Erik Lindner, Jehuda Amichai, Johan de Boose, Paul Bogaert, Marc Dugain, Ben Elton, Klaus Modick, Agnès Desarthe, Juan Gelman

De Nederlandse dichter Erik Lindner werd geboren op 3 mei 1968 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Erik Lindner op dit blog.

 

Tijdelijke halte

Is dit een stad? Huizen en trams
raken los van elkaar de straat.

Dit is een luifel. Een marmeren zuil.
Een kapsalon die nog ruikt naar jus.

Hier is een zwembad. Een glazen pui.
Een winkelstraat waar het verkeer niet past.

Ze bukt niet als ze door het kikkerbad waadt
en met haar vingers de kruin van het kind aanraakt.

Bij elke beweging aan het fotokopieerapparaat
schiet de schuifdeur van de supermarkt open.

Zo verklaart een passant wat passeren is:
een stad die je verlaat terwijl je er blijft.

 

De tramontane

Voor de kust rust de duiker in zijn verhaal
en tekent kaal de bergwand aan het strand.
De wind snijdt het verhaal en slijpt en slijpt
bladeren van de platanen – het raamkozijn.

Ik kwam met de wind mee voor dit verhaal.
De reis vertelde een man liep over de berg
en het verhaal loopt dood op zee. De wind

speelt heer op zijn graf. En de duiker raakt
bekneld tussen het steen, de helpers duiken
op en de wind verplettert de deining de zee.

De duiker schildert windvlagen voor de kust.
De bergwand bloeit. En het graf is een trede
naar het koraal in een spelonk op de bodem
boven de kleurgravure van het bloemgordijn.

 

Kranten blijven liggen

Kranten blijven liggen als de tram niet rijdt
geen ziel staat op om zijn plaats af te staan
fietsbanden glijden door over de rails
luchtbellen stijgen op uit het water

de man hier voor me leunt met zijn krant
haaks steunt de elleboog
het gewicht waarmee hij zit
de bewuste houding van zijn hand
het witte hondje dat rust op zijn sandaal

die twee dames op het perron
hun blauwe jassen gelijk
hun bruine koffers gelijk
hun haren permanent grijs
hun voeten net niet bij de grond

alleen nog een slapende soldaat
op station Kruiningen-Yerseke
mist de bus naar de pont
en de pont vaart af
en de soldaat mist
zijn plunjezak.

 

 
Erik Lindner (Den Haag, 3 mei 1968)

 

De Duits-Israëlische dichter en schrijver Jehuda Amichai werd op 3 mei 1924 geboren in Würzburg. Zie ook alle tags voor Jehuda Amichai op dit blog.

 

Een raad voor de goede liefde

Een raad voor de goede liefde: bemin niet
de verren. Neem van de dichtbijen,
zoals je een goed huis bouwt van stenen die daar al lagen,
die geleden hebben in de kou, en in de hitte van de zon zijn geblakerd.
Neem haar met de gouden krans
om haar donkere pupil heen, haar die
een zekere weet heeft van je dood. Bemin ook
in het verwoeste, als de honing
in het karkas van Samsons leeuw.

En een raad voor de slechte liefde: maak,
met de liefde die je overhoudt van de vorige
een nieuwe vrouw, en maak
met wat je daarvan overhoudt
een nieuwe liefde,
tot je niets meer over hebt.

 

Tweede ontmoeting met vader

Ik kwam mijn vader weer tegen in café ‘Atara’.
Deze keer was hij al dood. De avond buiten
mengde vergeet met herinner, zoals mijn moeder
die warm met koud mengde in het bad.
Mijn vader was niet veranderd. Maar café ‘Atara’
was opgeknapt en veranderd. Ik zei: ‘Gelukkig is hij
die een bakkerij heeft bij zijn café,
want dan kun je daar naar binnen roepen: nóg meer taart,
nóg meer zoetigheid, brengen, brengen!’

Gelukkig is hij wiens dode vader bij hem is
zodat je hem altijd kunt roepen.

O, die eeuwige kinderkreet
‘Ik wil, ik wil!’
Totdat hij verandert in het geschreeuw van gewonden.

O mijn vader, voertuig van mijn leven, ik wil
met je meerijden, neem me een eindje mee,
zet me maar af bij mijn huis
en ga dan alleen verder.

We gingen weg. Er zat nog een man in de hoek
en hij miste een hand.
(Bij de vorige ontmoeting had hij beide handen nog.)
En hij dronk koffie en zette het kopje neer,
en at gebak en legde de vork neer
en bladerde in het geïllustreerde tijdschrift en legde het neer
en legde zijn ene hand op het tijdschrift
en legde zich erbij neer en rustte.

 

Vertaald door Tamir Herzberg

 

 
Jehuda Amichai (3 mei 1924 – 22 september 2000)

 

De Belgische dichter en schrijver Johan de Boose werd geboren in Gent op 3 mei 1962. Zie ook alle tags voor Johan de Boose op dit blog.

 

Ik ben een reis, ik slijt

Ik ben een reis, ik slijt
mezelf in deze cel.
Hier is geen oceaan, ofschoon zij weent
vlakbij, geen trein, die ginder klaagt,
geen haast, ofschoon ik ben een reis:
de sleepstap, ja, het ijsberen, nog meer,
en het onstuitbaar wandelen,
nog verder, over steppen, over de rivier
en waar de kinderstemmen galmen
in de sneeuw.

Hier sta ik stil, maar ik schiet voort.

 

Vijf gedichten voor Marina Tsvetajeva

Insomnia

Ik huil niet, nee, ik jaag, ik nijg
naar jou in elk gebaar, gevaarlijk
nijg ik naar de hoogte die je won
en naar de kloof waarin je slapend
sprong. Hoe meer je wandelt in je slaap,
des te slapelozer nijg ik naar een slaap
met jou, waarin ik val als van een hoge vlucht
op steen. Ik nijg met stilte naar de holte
van je stem, met dorst naar de gewijde bron
die uit je lenden welt. Met handen nijg ik
naar de welving van je huid, met bloed
naar bloed, met aders naar de weldaad
van het mes. Ik huil niet, nee, ik vloei
omhoog, stroom langzaam in je droog.

