De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.
Uit: Monte Carlo
“De naam van de man is Jack Preston.
Zijn vader, zachtaardig, gesneuveld voor het vaderland, wou hem Adam noemen, maar zijn moeder vond Adam te deftig, niet passen bij hun soort eenvoudige mensen. Hem Adam noemen, dacht ze, achteroverleunend in de opgeklopte kussens, terwijl haar pasgeboren zoon de lippen om haar zeer gevoelige linkertepel sloot en daarbij een zacht kermen voortbracht, als van een overrompelend geluk na het doorstane leed, een geluk zo groot dat het niet helemaal in zijn lijfje paste, waardoor het overschot met opeenvolgende trillingen van de stembanden afgevoerd moest worden, hem Adam noemen, dacht ze, zou verkeerde verwachtingen scheppen en hem voorbestemmen voor een leven verziekt door ontgoocheling.
Jack. Naar haar doodgeboren broertje dat de voorbije maanden geen seconde uit haar gedachten was geweest en haar de nacht tevoren in een droom had bezocht, haar als een volwassen man de hand had geschud op een manier die in de droom niet de minste twijfel liet bestaan over zijn ware identiteit.
Adam, dacht zijn vader elf jaar later. De gedachte viel samen met het inslaan van een kogel vlak bij zijn gezicht. Nu hij hier op dit vreemde strand lag, getroffen in de borst, de pijn ver voorbij, nu hij geen deel meer nam aan het tumult, ebde zijn angst weg. Het mortiervuur, de schorre kreten, de fluitende kogels, de zee, alles vervaagde. Op het ogenblik dat de inslaande kogel het zand deed opspatten en een kuiltje maakte, precies in zijn blikveld, kwam de naam Adam als een warme herinnering, een onverwacht geschenk, de zoon die zijn zoon ook was. Het stille, exclusieve genoegen van een geheim verbond, besloten in één woord. Adam. Hij fluisterde, hij voelde zijn lippen bewegen, en hij stierf.”
Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)
De Amerikaanse schrijver, dramaticus en essayist Gore Vidal werd geboren op 3 oktober 1925 in West Point, New York. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Gore Vidal op dit blog.
Uit: Point to Point Navigation: A Memoir
“From that moment on, I was alert to all films about the French and Russian revolutions and, from that day, I have always known that not only could it happen here but it probably would. In the wake of the disorders and discontents of the sixties, soon to rise again in the nineties, this is no great insight. But back then, it was an ominous portent of things to come, and of the fragility of our uniquely founded state in which everyone thought himself guaranteed sufficient liberty in order to pursue happiness on the high Jeffersonian ground that the present belongs to the living. But if the rich are too rich and the poor have nothing to support them in bad times, then how is liberty’s tree to be nourished?
A chill wind went through the Republic. Three years later Social Security was passed by Congress despite the cry of the conservatives that this was godless socialism and henceforth every citizen would be forced to exchange his name for an administrative number. My grandfather asked for the bill to be voted on. His friend, Huey Long, seconded the motion. Then Senator Long voted for Social Security, and Senator Gore abstained.
The children of the famous are somewhat different from the children of all the rest, including those of the merely rich. Until my mother married a second time, there was no fortune in the family. Cunningly, my father managed to lose control of each of the airlines that he had founded; but then he had no interest in money, only in the making of new things. Senator Gore lived on his salary as a senator, $15,000 a year. He was also the first and, I believe, last senator from an oil state to die without a fortune. But though we were relatively poor, I could tell that I was not like the other children because of the questions that my teachers would ask me about my father and grandfather, and was it true what the papers said?“
Gore Vidal (3 oktober 1925 – 31 juli 2012)
De Vlaamse schrijver Stijn Streuvels, pseudoniem voor Frank Lateur werd geboren in Heule op 3 oktober 1871. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Stijn Streuvels op dit blog.
