De Vlaamse schrijver Peter Terrin werd geboren in Tielt op 3 oktober 1968. Zie ook alle tags voor Peter Terrin op dit blog.
Uit: Blanco
“Het restaurant bevond zich midden in een rij bescheiden herenhuizen.
De gevel was onopvallend; behalve een hoge plant in een terracotta pot naast de voordeur wees niets erop dat hier een zaak werd uitgebaat.
Viktor kon zich moeilijk van de indruk ontdoen dat men de glimmende plant speciaal voor deze dag gehuurd had.
De ontvangst was onpersoonlijk en de eetkamer ademde een sfeer van verouderde plechtstatigheid. De moeder van Helena, die het restaurant had gekozen, posteerde zich als enige van het gezelschap met de handen op de rug voor de vergeelde jachttaferelen en het schamele wandtapijt.
De gerechten werden opgediend onder stolpen. Toen alle borden op tafel stonden, kwam de vrouw des huizes erbij om samen met de kelners gelijktijdig de maaltijd te onthullen, maar het spektakel was weinig indrukwekkend en het eten kon warmer. Bij een blozend nichtje aan het einde van de tafel ontbrak de gratin dauphinois; de aard van dit samenzijn indachtig vond niemand het nodig er ophef van te maken, behalve Viktor. Het nichtje kreeg tranen in de ogen van schaamte toen de vrouw des huizes haar bord wegnam.
Het duurde een paar glazen rode wijn voor er verspreid gesprekken ontstonden. Links van Viktor zat Eveline, rechts Igor. Zijn zoon had de eend nauwelijks aangeraakt, alleen het bundeltje prinsessen was verdwenen.
Viktor nam zijn hand.
De jongen keek op met een bleek en vermoeid gezicht. Hij legde zijn hoofd tegen de arm van zijn vader en vroeg stil wanneer ze naar huis gingen.
Na het dessert steeg de kakofonie van kletsende mensen tot een niveau dat bij degenen die er geen deel aan namen slaap verwekte.”
Peter Terrin (Tielt, 3 oktober 1968)
De Amerikaanse schrijver, dramaticus en essayist Gore Vidal werd geboren op 3 oktober 1925 in West Point, New York. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Gore Vidal op dit blog.
Uit: Point to Point Navigation: A Memoir
“When I asked my grandparents about the newspapers, they replied in unison, “If you read it in the papers, it isn’t true.” But then populists have never had a good press in Freedom’s Land. I was also warned never to answer the questions of strangers, and, of course, I always did. To one reporter, I said that my stepfather could not possibly have been the father of my half sister as he had not known my mother long enough. Although I had no inkling of the facts of life, I had an instinct for the telling detail. Later, at school, when asked what my father did, I said, “He’s in the newspapers.” Which seemed to me a precise way of accounting for his activities as director of air commerce.
In 1936 I moved from Rock Creek Park to the house, Merrywood, across the Potomac, and money suddenly hedged us all round. At the height of the Depression there were five servants in the house, white servants, a sign of wealth unique for Washington in those years. My stepfather was an heir to Standard Oil, the nemesis of T. P. Gore and Huey Long. Although I now lived the life of a very rich prince, I was still unconscious of class differences other than the relation between black and white, which was something as fixed in our city then as the Capitol dome, and as unremarkable. But the rock that had landed between my grandfather and me in the back of the car was a sharp and unmistakable signal that there were others who were not, indeed, princes at all; that there were millions of people to whom an old-fashioned word applied—pauper.
Although something of an avatar of Mark Twain, I have never read The Prince and the Pauper, made into a film by Warner Brothers in the thirties.
Lonely children often have imaginary playmates but I was never lonely; rather, I was solitary, and wanted no company at all other than books and movies, and my own imagination. I was Puck; I was a long-dead Egyptian; I was a time traveler to Rome; I was many other selves.”
Gore Vidal (3 oktober 1925 – 31 juli 2012)
De Vlaamse schrijver Stijn Streuvels, pseudoniem voor Frank Lateur werd geboren in Heule op 3 oktober 1871. Zie ook mijn blog van 3 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Stijn Streuvels op dit blog.
Uit:In oorlogstijd (1915-1916)
“4 oktober 1915
Op mijn reis naar Kortrijk wordt mijn aandacht getrokken te Harelbeke op de zonderlinge houding van de bevolking. De deuren van al de herbergen zijn gesloten en terwijl ik de nieuwe plakbrieven lees komen een paar mannen bij die mij in opgewonden bewoording de ‘toestand’ uiteendoen.