Tijloosheid

Je zeilt de aarde rond alsof ik water was waarmee je enkel paart
als je verdrinkt. Zoveel koloriet, zoveel gevaar, zoveel vernieling
naakt. Zo trek je Rome binnen, alsof je plassen gaat, te voet
en zingend en sacraal, terwijl ik langzaam in mijn woorden
overstroom en in de natte naden van je schaduw klauw:
heb ik je ooit gedroomd of was je dood toen je aan mij verscheen,
nomade tussen tuin en oceaan, geliefde tussen eeuwigheden
leugens? Of was ik zelf gelogen, huurder van de hunker, doder
dan ik kan? Ik bid tot je versteende engelhaar, bewoon
de stofzuil van Sixtijnse tuinen, Rome binnen handbereik. Zo
gaan we samen heen in asblauw licht, in marmermist.

 

 
Johan de Boose (Gent, 3 mei 1962)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Paul Bogaert werd geboren in Brussel op 3 mei 1968. Zie ook alle tags voor Paul Bogaert op dit blog.

 

Waarschuwing

Raak niets aan. Laat het beest
in u voor wat het is.
Waag u nimmer op het ijs
en houd u op de vlakte.

Houd afstand. Let op
uw woorden (megaton, testosteron).
Keer terug. Houd alles voor u zelf
als in een medaillon verpakt.

Gesteld dat u toch verder gaat:
Blijf te allen tijde sceptisch.
Want wie een geschiedenis vertelt,
weerlegt haar en beschaamt haar.

 

Circulaire systemen

Als men bovengronds de krachten
in het spel indringend voelt,
hoe groot wordt dan het buikgebied?
Stel dat u bewogen wordt en dan steeds meer
tot u mij ziet als doof en gevaarlijk
in mijzelf gekeerd. Ook u herhaalt uw angsten
dan in stop! stop! stop! stop nu!
Niemand echter krijgt dat vertaald
naar later, slechte vrienden, speeltuintuig
waaraan waarin men zich bezeert.

Men komt erop als men een afstand neemt
en niet van rotondetanden schrikt.
Het punt is dan alert te zijn
– man waant zich snel een eigenaar –
– vrouw wordt al gauw onpasselijk –
– voortdurend volgplezier –
want de wand is superdun
tussen een eilandrand (indringend, geneeskrachtig)
en een refrein (onvergetelijk, klevend).
Doodsgevaar maakt zenuwachtig.

 

Je herinnert je het zweet en de sfeer

Je herinnert je het zweet en de sfeer
en je schrikt van het beeldmateriaal.

De adrenaline die weg is,
de leemte die opzwelt en dan
achterwaarts en baxterachtig
uitlekt in gêne.

Wat je wist, krijg je terug
als een kus: ongevraagd hoogsteigen
negatief startkapitaal.

Dat is dus het verschil!

 

 
Paul Bogaert (Brussel, 3 mei 1968)

 

De Franse schrijver en filmmaker Marc Dugain werd geboren op 3 mei 1957 in Senegal, waar zijn vader werkzaam was.Zie ook alle tags voor Marc Dugain op dit blog.

Uit: Ils vont tuer Robert Kennedy

« A soixante-deux ans, au printemps 2016, j’ai donné ma démission de mon poste de professeur d’histoire contemporaine de l’université de Colombie-Britannique. J’allais désormais assister dans les mois à venir à la nomination d’un faiseur ébouriffé comme candidat du parti républicain à l’élection présidentielle. J’étais intrigué de savoir si le peuple américain allait ou non résister à la tentation populiste d’élire un escroc de l’image. L’idée de voir l’appareil de renseignement couplé aux géants de numérique aux mains de ce bouffon qui, tombé dans un fromage, en avait mangé des milliers de fois son poids, m’épouvantait. Même si j’aurai préféré Sanders, voir comme solution de rechange une femme accéder à la maison blanche me paraissait rassurant. La dynastie Clinton, parfois trouble, n’avait pas nui à la planète comme celle des Bush qui a fini par installer au plus haut de l’État la marionnette de Dick Cheney, le ventriloque au cœur transplanté, l’inoubliable pourfendeur du mal, George W. Bush, le fils prodigue à qui il a manqué certainement un quart d’heure de cuisson à la naissance et dont le seul héritage est le cancer islamique.
(…)

Il se tut brutalement, but une gorgée de bière, esquissa un demi-sourire.
“Qui aurait pu imaginer à cette époque qu’un jour un président des États-Unis pourrait être élu avec l’aide du président de la Russie ? Ces deux-là vont nous mettre sous la cloche du mensonge éhonté. Vous savez que Trump a un hôtel en bord de mer ici, en Irlande, et qu’il voulait construire un mur de cinq mètres de haut tout autour pour se prémunir de la montée des eaux à la suite du réchauffement climatique ? Les écologistes ont eu raison de son projet. Pour l’instant…”

 

 
Marc Dugain (Senegal, 3 mei 1957)

 

De Britse schrijver en komiek Ben Elton werd geboren in Londen op 3 mei 1959. Zie ook alle tags voor Ben Elton op dit blog.

Uit: Gasping

Act One
Scene one
The executive boardroom of Lockheart Holdings. A power office with large panoramic windows. A strategy meeting is in progress, with graphs and chart. PHILIP and SANDY, two top young execs, are pitching to Sir Chiffley Lockheart, the CHIEF
PHILIP And so, Chief, as you can see, all divisions are way way ahead of seasonal predictions. Look, (He takes a graph.) this is my biggest graph and Peter Profit is way way off the right hand corner . . . I’ve had to glue two together . . . (He proudly folds it out.) Well, obviously I didn’t do it. I had some of my people do it. Anyway, whoever did it, the results, as I think you’ll agree, are impressive. Our corporate hem-line is showing off plenty of stunning thigh. If this keeps up much longer we’re going to have to move into a very much bigger pair of corporate trousers. Possibly Switzerland.
CHIEF (slightly confused by Philip’s language) Hmm, yes, can I just get this clear, Philip. We’re making money? Is that what you’re trying to say?
PHILIP Senior money, Chief. If God wanted to buy into Lockheart stock, he’d have to think twice and talk to his people.
CHIEF ‘Good. Good, at least I think good. So, taking a broad view, Philip, charts and presentation rubbish aside, what’s your personal gut reaction?
PHILIP (thoughtfully pacing) Well, Chief, I would have to say, that I am very excited. In fact I have said it, I said it to my people only this morning, ‘People,’ I said, ‘I am very excited,’ and they know I don’t mince about the bush. But it isn’t just me, Chief, the sales task force is very excited. The boys in corporate raiding are very excited. The market strike unit damage control spin doctors are very excited. Above all, Chief, you should be excited . . . Sir Chiffley Lockheart should feel like a twelve-year-old who’s just discovered it’s not only for pissing.”

