januari 2009 en ook mijn blog van 19 januari 2010.
Vogelgrippe
Papa-a?
Ja, mein Kind?
Wenn im Glauben, daß ich penne,
ihr euch nachts wie Hahn und Henne
lauthals durch die Federn vogelt;
wenn ihr dann … wie soll ich sagen …
euch am Morgen wie erschlagen
schluffelnd durch die Wohnung mogelt.
saft- und kraftlos, zwei Gerippe –
Ist sie das? Die Vogelgrippe?
Klatschklatsch!
Offenbach
Arschgesichter ziehn per pedes
Durch die Arschgesichterstadt.
Arschgesichter im Mercedes
Fahren Arschgesichter platt.
Arschgesichter tragen Tüten
In ihr Arschgesichterhaus.
Alte Arschgesichter brüten
Neue Arschgesichter aus.
Ach, es bündelt Arschgesichter
Prismagleich dies Arscheloch.
Leider reimt, so klagt der Dichter,
Es sich nicht auf Offenboch.
Thomas Gsella (Essen,19 januari 1958)
De Estlandse dichter, schrijver en politicus Paul-Eerik Rummo werd geboren op 19 januari 1942 in Tallinn. Zie ook mijn blog van 19 januari 2009 en ook mijn blog van 19 januari 2010.
Now give me god the strength
now give me god the strength to run in showers of
chances
and to recognize the inevitability amongst the many
imposing themselves on being it
memory is where our sufferings are nesting
no dog can gnaw through his genetic chain
but it’s quite another thing to run just here in showers
of chances
but it’s quite another thing to run just here in showers
of chances
inevitability, give me your hand
inevitability, here is my second hand
my first one has been already given to you by my
birth
inevitability, give me your hand
A World
a world whose end is conceivable
is always hanging about its end
and in a huge warm despair
the milk-glass faces are floating
once when we’ll become transparent
we can see
whether we have had anything
there in us and backing us
Vertaald door de dichter en Enn Soosaar
Paul-Eerik Rummo (Tallinn, 19 januari 1942)
Rummo leest voor, rond 1968
De Nederlandse dichteres en schrijfster Marie Koenen werd geboren in ’s-Hertogenbosch op 19 januari 1879. Zie ook mijn blog van 19 januari 2007 en ook mijn blog van 19 januari 2008 en ook mijn blog van 19 januari 2009 en ook mijn blog van 19 januari 2010.
Uit: De moeder
„Moeder Severiens trekt haar huisdeur achter zich dicht, en staat een oogenblik met haar kan en korf voor den drempel te dralen, verwonderd om de zoele lucht. Ineenmaal met dezen Aprilschen schemeravond lijkt het voorjaar dan toch eindelijk gekomen.
Uit de akkers, die achter de sleedoornheggen aan de overzijde van den breeden weg tegen de langzaam hellende heuvelflank liggen, slaat zwaar en veiig de wadem van den kleigrond. Dichterbij moeten onder de doorntakken van de haag en in het greppelgroeisel wel veel viooltjes staan, veel sleutelbloemen ook daar verder de boomgaarden in, want een zoete bloemenreuk drijft door den aardwadem heen. Of is ’t het hout van de heggen en de appelaren overal, dat kruidig geurt naar den nieuwen groei, naar de botten en bloesems?
‘Weereens het voorjaar over Vlake’ denkt moeder Severiens, en ze voelt wel hoe die lucht haar al-meteen weldadig doortintelt. Ze laat den omslagdoek los om de schouders hangen. Ze loopt langzamer dan anders om temeer goeddoen te hebben van deze milde geurige schemering. Ze houdt het hoofd opgewend om over de oogen, star van het middag-lange kijken op het naaiwerk, de streeling van de zoelte te voelen, en welbehaaglijk ademt ze, alsof ze het voorjaar proeven wil op de lippen.
Maar hier, waar de glooiing van den weg eindigt en de dorpsstraat, dichter aan weerszijden bebouwd, de kom begintte naderen, zijn de kinderen nog luid aan ’t spelen.
Kleine meisjes zingen in een kring van: ‘Hadden we geld, dan hadden we goed,’ en jongens joelen om dans en deuntje heen, dat maar blijft rondwervelen, schel en snel.
‘’s Uchtends de vogels en in den schemer de kinderen’ denkt moeder Severiens. ‘Dat goedje is één.’
Marie Koenen (19 januari 1879 – 11 juli 1959)