Paul Celan, Marcel Beyer, Jennifer Michael Hecht, Sipko Melissen, Henri Borel

De Duits-Roemeense dichter Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Zie ook alle tags voor Paul Celan op dit blog.

Wasser und Feuer

So warf ich dich denn in den Turm und sprach ein Wort zu den Eiben,

draus sprang eine Flamme, die maß dir ein Kleid an, dein Brautkleid:

Hell ist die Nacht,
hell ist die Nacht, die uns Herzen erfand
hell ist die Nacht!

Sie leuchtet weit übers Meer,
sie weckt die Monde im Sund und hebt sie auf gischtende Tische,
sie wäscht sie mir rein von der Zeit:
Totes Silber, leb auf, sei Schüssel und Napf wie die Muschel!

Der Tisch wogt stundauf und stundab,
der Wind füllt die Becher,
das Meer wälzt die Speise heran:
das schweifende Aug, das gewitternde Ohr,
den Fisch und die Schlange –

Der Tisch wogt nachtaus und nachtein,
und über mir fluten die Fahnen der Völker,
und neben mir rudern die Menschen die Särge an Land,
und unter mir himmelts und sternts wie daheim um Johanni!

Und ich blick hinüber zu dir,
Feuerumsonnte:
Denk an die Zeit, da die Nacht mit uns auf den Berg stieg,
denk an die Zeit,
denk, daß ich war, was ich bin:
ein Meister der Kerker und Türme,

ein Hauch in den Eiben, ein Zecher im Meer,
ein Wort, zu dem du herabbrennst.

 

Zähle die Mandeln

Zähle die Mandeln,
zähle, was bitter war und dich wachhielt,
zähl mich dazu:

Ich suchte dein Aug, als du’s aufschlugst und niemand dich ansah,
ich spann jenen heimlichen Faden,
an dem der Tau, den du dachtest,
hinunterglitt zu den Krügen,
die ein Spruch, der zu niemandes Herz fand, behütet.

Dort erst tratest du ganz in den Namen, der dein ist,
schrittest du sicheren Fußes zu dir,
schwangen die Hämmer frei im Glockenstuhl deines Schweigens,
stieß das Erlauschte zu dir,
legte das Tote den Arm auch um dich,
und ihr ginget selbdritt durch den Abend.

Mache mich bitter.
Zähle mich zu den Mandeln.

 

Bloem

De steen.
De steen in de lucht die ik volgde.
Jouw oog, zo blind als de steen.

We waren
handen,
we schepten de duisternis leeg, we vonden
het woord dat opsteeg de zomer in:
bloem.

Bloem – een blindenwoord.
Jouw oog en mijn oog:
ze zorgen
voor water.

Wasdom.
Aan hartwand komt er
blad na blad bij.

Een woord nog, als dit, en de hamers
zwaaien vrij buiten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 
Paul Celan (23 november 1920 – 20 april 1970)

 

De Duitse dichter, schrijver en essayist Marcel Beyer werd op 23 november 1965 in Tailfingen / Württemberg geboren. Zie ook alle tags voor Marcel Beyer op dit blog.

Froschfett

Froschfett, in ausgereiztem Zustand, bis
auf die Ränder ausgekratzt und
brüchig, schwarz noch, aber nur mäßig

so strichen sie, Bert, Berta, Leni, Martha,
Walter schon in Jugendjahren, das Schuhwerk,
ebenmäßig, glänzten sie, und ausgereizt

das haftet, haftet nicht, aber der Balg schon
blank, gebrochene Fasern, halb Vorfahr ich,
halb Randfigur mit schwarzen Fingernägeln

und einem Halbsatz auf den Lippen, also an völlig
falschem Ort, so streicht man alle Zeit, wie
ich, hinweg, über das mäßig ausgeblichene Leder,

brüchig der Ton, so strich man eben noch, und
eben, mäßig laut, die andere Hälfte, so läßt man
stets das Leder fahren, das eingefärbte, schwach

und endlich dorthin, wo der verschmierte
Balg verschwindet, ich bin
nicht da, ich bin verstaut im Kasten.