 


Ben Elton (Londen, 3 mei 1959)
Scene uit een opvoering in Brisbane, 2014

 

De Duitse schrijver Klaus Modick werd geboren in Oldenburg op 3 mei 1951. Zie ook alle tags voor Klaus Modick op dit blog.

Uit: Klack

“Im Westen ist die Luft wieder rein, ausgewaschen die bleierne Schwüle. Die regenschwere Schleppe des Sommergewitters zieht letzte Wolkenfetzen nach Osten. Verspätete Böen kräuseln die Pfützen, auf denen die Abendsonne glüht. Auf der Terrasse Tontrümmer, rostrote Scherben, handtellergroß und fingernagelklein. Der Sturm hat Ziegel vom Dach gerissen. Von unten ist nichts zu erkennen; erst auf dem Speicher zeigt sich der Schaden. Damit hier ein Dachdecker arbeiten kann, muss das Gerümpel unter der Schräge beiseitegeräumt werden – ramponierte Möbel, kaputte Koffer, Kisten und Kartons, die schon manchen Umzug mitgemacht haben, nie ausgepackt und selbst bei Sperrmüllabfuhren vergessen.
Durchs Loch im Dach ist Regenwasser eingedrungen, hat einen der mürben Kartons so durchweicht, dass er beim Verschieben auseinanderreißt. Bücher rutschen auf die Dielen, Algebra II, Der Lederstrumpf, Physik Mittelstufe, Der Schatz im Silbersee, Der Große Diercke-Weltatlas und Der kleine Stowasser, eine Handvoll Reclamhefte, Der Schimmelreiter, Don Carlos, Die Judenbuche und Kleider machen Leute. Im Sonnenlicht, das durch die Luke fällt, tanzt Staub, riecht wie Kreide, wie Schule, und die dunklen Spalten zwischen den Fußbodendielen sind Linien in Schreibheften. Eine klamme Plastiktüte, Kaufhaus Kepa – Das Paradies der Dame, voll mit Muscheln und Kieselsteinen, brackig müffelnde Relikte heller Nordseesommer. Fußballschuhe ohne Schnürbänder, Grasreste schimmeln zwischen den Stollen. Fahrradflickzeug. Eine Wasserpistole aus rotem Plastik. Der Abzug klemmt. Verrostete Schlittschuhe. Schienenstücke einer Modelleisenbahn Märklin.
Ein kleiner Karton Leibniz-Keks nach alter Traditionin thermoplastischerSteifpackung konserviert zwei Faller-Häuschen,Stellwerk und alpenländischer Bergbauernhof. EineBlechdoseGlobol tötet Motten und Mottenbrut, darinBakelitpanzer,Plastiksoldaten, Wikingautos. Ein luftloserLederfußball, in sich selbst versunken wie ein Schrumpfkopf aus Kannibalien.
Noch eine Plastikpistole, in deren Innerem es klötert. Erbsen. Die Schulflure liegen voller Erbsen. Ein Lehrer sagt mit saurem Gesicht: ihr wisst ja gar nicht, was Hunger ist, und Erbsenpistolen werden auf dem Schulgelände verboten. Zwei Tischtennisschläger mit abgeschabten Gumminoppen. Ein Schuhkarton Salamander Knabensandalen Hopps, zusammengehalten von brüchigen Einweckgummis. Hopps?“

 

 
Klaus Modick (Oldenburg, 3 mei 1951)
Cover

 

De Franse dichteres en schrijfster Agnès Desarthe werd geboren op 3 mei 1966 in Parijs. Zie ook alle tags voor Agnès Desarthe op dit blog.

Uit: Je ne t’aime pas, Paulus

« J’aimerais comprendre un jour pourquoi les parents se disputent. Parce qu’il n’y a pas que les miens. Tous les parents c’est pareil. J’ai fait un sondage en classe. Quand on regarde les albums avec les photos en noir et blanc, ils sont tout mignons, tout gentils, et des fois on retrouve une vieille lettre d’amour entre les pages collées. Qu’est ce qui fait que dix ans, douze ans, quinze ans plus tard ils ne peuvent plus se voir en peinture? Est-ce que c’est parce qu’ils se choissisent mal au départ? est-ce que c’est parce qu’ils se lassent à force de se voir tous les jours ? Est ce à cause des enfants?
(…)

Première solution : je pouvais faire croire à mes parents que j’étais malade et rester au lit toute la journée. Comme j’avais passé l’après-midi à vomir, ils ne seraient pas surpris. L’ennui, c’est que ça ne faisait que repousser le problème de un ou deux jours et surtout, l’ennui – le vrai – c’est qu’on avait une interro de math de neuf à onze et qu’il était hors de question que je rate une interro de math.
Deuxième solution : dès que j’arrivais au lycée, j’allais voir Paulus et lui disais : Excuse moi pour hier. Je t’ai pris pour quelqu’un d’autre. De toute façon, si ça t’a choqué, c’est que t’es vraiment gnangnan, parce que vomir, c’est naturel et c’est bon pour la santé. »
Est-il nécessaire de préciser que cette deuxième solution était encore moins envisageable que la première ? D’abord parce que j’étais beaucoup trop timide pour aller dire un truc pareil à un garçon que je connaissais à peine, ensuite parce que c’est même pas vrai que vomir c’est bon pour la santé, et enfin parce que je serais morte avant d’avoir ouvert la bouche, rien que de croiser son regard – pas seulement parce qu’il avait des yeux pas possibles, mais aussi parce que je m’étais humiliée devant lui.
Troisième solution : je décidais de dormir et je remettais la question au lendemain matin.
Je choisis la troisième solution. Je dois quand même avouer que décider de dormir ne sert à rien, parce que ce n’est pas une question de volonté. Je me souviens que la dernière fois que je regardai mon réveil, il était trois heures cinquante-cinq du matin.”

