Pé Hawinkels, Hristo Smirnenski, Elizabeth Gaskell, Miguel de Unamuno, Miguel de Cervantes, Colin Dexter, Ingrid Noll

 De Nederlandse dichter, schrijver, songwriter en vertaler Pé Hawinkels werd geboren op 29 september 1942 in Heerlen. Zie ook mijn blog van 29 september 2010 en eveneens alle tags voor Pé Hawinkels op dit blog.

Uit: Autobiografische flitsen en fratsen

“Mijn vader stak een pijp op, (een onglooflijke pijp, ongeveer ter grootte van een schaam-kalebas der Papoea’s, overdekt met de in meerschuim uitgesneden beeltenis van raspaarden. Deze dieren joegen in gestrekte draf bergop, als een teruggedraaide bergbeek, zonder ooit de wouden van mijn vaders baard binnen to denderen, iets wat evenmin gelukt is aan een der andere paarden, die het leven van deze man vulden:paarden op een sigarepijpje, paarden op een horlogestandaard, paarden op & in dat horloge zelf, paarden op zijn dasspeld en manchetknopen, paarden in de wei en paarden in zijn hart, en ten slotte de paarden, die hij voor mij placht te tekenen, minder met fantasie dan met precisie . Achthonderd paardetekeningen bezit ik van zijn hand, waarvan er geen een van welke ander dan ook is te onderscheiden anders dan met het oog der liefde, met als enige uitzondering, om welk feit vast te stellen ook het doodgewone, algemeen verbreide oog der banaliteit dienst kan doen, om welke reden ik u allen van harte inviteer eens een kijkje to komen nemen, de wandschildering van een paard, een Lippizaner appelschimmel, waaraan hij & ik, ongeveer ten tijde van de wisseling mijner melktanden een voile week gewerkt hebben, en die thans nog de zolder van mijn ouderlijk huis een unieke charme verleent: het paard is acht meter lang en bijna zes meter hoog. Het is helemaal omgeven door een knetterende kleur groen, waarmee wij als het ware wilden aangeven dat het edele dier, zoals dat een vrij paard betaamt, zich in een weide bevindt, – iets wat niet helemaal van elke aanvechtbaarheid verstoken is: Lippizaner appelschimmels worden doorgaans alleen in maneges gehouden, en mogen zeker niet vrij rondlopen tussen de ongelikte Friezen, de koudbloedige Belgen, de amorfe fjordenpaarden, en Engelse of Franse volbloeden, om van de Oldenburgers, de Zeeuwen, Friezen, Brabanders, Groningers of Geldersen, laat staan de verwijfde Arabieren en andere oosterlingen – vrijwel zonder uitzondering seksueel geinverteerde dieren, walgelijk! Foei! – maar helemaal to zwijgen. Iedereen nu weet, dat paarden edele dieren zijn, en niemands achting voor mijn vader kan eronder lijden, als ik mededeel, dat hij aan nets anders dacht dan aan paarden, reeel of fictief, en levend of historisch.”


Pé Hawinkels (29 september 1942 – 16 augustus 1977)

 

De Bulgaarse dichter en schrijver Hristo Smirnenski werd geboren op 29 september 1898 in Koukoush. Zie ook mijn blog van 29 september 2010 en eveneens alle tags voor Hristo Smirnenski op dit blog.

Uit: The Tale Of The Stairs

The young man paused and listened.
“How strange! Why have they suddenly begun to sing happy songs and to laugh lightheartedly?…” Again he set off at a run.
Again the Devil stopped him. “For you to go three more steps I must have your eyes.”
The young man made a gesture of despair. “But then I shall be unable to see my brothers or those I go to punish.”
“You still shall see them…” The Devil said. “I will give you different, much better eyes.”
The young man rose three more steps and looked back.
“See your brothers’ naked bleeding bodies,” the Devil prompted him.
“My God, how very strange! When did they manage to don such beautiful clothes? And not-bleeding wounds but splendid red roses deck their bodies…”
At very third stair the Devil exacted his little toll. But the young man proceeded, willingly giving everything he had in order to reach his goal and to punish the well-fed nobles and princes. Now one step, just one last step remained and he would be at the top. Then indeed he would avenge his brothers.
“I am a plebeian by birth and all ragged folk…”
“Young man, one last step still remains. Just one more step and you shall have your revenge. But for this last step I always exact a double toll: give me your heart and give me your memory.”
The young man protested.
“My heart? No, that is too cruel!”
The Devil gave a deep and masterful laugh: “I am not so cruel as you imagine. In exchange I will give you a heart of gold and a brand-new memory. But if you refuse me, then you shall never avenge your brothers whose faces are the colour of sand and who groan more bitterly than December blizzards.”
The young man saw irony in the Devil’s green eyes.”