 

Reinzeichnen

Ruß, Wasser sehe ich dich zeichnen, Poren im
Plastikvorhang, Tageslicht, es riecht nach
Steppdecke, nach grünem Vorzeitkaro. Ich hänge
an Kastanienzweigen, auf meinem Unterarm

die Fliegen. Ende August. Ein Minigolfverlangen.
Nachzeichnung zwei, am Plastikvorhang scheiden
sich die Bilder, ich sehe dich gegen den Himmel

schatten. Im Laub ein Turnschuh, Fell, aus dem
Kommodenphoto schaut ein fremder Mann. Der
Farn gerät an einer Stelle in Bewegung, ich sehe
dich, der Himmel zieht ins Haar hinter den Ohren.

 
Marcel Beyer (Tailfingen, 23 november 1965)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Jennifer Michael Hecht werd geboren op 23 november 1965 in New York. Zie ook alle tags voor Jennifer Michael Hecht op dit blog.

No Hemlock Rock (don’t kill yourself)

Don’t kill yourself. Don’t kill yourself.
Don’t. Eat a donut, be a blown nut.
That is, if you’re going to kill yourself,
stand on a street corner rhyming
seizure with Indonesia, and wreck it with
racket. Allow medical terms.
Rave and fail. Be an absurd living ghost,
if necessary, but don’t kill yourself.

Let your friends know that something has
passed, or be glad they’ve guessed.
But don’t kill yourself. If you stay, but are
bat crazy you will batter their hearts
in blooming scores of anguish; but kill
yourself, and hundreds of other people die.

Poison yourself, it poisons the well;
shoot yourself, it cracks the bio-dome.
I will give badges to everyone who’s figured
this out about suicide, and hence
refused it. I am grateful. Stay. Thank
you for staying. Please stay. You
are my hero for staying. I know
about it, and am grateful you stay.

Eat a donut. Rhyme opus with lotus.
Rope is bogus, psychosis. Stay.
Hocus Pocus. Hocus Pocus.
Dare not to kill yourself. I won’t either.

 

Prosody on Comedy

Tragedy is when all the stage is all good will
and all will wrongly, like too many winter coats
in too few seats on the subway, no one will
give up a thing yet all feel a remote
and stinging sorrow for the standers. Still,
tragedy is the ship sunk, bobbing heads afloat
together in the drink all happy now to fill
their lungs with air and dream of life-boats.
No bouts now. All their coveted papers and pills
as wet as once were their eyes, dry as ghost’s
now, and low slung. Comedy is why they’re still
together, in an ocean wide as wind and sky her host.
As we float the deepness of the ocean tugs our bones.
In comedy, we rush the crowded stage and act alone.

 
Jennifer Michael Hecht (New York, 23 november 1965)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Sipko Melissen werd geboren in Scheveningen op 23 november 1944. Zie ook alle tags voor Sipko Melissen op dit blog.

Lemster Boekhandel

Amfitheater aan de waterkant.
Schitterend licht op water en kade.
Lemster Boekhandel in kapitalen
boven voor mij aantrekkelijke ruiten.

Schepen varen voorbij: Odysseus
De Vrijheid, Galileo Galilei.
Zondagszeilers gaan smetteloos wit
naar wijder water dan de gracht.

Een oberjongen in hiërarchisch zwart
zet kopjes neer zijn handen trillen
wacht op de stoep tot nader order
gevangen tussen kassa en terras.

Achter de ramen aan de overkant
zou ik willen dat ik kwam te liggen
uitgekleed tot op een woord of wat
verscholen onder titel, naam en kaft.

Koopwaar op de nuchtere maandagmorgen.
Daar mij prijs te geven en wachten
tot je zult binnenkomen, rondkijken
kopen en mij openen, kleine ober.