 

 
Agnès Desarthe (Parijs, 3 mei 1966)

 

De Argentijnse dichter Juan Gelman werd geboren op 3 mei 1930 in Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Juan Gelman op dit blog.

 

lament for the death of parsifal hoolig (Fragment)

oh dear ones!
that rain fell years and years on the
pavement of Hereby Street
without ever erasing the slightest trace
of what had happened!
without dampening one of the humili-
ations not even one of the fears
of that man with hips scrambled tossed
in the street
late so his terrors can mix with water
and rot and end!

and so died parsifal hoolig
he closed his silent eyes
kept the custom of not protesting
was a brave dead man
and while his obituary did not appear in
the New York Times and the Chicago
Tribune paid no attention to him
he did not complain when they picked him
up in a truck from the city
him and his melancholy look

and if someone supposes this is sad
if someone is going to stand up and say it
is sad
know this is exactly what happened
nothing else happened but this
under this sky or vault of heaven

 

Vertaald door Katherine Hedeen en Víctor Rodríguez Núñez

 


Juan Gelman (3 mei 1930 – 14 januari 2014)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e mei ook mijn blog van 3 mei 2017 en mijn blog van 3 mei 2015 deel 2 en eveneens deel 3.

Erik Lindner, Jehuda Amichai, Johan de Boose, Paul Bogaert, Marc Dugain, Ben Elton, Jens Wonneberger, Klaus Modick, Agnès Desarthe

De Nederlandse dichter Erik Lindner werd geboren op 3 mei 1968 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Erik Lindner op dit blog.

 

Ze ligt op de bal van haar lippen
in de inkeping van haar kussen.
Haar adem fluit op het overtrek.

Een meisje mist de trein
en staat naast een affiche
van een lachende vrouw.

Een jongen verdwijnt keer op keer
in de rand van een caféruit.
Een man leest prevelend de krant.

Bronwater met de smaak van wasco.
De draai van een hand in het gips.
De zwarte ogen van kleurpotloden.

Een man, een contrabas
in zijn armen, speelt in schokjes
de alpino van zijn voorhoofd.

Een jonge man op de fruitmarkt
pikt met duim en wijsvinger
vruchten uit een blikje.

Een man zit wijdbeens, krabt
zijn nagels met een mesje.
Het vloeiblad ritselt op het schrift.

De tekening van een hand
in de lijnen van het landschap.
Jeuk aan de neusvleugel.

*

In de storm van zo straks
raakt de weg onbegaanbaar

versperringen sluiten achter ons
mistlichten dimmen voor ons

een klein dakraam links
op de hoogte van de dijk

de figuur die daar zit
tikt met een vingerhoed op tafel

het kind draait in zijn slaap
de televisie speelt geluidloos

de hoek van de brandtrap
in het achterraam

ze legt de krant in de mand
steunt op de rugleuning

telt de tegels tot aan de mat
de kurkstrip tegen de deurpost

zingt binnensmonds
valt een gat in de sneeuw.

 

 
Erik Lindner (Den Haag, 3 mei 1968)

Lees verder “Erik Lindner, Jehuda Amichai, Johan de Boose, Paul Bogaert, Marc Dugain, Ben Elton, Jens Wonneberger, Klaus Modick, Agnès Desarthe”

Jehuda Amichai, Erik Lindner, Johan de Boose, Marc Dugain, Ben Elton, Jens Wonneberger, Paul Bogaert

De Duits-Israëlische dichter en schrijver Jehuda Amichai werd op 3 mei 1924 geboren in Würzburg. Zie ook alle tags voor Jehuda Amichai op dit blog.

 

God Has Pity On Kindergarten Children

God has pity on kindergarten children,
He pities school children — less.
But adults he pities not at all.

He abandons them,
And sometimes they have to crawl on all fours
In the scorching sand
To reach the dressing station,
Streaming with blood.

But perhaps
He will have pity on those who love truly
And take care of them
And shade them
Like a tree over the sleeper on the public bench.

Perhaps even we will spend on them
Our last pennies of kindness
Inherited from mother,

So that their own happiness will protect us
Now and on other days.

 

Endless Poem

In a modern museum
In an old synagogue
In the synagogue
I
Within me
My heart
Within my heart
A museum
Within a museum
A synagogue
Within it
I
Within me
My heart
Within my heart
A museum

 

Vertaald door Chana Bloch en Stephen Mitchell

 

Instructies voor de serveerster

Haal de glazen en de borden
niet van tafel, veeg
de vlek niet van het tafelkleed! Het is goed om te weten:
anderen gingen mij voor in de wereld.

Ik koop schoenen die door een ander gedragen zijn.
Mijn vriend heeft zijn eigen gedachten.
Mijn geliefde is de vrouw van een man.
Mijn nacht wordt gebruikt door dromen
Op mijn raam staan regendruppels getekend,
andermans krabbels in de kantlijn van mijn boek.
Op het bouwplan van het huis waar ik wil wonen
heeft de architect vreemden getekend bij de deur.
Op mijn bed ligt een kussen met een kuil erin
van een hoofd dat er niet is.

Haal daarom niets
van tafel.
Het is goed om te weten:
anderen gingen mij voor in de wereld.

 

Vertaald door Tamir Herzberg

 

 
Jehuda Amichai (3 mei 1924 – 22 september 2000)
Portret door Eran Wolkowski, z.j.

Lees verder “Jehuda Amichai, Erik Lindner, Johan de Boose, Marc Dugain, Ben Elton, Jens Wonneberger, Paul Bogaert”

Jehuda Amichai, Erik Lindner, Ben Elton, Johan de Boose, Jens Wonneberger, Klaus Modick, Paul Bogaert

De Duits-Israëlische dichter en schrijver Jehuda Amichai werd op 3 mei 1924 geboren in Würzburg. Zie ook alle tags voor Jehuda Amichai op dit blog.