 
Hristo Smirnenski (29 september 1898 – 18 juni 1923)
Portret in de regionale bibliotheek in Pleven

 

De Britse schrijfster Elizabeth Gaskell werd geboren op 29 september 1810 in Londen. Zie ook mijn blog van 29 september 2010 en eveneens alle tags voor Eilzabeth Gaskel op dit blog.

Uit: North and South

“I choose to believe that I owe my very life to you–ay–smile, and think it an exaggeration if you will.
I believe it, because it adds a value to that life to think—oh, Miss Hale!’ continued he, lowering his voice to such a tender intensity of passion that she shivered and trembled before him, ’to think circumstance so wrought, that whenever I exult in existence henceforward, I may say to myself, “All this gladness in life, all honest pride in doing my work in the world, all this keen sense of being, I owe to her!” And it doubles the gladness, it makes the pride glow, it sharpens the sense of existence till I hardly know if it is pain or pleasure, to think that I owe it to one–nay, you must, you shall hear’–said he, stepping forwards with stern determination–’to one whom I love, as I do not believe man ever loved woman before.’ He held her hand tight in his. He panted as he listened for what should come. ”
(…)

“Oh! that look of love!” continued he, between his teeth, as he bolted himself into his own private room. “And that cursed lie; which showed some terrible shame in the background, to be kept from the light in which I thought she lived perpetually! Oh, Margaret, Margaret! Mother, how you have tortured me! Oh! Margaret, could you not have loved me? I am but uncouth and hard, but I would never have led you into any falsehood for me.”

 
Elizabeth Gaskell (29 september 1810 – 12 november 1865)
Cover

 

De Spaanse dichter en filosoof Miguel de Unamuno y Jugo werd geboren op 29 september 1864 in Bilbao. Zie ook mijn blog van 29 september 2010 en eveneens alle tags voor Miguel de Unamuno y Jugo op dit blog.

Uit: Nevel (Vertaald door Bart Peperkamp

Toen Augusto in de deuropening van zijn huis verscheen strekte hij zijn rechterarm uit, met de palm van zijn geopende hand naar beneden, en terwijl hij naar de lucht keek bleef hij een ogenblik als een ware keizer Augustus staan in deze verheven statueske houding. Dat was niet zijn manier om bezit te nemen van de buitenwereld, maar om na te gaan of het regende. En toen hij op de rug van zijn hand de koele en trage motregen voelde fronste hij zijn voorhoofd. En dat was evenmin omdat de motregen hem hinderde, maar wel omdat hij zijn paraplu moest openmaken. Die zat zo chic, zo gracieus opgevouwen in zijn hoes! Een dichte paraplu is even chic als een geopende paraplu lelijk is.
«Het is zo jammer wanneer men gebruik moet maken van dingen,» dacht Augusto, «wanneer men ze moet gebruiken. Het gebruik ervan doet afbreuk aan hun schoonheid en maakt hen zelfs lelijk. De meest verheven functie van voorwerpen is dat ze aanschouwd kunnen worden. Hoe mooi is een sinaasappel voordat die gegeten wordt! Dat zal anders worden in de hemel, wanneer al wat we nog maar hoeven, of beter gezegd: mogen doen is het aanschouwen van God en van alles wat in Hem is. Hier, in dit armzalige aardse bestaan laten we ons niets aan God gelegen liggen, tenzij om Hem voor onze eigen doeleinden te gebruiken; wij willen Hem openen, zoals je dat met een paraplu doet, zodat Hij ons zal beschermen tegen ieder soort kwaad.»
Dat zei hij bij zichzelf en hij bukte zich om zijn broek goed te doen. Ten slotte opende hij zijn paraplu en hij bleef een ogenblik weifelend staan, terwijl hij dacht: «En nu, waar zal ik heengaan? Ga ik rechtsaf of linksaf?»
Want Augusto was geen wandelaar, maar iemand die het leven al wandelend beschouwde. «Ik wacht even tot er een hond voorbijkomt,» zei hij bij zichzelf, «en om te beginnen neem ik de richting waar die heenloopt.»
En toen kwam er op straat geen hond voorbij, maar een knap jong meisje, en hij liep achter haar ogen aan, als aangetrokken door een magneet en zonder dat hij, Augusto, er erg in had.
En zo ging dat één straat door, en nog een en nog een.”

