Paul Bogaert en Thomas Moore

De Vlaamse dichter Paul Bogaert (1968) publiceerde eerder de dichtbundels welcome hygiëne (1996) en, in een bibliofiele uitgave, toespraak (1998) en AUB (2006). Gedichten uit Circulaire systemen stonden in onder andere De Gids, DWB en Nieuwzuid. toespraak is ook te vinden op internet. Een bespreking van AUB is te vinden  bij Literair Vlaanderen.

Zonder handen

Een achtarmige snelbinder zo aangespannen

dat het vanwege de haken en de spankracht

gevaarlijk is de ogen er dichter bij te houden

dan nodig om het te zien: dit is het beeld

dat u kan helpen in te komen in wat volgt.

Breng het niet in verbinding met uzelf.

Het zijn mijn kaken.

Mocht ik jonger zijn en leven in een ander tijdsgewricht,

ik had u niet geschreven. Ik had u aangeraden

uit de buurt te blijven, de spieren van uw buik

een uurlang te masseren of de beweging van de mond

als iets beperkts te zien. Ik had u links en rechts

gekust. Ik had u

op het hart gedrukt wiens adem naar bagage ruikt, te mijden.

 

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is paul.jpg

Paul Bogaert (1968)

 

Thomas Moore, zoon van een schoenmaker, werd geboren op 28 mei 1779 in Dublin. Hij was een dichter, satiricus, componist en musicus van naam. In zijn 10 delen omvattende Irish Melodies (1807 – 34) vindt men ook 130 gedichten die op muziek gezet zijn door Moore en Sir John Stevenson. Veel van de muziek was gebaseerd op oudere Ierse melodieën. Irish Melodies was zo populair dat Moore er gedurende 25 jaar 500 pond per jaar mee verdiende. Hoewel hij bekend was door zijn muziek, werd hij ook als dichter gevierd. Voor zijn gedicht Lalla Rookh (1817) ontving hij 3000 pond – een record voor die tijd. Zijn reputatie was te vergelijken met die van Byron en Shelley.

She is far from the land  

She is far from the land where her young hero sleeps,
And lovers are round her, sighing;
But coldly she turns from their gaze, and weeps,
For her heart in his grave is lying.

She sings the wild song of her dear native plains,
Every note which he loved awaking; —
Ah! little they think, who delight in her strains,
How the heart of the Minstrel is breaking.

He had lived for his love, for his country he died,
They were all that to life had entwined him;
Nor soon shall the tears of his country be dried,
Nor long will his Love stay behind him.

Oh! make her a grave where the sunbeams rest,
When they promise a glorious morrow;
They’ll shine o’er her sleep, like a smile from the West,
From her own loved island of sorrow.
   

 

The Last Rose of Summer   

’TIS the last rose of summer
  Left blooming alone;
All her lovely companions
  Are faded and gone;
No flower of her kindred,
  No rosebud is nigh,
To reflect back her blushes,
  To give sigh for sigh.

I’ll not leave thee, thou lone one!
  To pine on the stem;
Since the lovely are sleeping,
  Go, sleep thou with them.
Thus kindly I scatter 
  Thy leaves o’er the bed,
 Lie scentless and dead.
 
So soon may I follow,
  When friendships decay,
And from Love’s shining circle
  The gems drop away.
When true hearts lie withered
  And fond ones are flown,
Oh! who would inhabit
  This bleak world alone?    


Thomas Moore (28 mei 1779 – 25 februari 1852)