 

Kruidenthee

Zij schonk hem kruidenthee in
om hem te kalmeren. Ze zei: “je verlangens
zijn driften, in de loop van duizenden jaren getemd,
weet je, net als wolven en honden.
Vannacht zal het zijn als duizenden jaren geleden.”

Ze leidde hem bij zijn hese pik
naar een witte slaapkamer, om genade te vinden
in de ogen van God en in de ogen van de mensen.

“Het zal je verbazen, zei ze, wat kan worden
tot vleugels. Het zal je verbazen: zelfs
zware heupen, zelfs herinneringen.”

Ze trok haar lange jurk uit,
de buitenste ziel van haar lichaam.
De binnenste hield ze aan.

 

Vertaald door Tamir Herzberg

 

Von Dreien oder Vieren im Zimmer

Von Dreien oder Vieren im Zimmer
steht immer einer am Fenster.
Muß das Unrecht sehen zwischen Dornen
und die Brände am Hügel.
Und wie Menschen, die tags unversehrt ausgingen,
abends zurückgebracht werden wie Restgeld nach Haus.

Von Dreien oder Vieren im Zimmer
steht immer einer am Fenster.
Über den Gedanken sein dunkles Haar.
Hinter ihm die Worte.
Vor ihm wandernde Stimmen ohne Gepäck,
Herzen ohne Wegzehrung, Prophezeiungen ohne Wasser
und große Steine, die zurückgebracht wurden
und verschlossen wie Briefe, die keine
Adresse haben, keiner empfängt sie.

 

Vertaald door Lydia und Paulus Böhmer

 

An Arab Shepherd Is Searching For His Goat On Mount Zion

An Arab shepherd is searching for his goat on Mount Zion
And on the opposite hill I am searching for my little boy.
An Arab shepherd and a Jewish father
Both in their temporary failure.
Our two voices met above
The Sultan’s Pool in the valley between us.
Neither of us wants the boy or the goat
To get caught in the wheels
Of the “Had Gadya” machine.

Afterward we found them among the bushes,
And our voices came back inside us
Laughing and crying.

Searching for a goat or for a child has always been
The beginning of a new religion in these mountains.

 

Vertaald door Chana Bloch

 

 
Jehuda Amichai (3 mei 1924 – 22 september 2000)

Lees verder “Jehuda Amichai, Erik Lindner, Ben Elton, Johan de Boose, Jens Wonneberger, Klaus Modick, Paul Bogaert”

Jehuda Amichai, Erik Lindner, Ben Elton, Johan de Boose, Jens Wonneberger, Klaus Modick, Paul Bogaert

De Duits-Israëlische dichter en schrijver Jehuda Amichai werd op 3 mei 1924 geboren in Würzburg. Zie ook alle tags voor Jehuda Amichai op dit blog.

 

 Ich bin ein Gast in diesem Leben

Ich bin ein Gast in diesem Leben, doch ich sehe,
meine Gastgeber werden allmählich
müde und ungeduldig.
Bäume zittern, Wolken ziehen
schweigend, Berge rücken
von einem Ort zum andern, der Himmel gähnt.
In den Nächten bewegen die Winde
unruhig allerlei Dinge: Rauch, Menschen, Lichter.

Ich trage mich in Gottes Gästebuch ein:
Ich kam, verweilte, es war gut,
ich habe genossen, habe gesündigt, betrogen –
der Empfang in dieser Welt
hat mich sehr beeindruckt.

 

Ein arabischer Hirte sucht nach einer Ziege

Ein arabischer Hirte sucht nach einer Ziege auf dem Berg Zion
und auf dem Berg gegenüber suche ich meinen kleinen Sohn.
Ein arabischer Hirte und ein jüdischer Vater
in ihrem zeitlichen Versagen.
Unsere Stimmen treffen sich über
dem Sultansbecken im Tal in der Mitte.
Wir beide wollen, dass weder der Junge noch die Ziege
hineingeraten in die Mühlen der schrecklichen Maschine „Chad Gadja“.*

Dann fanden wir sie zwischen den Büschen
und unsere Stimmen kehrten zu uns zurück und weinten und lachten innerlich.

Die Suche nach einer Ziege oder einem Jungen
war seit jeher
der Beginn einer neuen Religion in diesen Bergen.

 

Der Körper ist der Grund der Liebe

Der Körper ist der Grund der Liebe.
Danach ist er die Burg, die sie bewahrt.
Danach ist er der Kerker der Liebe.
Doch stirbt der Körper, tritt die Liebe aus ihm heraus

frei und in großer Fülle,
wie ein Glücksautomat, der zersprungen ist,
und mit einem Mal spuckt er
ratternd alle Münzen
aller Glücksgenerationen
aus

 


Jehuda Amichai (3 mei 1924 – 22 september 2000)

Lees verder “Jehuda Amichai, Erik Lindner, Ben Elton, Johan de Boose, Jens Wonneberger, Klaus Modick, Paul Bogaert”

Klaus Modick, Tatjana Tolstaja, Agnès Desarthe, Paul Bogaert, Juan Gelman

De Duitse schrijver Klaus Modick werd geboren in Oldenburg op 3 mei 1951. Zie ook alle tags voor Klaus Modick op dit blog.