 
Miguel de Unamuno (29 september 1864 – 31 december 1936)
Portret door Vázquez Días, 1920

 

De Spaanse dichter en schrijver Miguel de Cervantes werd geboren op 29 september 1547 in Madrid. Zie ook mijn blog van 29 september 2010 en eveneens alle tags voor Miguel de Cervantes op dit blog.

Uit: Don Quichot van La Mancha (Bewerkt door J.J.A. Goeverneur)

“De meiden echter, toen zij zoo onverwachts een geharnasten ridder voor zich zagen, gilden en gierden het uit en vluchtten vol schrik de herberg in. Don Quichot, die zich dit vreemd gedrag niet verklaren kon, snelde haar na, riep haar terug, lichtte het vizier van zijn helm op, ontdekte zijn mager, bestoven gezicht en zeide met lispelende stem en onder eene diepe buiging: “Mijne edele en hooggeboren jonkvrouwen, vlucht toch niet zoo voor een ridder, van wien gij nooit in der eeuwigheid eenige oneerbiedige behandeling te duchten hebt, maar die veeleer bereid is, u ten allen tijde naar zijn beste vermogen te dienen en bij te staan.”
Op eene haar zoo vreemde en ongehoorde wijze aangesproken, barstten de beide deernen in een luid, schaterend lachen uit en maakten zulk een leven en misbaar, dat Don Quichot in ’t eind ernstig boos begon te worden. Evenwel bedwong hij zijne drift en sprak:
“Mijne geëerde dames, zonder reden zoo te lachen verraadt onverstand. Gelieft dit echter niet als eene beleediging te beschouwen; want ik herhaal u met den diepsten eerbied, dat ik bloed en leven aan uw dienst wensch toe te wijden.”
De dolle taal van den gekken ridder deed de meiden, in plaats van haar tot bedaren te brengen, nog maar harder te lachen, en Don Quichots ergernis klom reeds tot een bedenkelijken graad, toen nog juist van pas de dikke herbergier voor de deur verscheen en als een vreedzaam man vrede zocht te stichten. Niettegenstaande zijne goede bedoeling was hij echter bijna zelf in den lach geschoten, toen hij de wonderbaarlijk kluchtige figuur van onzen ridder wat nader had opgenomen; alleen het gezicht van de dreigende lans in Don Quichots vuist maakte, dat hij zich met geweld goedhield.”


Miguel de Cervantes (29 september 1547 – 23 april 1616)
Cover

De Britse schrijver Colin Dexter werd geboren op 29 september 1935 in Stamford, Lincolnshire. Zie ook alle tags voor Colin Dexter op dit blog.