Ik concentreer mij op de uitstalkast
waar ik de aandacht winnen moet:
Handboek voor Zeilers, pennen, postpapier
ansichtkaarten, Van Harte Beterschap.

 

Gezicht op Sloten

In deze tekening kom ik thuis
de weg leidt onvermijdelijk
naar de oneffenheid
op ’t poldervlak
zomervolle bomen
houden nog verborgen

het dorp

waar ik in door wil dringen
om bij de kern te horen
in de kerk te zingen
begraven naast de toren
wachten op een jongste dag

 
Sipko Melissen (Scheveningen, 23 november 1944)

 

De Nederlandse schrijver en journalist Henri Jean Francois Borel werd geboren in Dordrecht op 23 november 1869. Zie ook alle tags voor Henri Borel op dit blog en ook mijn blog van 23 november 2010.

Uit: Het zusje

“Op de brug tusschen den Noordwal en de Veenkade was hij haar voor het eerst tegengekomen.
Hij was met den trein van 4 uur 19 uit Leiden gegaan, samen met een vriend, en tegen vijf uur waren ze op de brug, op weg naar de Elandstraat, waar zij aten. Eerst den langen weg door de Wagenstraat, de Veenestraat en de Prinsenstraat, in de vale, kille triestigheid van Novembermiddagen, door donkere, onverschillige menschen. Allebei stil, in hun zwijgende vriendschap, naast elkaar loopend als vreemden, met bleeke, strakke gezichten.
En toen was ze inééns aangekomen, zóó, dat Paul er van staan bleef.
Niets dan een meisje. Zoo maar een schoolmeisje leek ze, van een jaar of zestien, met nog niet heelemaal lange rokjes, en het haar met korte krullen los langs haar schouders. Erg eenvoudig gekleed. Een blauw manteltje met twee rijen knoopen, een donkerder blauw rokje, een hoed met opgeslagen, breeden rand. In de hand droeg ze een paar schoolboeken.
Maar haar gezichtje! O! gezond, bloeiend gezichtje, zoo roze-roode, hoe vriendelijk lachte het ineens, en wat schitterden daarin zoo blijde twee donkerbruine oogen! Zóó, ineens maar, op de brug, in ’t donkere, late namiddaglicht, een meisje, lachend tegen de eenzame droefheid van Paul, die, zonder het te weten, even staan bleef. Hij voelde die warme vriendelijkheid diep in hem gaan, een lief heid, van jaren lang geleden, en een oud, vreemd gevoel zwol zachtjes in hem op. Hij wilde iets zeggen. Maar het meisje was alweer voorbij. Dáár ging ze, de Prinsenstraat in. Nog even keek ze om…. kleurde…. en weg was ze, den hoek om.
‘Kom toch, kerel,’ zei Loo, ‘waar kijk je toch naar?’
‘Naar een meisje. Heb je gezien wat een lief meisje daar voorbijging? Ze lachte tegen me. Wat een vriendelijk gezichtje!’
‘Och jij met je meisjes altijd. Kom, ga mee, anders laat juffrouw Siebers het eten weer koud worden.’
En ze liepen door naar de Elandstraat. Ze aten samen, en ’s avonds speelden ze quatre-mains, Preludiums en Fuga’s bewerkt naar de Orgel-Concerten van Bach. En toen Paul om elf uur door de Boschjes naar zijn kamers aan de Wittebrug wandelde, was hij het incidentje van vóór den eten weer heelemaal vergeten.
Zóó gingen er zoovéél voorbij. Even, op straat, een lief gezichtje, een lachje, en dan weer weg, uit zijn eenzaam leven….”

 
Henri Borel (23 november 1869 – 31 augustus 1933)
Henri Borel, Frederik van Eeden en Lodewijkvan Deyssel 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e november ook mijn vorige blog van vandaag.