Uit: De vlaschaard
“Maar ’t belet niet dat een oude boer altijd weer opstormt en ingrimmig zijn verveling uitgromt wanneer hij op de vijfde maand onder de zwarte zoldering ronddraait tusschen de vier muren van een keuken, in de duffe heerdlucht en hij ’t beu wordt van door het loergat van een venster op de zelfde, lamme dingen te staan zien – op den buiten die in dezelfde spijtige duisternis gedompeld ligt. De vrije buitenlucht is hij gewend met volle teugen door de asemgaten te voelen gaan en zijn oogen zijn gewend heel de vallei te overgrijpen waar ze open en bloot ligt als vóor een breed open raam, in de onmeetbaarheid van levende groen, te gloeien in zonnepraal. En nu is ’t land al éen zonke vol slijk; effen een boogscheute ver, draagt het zicht waar men een man uit een wijf niet herkent. Wegen en grachten zijn in stroomende beken herschapen en waar er vijf boomen in een nest te gare staan, gelijken ze een muur, een wolke of een vormelooze kuil blauwe rook of een andere ongedaante. Huizen en hoven liggen verzonken als smoorhoopen in de dompigheid zonder dat men venster of deur of dak of schouwe uitkennen kan. Vijf maanden lang weegt de lucht als een zware deken op het land, zonder ademgat, zonder licht of helderheid, zonder zon of mane. Afgesloten van mensch of mage leeft men elk op zijn eenigheid, op het onlands en afgelegen hof ingesloten als op een eiland, met more, slijk en wazelanden rondom. En wanneer men nu vijf maanden de dagen heeft geteld en van den eenen stoel op den anderen gereden heeft met de schenen verbrand bij den heerd en de jicht in den rugge van de koude tochten, wanneer de tijd daar is van de verlossing en de lucht veranderen moet, maar niet verandert… wanneer men erop gesteld is om te beginnen en de handen voelt jeuken, de handen die verlangen om te grijpen, te heffen, te duwen, te steken om voortgang in ’t werk te krijgen… en slegge en regen altijd eenbaarlijk aanhouden en de Maarte blijft liegen als ware ze een oude winterrutte… berusting is er wel altijd bij den boer maar de verdoemelijke verveling kan hij niet blijven verkroppen en misgunnig en wrokkig staan hem alle dingen in den weg zoodat ’t heele leven hem geen schop van zijn zwaargeklompte voeten meer weerd schijnt. Zou men achterna niet gaan twijfelen of er iets uit den haak is met de zon? of er ergens een klinke uit de vange van het groote raderwerk gesprongen is en de dagen nu zot voortdraaien zonder de spillen te lichten die de zon op haar hoogte en in heur macht moet brengen?”
Stijn Streuvels (3 oktober 1871 – 15 augustus 1969)
Portret door Gerard Vekeman, z.j.
De Franse schrijver Henri Alain–Fournier werd geboren op 3 oktober 1886 in Épineuil-le-Fleuriel (Cher). Zie ook mijn blog van 3 oktober 2010 en ook alle tags voor Alain-Fournier op dit blog.
Uit: Le Grand Meaulnes
« Un peu angoissé à la longue par tout ce plaisir qui s’offrait à lui, craignant à chaque instant que son manteau entr’ouvert ne laissât voir sa blousse de collégien, il alla se réfugier un instant dans la partie la plus paisible et la plus obscure de la demeure. On n’y entendait que le bruit étouffé d’un piano.
Il entra dans une pièce silencieuse qui était une salle à manger éclairée par une lampe à suspension. Là aussi c’était fête, mais fête pour les petits enfants.
Les uns, assis sur des poufs, feuilletaient des albums ouverts sur leurs genoux; d’autres étaient accroupis par terre devant une chaise et, gravement, ils faisaient sur le siège un étalage d’images; d’autres, auprès du feu, ne disaient rien, ne faisaient rien, mais ils écoutaient au loin, dans l’immense demeure, la rumeur de la fête.
Nicolas Duvauchelle en Jean-Baptiste Maunier in de film Le Grand Meaulnes uit 2006
Une porte de cette salle à manger était grande ouverte. On entendait dans la pièce attenante jouer du piano. Meaulnes avança curieusement la tête. C’était une sorte de petit salon-parloir; une femme ou une jeune fille, un grand manteau marron jeté sur ses épaules, tournait le dos, jouant très doucement des airs de rondes ou de chansonnettes. Sur le divan, tout à côté, six ou sept petits garçons et petites filles rangés comme sur une image, sages comme le sont les enfants lorsqu’il se fait tard, écoutaient. De temps en temps seulement, l’un d’eux, arc-bouté sur les poignets, se soulevait, glissait à terre et passait dans la salle à manger: un de ceux qui avaient fini de regarder les images venait prendre sa place.