Uit: Vatertagebuch

“Freitag, 2. Januar
Emily und Marlene sind auf dem Land aufgewachsen, haben ihregesamte Kindheit bis in die Pubertät zwischen Feld, Wald,Wiesen und See im Mollberger Haus verbracht.
Dennoch wissensie nicht recht, wie mit der umständlichen und antiquierten Technikdes Hauses umzugehen ist. Die Wasserversorgung an- undabzustellen, die Heizungen und Öfen zu bedienen, haben sienicht gelernt, weil das immer von den Erwachsenen erledigt wurde.Jetzt, da sie das Haus nutzen wollen, wächst ihnen mit derleipraktischen Mühen auch Selbständigkeit und Verantwortung zu.Erwachsensein ist eine lästige Angelegenheit.
Ich fahre nach Mollberg, um nachzusehen, ob Marlene nachder Party dort das Haus aufgeräumt und winterfest hinterlassenhat; etwas schlechtes Gewissen dabei, weil’s so nach Kontrolettiaussieht, rechne zwar nicht mit Chaos, aber doch mit geöffnetenFenstern oder/und laufenden Heizungen. Es ist aber alles tadellosin Ordnung. Das Haus, das immer freundliche Geborgenheitausgestrahlt hat, deprimiert mich in seiner verlassenen Kälte undklammen Unbewohntheit. Seit unserem Umzug vor dreieinhalbJahren haben wir dort kaum einen Handschlag investiert. SchleichenderVerfall macht sich breit, den man spüren, sehen und riechenkann, und sobald die Haustür von außen verschlossen ist,tanzen wieder die Mäuse auf dem Tisch. Wir müssen das Hauswohl verkaufen; die Doppelbelastung können wir uns langfristignicht leisten, und die kommenden Jahre werden finanziell nichtleichter. Als Idylle ihrer Kindheit bleibt das Haus den Mädchenvermutlich sogar besser im Gedächtnis, wenn es ihnen real nichtmehr zugänglich ist.”

Klaus Modick (Oldenburg, 3 mei 1951)

Lees verder “Klaus Modick, Tatjana Tolstaja, Agnès Desarthe, Paul Bogaert, Juan Gelman”

Paul Bogaert, Juan Gelman, Soma Morgenstern, Nélida Piñon, Dodie Smith, Pierre Emmanuel, August von Kotzebue

De Vlaamse dichter en schrijver Paul Bogaert werd geboren in Brussel op 3 mei 1968. Zie ook mijn blog van 28 mei 2006 en ook mijn blog van 3 mei 2010.

Goed schudden

Ik ben ouder in het water.

De lucht die op mijn schouders slaat,
de sneeuw die valt in mij
en die niet smelt maar droesem is.

En wat er uit mijn handen glijdt.
Ik wacht als berg.

Het is de zwaartekracht.
Dat ik niet houdbaar blijf.
Was je handen. Spoel mij uit.

 

Men is jong

Men is jong en krijgt de nadelen
van batterijen uitgelegd. Men spreekt dan
over opwinding. Alles tikt dan om
u heen. Men krijgt een kinetic watch,
vraagt wat als men niet beweegt.
Men beweegt altijd. Dat ziet men in.
Het minste polsbloed zorgt voor
tijdverdrijf, minutenland.
In een la of aan een lijk:
los van een mens valt het stil.

 

Paul Bogaert (Brussel, 3 mei 1968)

 

Lees verder “Paul Bogaert, Juan Gelman, Soma Morgenstern, Nélida Piñon, Dodie Smith, Pierre Emmanuel, August von Kotzebue”

Paul Bogaert, Juan Gelman, Soma Morgenstern, Nélida Piñon, Dodie Smith, Pierre Emmanuel, August von Kotzebue

De Vlaamse dichter en schrijver Paul Bogaert werd geboren in Brussel op 3 mei 1968. Bogaert studeerde Germaanse filologie aan de universiteiten van Brussel en Leuven. Hij publiceerde tot nu toe vier gedichtenbundels. Hij schreef ook het gedichtendagessay 2008 (Verwondingen) en geeft regelmatig lezingen, vooral in Vlaanderen en Nederland. Hij pleit voor online versies van de gesubsidieerde literatuur- en cultuurtijdschriften[1]. Zijn eerste twee dichtbundels staan integraal op zijn website. Zie ook mijn blog van 28 mei 2006.

 

 

Ik hoor dat je gestabiliseerd bent

 

– Ik hoor dat je gestabiliseerd bent.
Ik ben het, nee, dat neem je niet
in de mond,
te ruw, dat versta ik,
iets
tegen de jeugd, is het dat
wat je wil, tegen de jeugd?
– Ik walg van de superette,
van de geur van de satan in cornflakes,
van het overal aangeborduurde…
– Zeg zulke dingen niet.
Het kunnen afscheidswoorden zijn.
Laat ook de grote doos beletseltekens dicht.
Goed.
Je kunt je ogen rollen
naar de kabelstaart. Wil je
misschien wil je sukkelstraat sukkelstraat, ja, spuw het maar uit.
Wacht maar tot ik of tot wij – is dat hijgen normaal?
Je lijkt elk woord,
greeploos, kniediep,
te beamen.

 

 

PaulBogaert
Paul Bogaert (Brussel, 3 mei 1968)

 

 

 

De Argentijnse dichter Juan Gelman werd geboren op 3 mei 1930 in Buenos Aires. Zie ook mijn blog van 3 mei 2009.

 

 

lament for the death of parsifal hoolig (Fragment)

 

it began to rain cows

and in light of the prevailing situation in the country

the agronomy students sowed disorder

the engineering professors proclaimed their virginity

the philosophy janitors oiled the staples of intellectual reason

the math teachers verified crying the two plus two

the language learners invented good bad words

 

while this was happening

a wave of nostalgia invaded the country’s beds

and the couples look at each other as strangers

and twilight was served for lunch by mothers and fathers

and the pain or the hurt slowly dressed the little ones

and the chests fell off some and the backs off others and to the

rest nothing fell off at all

and they found God dead several times

and old men flew through the air holding tightly to their dried

testicles

and old women hurled exclamations and felt painful stitches

in their memory or oblivion

and various dogs approved and toasted with Armenian cognac

and they found a man dead several times

 

near a carnival Friday ripped from the carnival

under an invasion of autumnal insults

or over blue elephants standing on Mr. Hollow’s cheek

or close by the larks in sweet vocal challenge with summer

they found that man dead

with his hands openly gray

his hips disordered by the events in Chicago

remains of wind in his throat

25 cents in his pocket and its still eagle

with feathers wet from infernal rain

 

 

 

Vertaald door Katherine Hedeen en Víctor Rodríguez Núñez

 

 

juan_gelman
Juan Gelman (Buenos Aires, 3 mei 1930)
 

 

De Duits-joodse schrijver Soma Morgenstern (eig. Salomo) werd geboren op 3 mei 1890 in Budzanów in Oostgalicië. Zie ook mijn blog van 3 mei 2007 en ook mijn blog van 3 mei 2008 en ook mijn blog van 3 mei 2009.