Uit: Inspector Morse

“Perhaps (I hope) the most sensible way for me to write about Chief Inspector Morse is to try to answer some of the many questions that have been put to me most frequently by audiences and correspondents. Then, at least, I can believe that my answers will be focused upon things in which people seem genuinely interested.
But first, a few brief words about myself. The whole of my working life was spent in education: first, as a teacher of Latin and Greek in English grammar schools; second, with increasing deafness blighting my life, as a senior administrative officer with the Oxford Delegacy of Local Examinations, in charge of Latin, Greek, Ancient History, and English.
Well, here goes!
What emboldened you to enlist in the rather crowded ranks of the crime-writing fraternity?
It is not unknown, even in midsummer, for the heavens to open in North Wales; and there are few things more dispiriting than to sit in a guesthouse with the rain streaming in rivulets down the windows, and with offspring affirming that every other father somehow manages to locate a splendid resort, with blue skies and warm seas, for the annual family holiday. That was my situation one Saturday afternoon in August 1973. Having rather nervously asserted that we were not planning a premature return to Oxford, I shut myself up in the narrow confines of the kitchen with a biro and a pad of ruled paper-with only a very vague idea of what I was intending to do. I had already finished reading the two paperback detective stories left by previous guests, and I figured that if I tried hard, I might possibly do almost as well in the genre myself. So for a couple of hours I tried very hard, resulting in how many paragraphs, I cannot recall. I doubt more than two or three. It was, however, that all-important start: Initium est dimidium facti (the beginning is one half of the deed), as the Roman proverb has it.
Had I any reason other than vanity for wishing to see my name on the jacket of a detective story? Not money, certainly, since I was fortunate enough to enjoy a well-paid university post, annually climbing a little higher up the salary scale. If, as Dr. Johnson remarked-in an uncharacteristically cynical vein-“no man but a blockhead ever wrote except for money,” then I was one of the blockheads. And not because I thought I had anything of criminological, psychological, or sociological import to communicate to my fellow man. I had just one simple aim in mind-an aim to which I have always held firm in my subsequent writings: to tell a story that would entertain whatever readers might be coming my way.”

 
Colin Dexter (Stamford, 29 september 1935)
John Thaw als Inspector Morse en Kevin Whately als Sergeant Lewis in de TV-serie

 

De Duitse (detective)schrijfster Ingrid Noll werd geboren op 29 september 1935 in Shanghai. Zie ook alle tags voor Ingrid Noll op dit blog.

Uit:Hab und Gier

“Vor etwa zwanzig Jahren erhielt ich gelegentlich eine Einladung zum Sonntagsbrunch, doch dann kamen Mittagstermine aus der Mode. Die Gastgeber wurden es leid, weil einige der Besucher bis zum Abend blieben und man mehr als eine Mahlzeit auftischen mußte. Daher war ich völlig überrascht. als ich kürzlich die handgeschriebene Karte eines ehemaligen Kollegen im Briefkasten fand: Wolfram Kempner, von dem ich schon lange nichts mehr gehört hatte – und der nun offenbar auch aus der Bibliothek ausgeschieden war -‚ bat an einem bevorstehenden Feiertag zu einem Gabelfriihstück. Ganz der alte Bücherwurml, dachte ich. Wer außer ihm kannte heute schon noch dieses altmodische. seltsame Wort für einen Imbiss!
Noch zwei Wochen hatte ich Zeit, um eventuell abzusagen, meine Gefühle sehwankten zwischen Neugier und Unlust. Vorsichtshalber wollte ich mir vor einer Zusage eine gewisse Grabinschn’fl noch einmal anschauen. Gedankenverloren wanderte ich über den Weinheimer Friedhof. Ich war einige Monate nicht mehr dort gewesen, obwohl sich die Gräber meiner Verwandten hier befanden. Frühling lag in der Luß, es war ein milder Tag, Vögel zwitscherten munter, frisch aufgeworfene Erde glänzte in der Sonne, die Blumengebinde erfroren nicht mehr über Nacht, sondern hielten sich fast so gut wie in der Vase. Am Tag zuvor hatte es geregnet, auf den glitsehigen Nebeanen musste ich mich in Acht nehmen, um nicht auszurutschen. Erstaunt bemerkte ich, dass sich die kleinen Patten aus wetterfestem Steinguss wundersam vermehrt hatten. Manche Gräber wiesen bis zu acht Engel auf, einige eine Madonna. Die meisten Himmelsboten waren rel.1tiv neu und blendend weiß. die paar älteren aus Keramik wiesen Sprünge auf, setzten Moos an, «grauten, passten sich dem Erdreich an und wurden irgendwann zu Staub. immer wieder wunderte ich mich, dass die Verstorbenen persönlich angesprochen wurden: Ruhe sanft.”

 
Ingrid Noll (Shanghai, 29 september 1935)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e september ook mijn blog van 29 september 2015 en ook mijn blog van 29 september 2013 deel 2.