Après cette fête où tout était charmant, mais fiévrieux et fou, où lui-même avait si follement poursuivi le grand pierrot, Meaulnes se trouvait là plongé dans le bonheur le plus calme du monde.
Sans bruit, tandis que la jeune fille continuait à jouer, il retourna s’asseoir dans la salle à manger, et,ouvrant un des gros livres rouges épars sur la table, il commença distraitement à lire.
Presque aussitôt un des petits qui étaient par terre s’approcha, se pendit à son bras et grimpa sur son genou pour regarder en même temps que lui; un autre en fit autant de l’autre côté. Alors ce fut un rêve comme son rêve de jadis. Il put imaginer longuement qu’il était dans sa propre maison, marié, un beau soir, et que cet être charmant et inconnu qui jouait du piano, près de lui, c’était sa femme… »
Alain-Fournier (3 oktober 1886 – 22 september 1914)
Cover
De Russische dichter Sergej Aleksandrovitsj Jesenin werd geboren op 3 oktober 1878 in het dorpje Konstantinovo, bij Rjazan. Zie ook alle tags voor Sergej Jesenin op dit blog.
The flowers say good-bye to me
The flowers say good-bye to me,
They bend their heads and bow low down
Which means that I will never see
Her lovely face and my home town.
Well, that”s the way it is, my love!
I saw them all in habitation,
I take this deathly trepidation
For tender feeling, still alive.
I”ve learnt my life day after day,
I have been living with a smile, and
Thus I invariably say:
In our world all is recurrent.
Well, some one else will come along,
No grief will sooth the past. The new one,
Perchance, will sing a better song
For the beloved forsaken woman.
And listening to the song , maybe,
Caressing her endeared lover,
She”ll probably remember me
As a unique and cherished flower.
Blue is the night…
Blue is the night, and the moon is glancing ,
There was a time, I was young and handsome.
So irretrievable and so persistent
All has gone by…all is past …and distant…
Cold is my heart and so dim is my sight…
Blue is my happiness! Moonlit the night!
Vertaald door Alec Vagapov
Sergej Jesenin (3 oktober 1878 – 28 december 1925)
Yesenin en Isadora, portret door Alexey Akindinov, 2010
De Amerikaanse schrijver Bernard Cooper werd geboren op 3 oktober 1951 in Hollywood, California. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2009 en ook mijn blog van 3 oktober 2010.
Uit: The Bill from My Father
“A nurse hurried into the waiting room and glanced at a clipboard. People shifted in their seats and listened. She had to call for Mr. Hahn — the man in the wheelchair — twice before he managed to release the handbrake and propel himself forward.
Dad said, “You gotta hand it to the old bastard for getting himself to the hospital.” Translation: A son should release his father’s handbrake and stand aside.
“I’m sure someone brought him.”
“You don’t know that for a fact.”
I tossed the Ladies’ Home Journal onto a table heaped with magazines and fished a copy of Men’s Fitness from the pile, a publication my father was pleased to see me “read.” Looking at pictures of half-dressed men triggered one lustful detonation after another, and I was grateful they didn’t make noise. An article about elderly athletes showed a group of fleet and happy geriatrics dashing through an obstacle course. Great, I thought, now old people can’t just sit back, relax, and fall apart, they have to jump hurdles into perpetuity.
My father countered with faint snoring. He slumped in his chair, mouth hanging open, stomach rising and falling beneath his indestructible jumpsuit. I noticed that the collar had frayed, insofar as synthetic resin can fray. Here and there, the fabric was stained with a spotty chronicle of former meals. He hadn’t given up on personal grooming entirely — he’d doused himself with Old Spice — but his long campaign of vanity had come to an end, both its failures and triumphs behind him.”
Bernard Cooper (Hollywood, 3 oktober 1951)
Zie voor nog meer schrijvers van de 3e oktober ook mijn blog van 3 oktober 2011 deel 1 en eveneens deel 2.