 

Uit: The Third Pillar

 

During that night we heard the tumult of battle. And when at the very break of day we ventured out into the street we saw the victors of those nocturnal skirmishes crowd into the city. There were the Germans in their grayish-green uniforms and on their sleeves were the hooked crosses, the swift pockmarks of the German pestilence.

“On that day of their rapid victory they did us almost no harm. Perhaps it was that these soldiers were no murderers; perhaps it was that they wanted to give no time to murder. The bloody deeds of this day and of those that followed were committed by our fellow citizens, our neighbors. Ah, it is an ancient sorrow that in the days of their history, whether fortunate or wretched, it was always they, our neighbors, who were prone to vent their spleen on us. That is an old story, a European and Christian refrain.

“And yet, contemptible as they were, what were the deeds of violence of our neighbors compared to the ill deeds of the German murderers as they now set in? Those were raging flames; these were all-consuming forest fires. Those neighbors devoured hundreds of us, but millions were spared. These other devoured millions and only hundreds were saved.

“I, the narrating judge, mournfully name the deeds of violence of our neighbors, inspired more by the lust of gain than by the lust of blood, in order to commemorate those victims too, may their names be sanctified. Concerning the misdeeds of the German murderers the accusing judge will bear witness, and he will do so according to the measure of blood guiltiness, primarily of the blood guiltiness incurred upon the bodies and lives of our children: from the newborn to those thirteen; that is to say, children according to our Law.

“May the accusing judge be upheld before this court by the merits of our fathers and the memory of our martyrs who fell for the Sanctification of the Name. And may strength be granted him to speak of what is unspeakable, that is, to bear witness according to the needs of this court, not to delineate, for that would be contrary to our Law. For only he could succeed in describing these bloody deeds and delineate them who was in a measure allied to the monsters who committed them. Only such a one would be willing and capable of rehearsing these deeds in word or writing or image.“

 

 

Soma_Morgenstern
Soma Morgenstern (3 mei 1890 – 17 april 1976)

 

 

 

De Braziliaanse schrijfster Nélida Piñon werd geboren op 3 mei 1937 in Rio de Janeiro als dochter van Spaanse immigranten. Zie ook mijn blog van 3 mei 2009.

 

Uit: Voices of the Desert (Vertaald door Clifford Landers)

 

„Scheherazade has no fear of death. She does not believe that worldly power as represented by the Caliph, whom her father serves, decrees by her death the extinguishing of her imagination.

She tried to persuade her father that she alone can break the chain of deaths of maidens in the kingdom. She cannot bear seeing the triumph of evil that marks the Caliph’s face. She will oppose the misfortune that invades the homes of Baghdad and its environs, by offering herself to the ruler in a seditious sacrifice.

Her father objected when he heard his daughter’s proposal calling upon her to reconsider but failing to change her mind. He insisted again, this time smiting the purity of the Arabic language, employing imprecations, spurious, bastardized, scatological words used by the Bedouins in wrath and frolic alike. Shamelessly he marshaled every resource to persuade her. After all, his daughter owed him not only her life but also the luxury, the nobility, her rarefied education. (…)

Despite the Vizier’s protests when faced with the threat of losing his beloved daughter, Scheherazade persisted in this decision, which really involved her entire family. Each member of the Vizier’s clan evaluated in silence the significance of the decreed punishment, the effects that her death would have on their lives.“

 

Pilon
Nélida Piñon (Rio de Janeiro, 3 mei 1937)

 

 

 

De Engelse schrijfster Dodie Smith werd geboren op 3 mei 1896 in Whitefield. Zie ook mijn blog van 3 mei 2009.

 

Uit: The Hundred and One Dalmatians

 

Not long ago, there lived in London a young married couple of Dalmatian dogs named Pongo and Missis Pongo. (Missis had added Pongo’s name to her own on their marriage, but was still called Missis by most people.) They were lucky enough to own a young married couple of humans named Mr. and Mrs. Dearly, who were gentle, obedient, and unusually intelligent-almost canine at times. They understood quite a number of barks: the barks for “Out, please!” “In, please!” “Hurry up with my dinner!” and “What about a walk?” And even when they could not understand, they could often guess-if looked at soulfully or scratched by an eager paw. Like many other much-loved humans, they believed that they owned their dogs, instead of realizing that dogs owned them. Pongo and Missis found this touching and amusing and let their pets think it was true. Mr. Dearly, who had an office in the City, was particularly good at arithmetic. Many people called him a wizard of finance-which is not the same thing as a wizard of magic, though sometimes fairly similar. At the time when this story starts he was rather unusually rich for a rather unusual reason. He had done the Government a great service (something to do with getting rid of the national debt) and, as a reward, had been let off his income tax for life. Also the Government had lent him a small house on the Outer Circle of Regent’s Park-just the right house for a man with a wife and dogs. Before their marriages, Mr. Dearly and Pongo had lived in a bachelor flat, where they were looked after by Mr. Dearly’s old nurse, Nanny Butler. Mrs. Dearly and Missis had also lived in a bachelor flat (there are no such things as spinster flats), where they were looked after by Mrs. Dearly’s old nurse, Nanny Cook. The dogs and their pets met at the same time and shared a wonderfully happy double engagement, but they were all a little worried about what was to happen to Nanny Cook and Nanny Butler. It would be all right when the Dearlys started a family, particularly if it could be twins, with one twin for each Nanny, but until then, what were the Nannies going to do?“

 

dodie_smith
Dodie Smith (3 mei 1896 – 24 november 1990)

 

 

 

De Franse dichter en schrijver Pierre Emmanuel (eig. Noël Mathieu) werd geboren op 3 mei 1916 in Gan (Pyrénées-Atlantiques). Zie ook mijn blog van 3 mei 2007 en ook mijn blog van 3 mei 2008 en ook mijn blog van 3 mei 2009.

 

Uit: La Vie Terrestre

 

« Dans le stupéfiant Jacob de Delacroix que l’on peut voir à Saint-Sulpice, écrit Pierre Emmanuel dans La vie terrestre en 1976, Jacob se rue sur l’Ange qu’il semble s’ouvrir en lui tenant le bras gauche écarté, et l’Ange fléchit sous le poids formidable de cet homme-peuple, de cet homme-humanité. (…) L’Ange reçoit Jacob comme une femme reçoit l’homme : bien qu’il s’arc-boute sur la pointe du pied, il se donne davantage qu’il ne résiste. L’Ange – Dieu ? -, être éternellement jeune, étrangement féminin, danse tandis que l’homme se jette en avant pour le forcer, le pénétrer, passer outre.

Ce Combat avec l’Ange fut pour moi le symbole libérateur qui me tira de l’ambiguïté esthétique. Du fait de la personnalité de Jacob, la plus ambiguë peut-être de l’Écriture, il m’était possible d’assumer la mienne sans voir en elle un obstacle coupable à l’unité : le Combat avec l’Ange, ce sont aussi les noces avec Dieu (…). Voir le tableau me fut une illumination : quelques jours plus tard, je relus l’histoire de Jacob dans la Genèse, et je fus, comme devant l’Orphée ou le Christ de ma jeunesse, empli d’un besoin à demi conscient d’identification. »

 

Emmanuel
Pierre Emmanuel (3 mei 1916 – 24 september 1984)

 

 

 

De Duitse dichter en toneelschrijver August Friedrich Ferdinand von Kotzebue werd in Weimar geboren op 3 mei 1761. Zie ook mijn blog van 3 mei 2007 en ook mijn blog van 3 mei 2009.

 

Gesellschaftslied

 

Es kann ja nicht immer so bleiben
Hier unter dem wechselnden Mond;
Es blüht eine Zeit und verwelket,
Was mit uns die Erde bewohnt.

 

Es haben viel fröhliche Menschen
Lang vor uns gelebt und gelacht;
Den Ruhenden unter dem Rasen
Sei fröhlich dies Gläschen gebracht!

 

Es werden viel fröhliche Menschen
Lang nach uns des Lebens sich freun,
Uns Ruhenden unter dem Rasen
Den Becher der Fröhlichkeit weihn.

 

Wir sitzen so traulich beisammen
Wir haben einander so lieb,
Erheitern einander das Leben;
Ach, wenn es doch immer so blieb’!

 

Doch weil es nicht immer so bleibet,
So haltet die Freunde recht fest;
Wer weiß denn, wie bald uns zerstreuet
Das Schicksal nach Ost und nach West!

 

Und sind wir auch fern von einander,
So bleiben die Herzen doch nah!
Und Alle, ja Alle wird’s freuen,
Wenn Einem was Gutes geschah.

 

Und kommen wir wieder zusammen,
Auf weise verhüllter Bahn,
So knüpfen ans fröhliche Ende
Den fröhlichen Anfang wir an!

 

Kotzebue_w
August von Kotzebue (3 mei 1761 – 23 maart 1819)

 

 

 

 

 

Paul Bogaert en Thomas Moore

De Vlaamse dichter Paul Bogaert (1968) publiceerde eerder de dichtbundels welcome hygiëne (1996) en, in een bibliofiele uitgave, toespraak (1998) en AUB (2006). Gedichten uit Circulaire systemen stonden in onder andere De Gids, DWB en Nieuwzuid. toespraak is ook te vinden op internet. Een bespreking van AUB is te vinden  bij Literair Vlaanderen.

Zonder handen

Een achtarmige snelbinder zo aangespannen

dat het vanwege de haken en de spankracht

gevaarlijk is de ogen er dichter bij te houden

dan nodig om het te zien: dit is het beeld

dat u kan helpen in te komen in wat volgt.

Breng het niet in verbinding met uzelf.

Het zijn mijn kaken.

Mocht ik jonger zijn en leven in een ander tijdsgewricht,

ik had u niet geschreven. Ik had u aangeraden

uit de buurt te blijven, de spieren van uw buik

een uurlang te masseren of de beweging van de mond

als iets beperkts te zien. Ik had u links en rechts

gekust. Ik had u

op het hart gedrukt wiens adem naar bagage ruikt, te mijden.

 

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is paul.jpg

Paul Bogaert (1968)

 

Thomas Moore, zoon van een schoenmaker, werd geboren op 28 mei 1779 in Dublin. Hij was een dichter, satiricus, componist en musicus van naam. In zijn 10 delen omvattende Irish Melodies (1807 – 34) vindt men ook 130 gedichten die op muziek gezet zijn door Moore en Sir John Stevenson. Veel van de muziek was gebaseerd op oudere Ierse melodieën. Irish Melodies was zo populair dat Moore er gedurende 25 jaar 500 pond per jaar mee verdiende. Hoewel hij bekend was door zijn muziek, werd hij ook als dichter gevierd. Voor zijn gedicht Lalla Rookh (1817) ontving hij 3000 pond – een record voor die tijd. Zijn reputatie was te vergelijken met die van Byron en Shelley.

She is far from the land  

She is far from the land where her young hero sleeps,
And lovers are round her, sighing;
But coldly she turns from their gaze, and weeps,
For her heart in his grave is lying.

She sings the wild song of her dear native plains,
Every note which he loved awaking; —
Ah! little they think, who delight in her strains,
How the heart of the Minstrel is breaking.

He had lived for his love, for his country he died,
They were all that to life had entwined him;
Nor soon shall the tears of his country be dried,
Nor long will his Love stay behind him.

Oh! make her a grave where the sunbeams rest,
When they promise a glorious morrow;
They’ll shine o’er her sleep, like a smile from the West,
From her own loved island of sorrow.
   

 

The Last Rose of Summer   

’TIS the last rose of summer
  Left blooming alone;
All her lovely companions
  Are faded and gone;
No flower of her kindred,
  No rosebud is nigh,
To reflect back her blushes,
  To give sigh for sigh.

I’ll not leave thee, thou lone one!
  To pine on the stem;
Since the lovely are sleeping,
  Go, sleep thou with them.
Thus kindly I scatter 
  Thy leaves o’er the bed,
 Lie scentless and dead.
 
So soon may I follow,
  When friendships decay,
And from Love’s shining circle
  The gems drop away.
When true hearts lie withered
  And fond ones are flown,
Oh! who would inhabit
  This bleak world alone?    


Thomas Moore (28 mei 1779 – 25 februari 1852)