Het volk van Harelbeke heeft heel bijzondere hoedanigheden – oproerig van karakter, fel aan elkaar gehecht en koppig – als ze iets voorhebben zullen ze ’t niet meer veranderen en de zeden zijn zo: als er 100 werklieden het werk zouden willen aanvaarden, daar zijn de andere 7000 om de lafaards de kop in te slaan. De Harelbekenaars maken ten andere theatergebaren en spreken gees nutteloze woorden – ze staan daar, een beetje uitdagend. Als de Duitse overheid hen roept op een vergadering om te gaan werken – ze verschijnen er – maar als het besluit moet uitgevoerd worden zijn ze allen verdwenen – niemand weet waar. De Harelbeekse vrouwen vooral zijn geen katten om zonder handschoenen te pakken! Als gisternacht een 20-tal van die werklieden door soldaten op hun bed verrast waren en naar Kortrijk gebracht – deden de vrouwen met al de kinderen hun uitgeleide – en ze namen geen blad voor de mond om achterwege1 haar verontwaardigd gemoed los te laten.
In ’t terugkeren heb ik het getroffen dat ik 1/4 voor 3 uur B.T.1 hier terug ben om de opsluiting van de stad bij te wonen. De patroeillen zetten uit2 en overal in de volkrijke straten, in steegjes en gangjes – lijkt het een vluchten als voor de opkomende watervloed – Iedereen springt het deurgat in en op vijf minuten tijd is heel de stad als uitgestorven. Zo vreemd en angstig is ’t gevoel dat men ondergaat om te midden de zonnige namiddag die straten leeg en verlaten te zien – en te denken dat in al die kleine huisjes en konkelige3 koertjes – die grote mannen met heel hun huisgezin opgesloten blijven tot morgen. –
Stijn Streuvels (3 oktober 1871 – 15 augustus 1969)
Cover
De Franse schrijver Henri Alain–Fournier werd geboren op 3 oktober 1886 in Épineuil-le-Fleuriel (Cher). Zie ook mijn blog van 3 oktober 2010 en ook alle tags voor Alain-Fournier op dit blog.
Uit: Le Grand Meaulnes
“Le lendemain matin, Meaulnes fut prêt un des premiers. Comme on le lui avait conseillé, il revêtit un simple costume noir, de mode passée, une jaquette serrée à la taille avec des manches bouffant aux épaules, un gilet croisé, un patalon élargi du bas jusqu’à cacher ses fines chaussures, et un chapeau haut de forme.
La cour était déserte encore lorsqu’il descendit. Il fit quelques pas et se trouva comme transporté dans une journée de printemps. Ce fut en effet le matin le plus doux de cet hiver-là. Il faisait du soleil comme aux premiers jorus d’avril. Le givre fondait et l’herbe mouillée brillait comme humectée de rosée. Dans les abres, plusiers petits oiseaux chantaient et de temps à autre une brise tiédie coulait sur le visage du promeneur.
Nicolas Duvauchelle en Jean-Baptiste Maunier in de film Le Grand Meaulnes uit 2006
Il fit comme les invités qui se sont éveillés avant le maître de la maison. Il sortit dans la cour du Domaine, pensant à chaque instant qu’une voix cordiale et joyeuse allait crier derrière lui:
“Déjà réveillé, Augustin?…”
Mais il se promena longtemps seul à travers le jardin et la cour. Là-bas, dans le bâtiment principal, rien ne remuait, ni aux fenêtres, ni à la tourelle. On avait ouvert déjà, cependant, les deux battants de la ronde porte de bois. Et, dans une des fenêtres du haut, un rayon de soleil donnait, comme en été, aux premières heures du matin.”
Alain-Fournier (3 oktober 1886 – 22 september 1914)
De school van Alain;Fournier in Epineuil le Fleuriel
De Russische dichter Sergej Aleksandrovitsj Jesenin werd geboren op 3 oktober 1878 in het dorpje Konstantinovo, bij Rjazan. Zie ook alle tags voor Sergej Jesenin op dit blog.
Brief aan mijn moeder
Ben je nog in leven, oudje van me?
Wel, ik ook. Ik groet je, warm gegroet!
Dat jouw stulp mag baden in oranje,
Die onnoemelijke avondgloed!
Iemand schreef dat jij, in stilte dubbend,
Nogal danig inzit over mij,
Dat je vaak de weg op loopt, gehuld in
Ouderwetse, sleetse dorpskledij.
Vóór je doemt dan in de avondschemer
Dikwijls één en ’t zelfde schrikbeeld op:
Dat mij bij een ruzie in ’t café een
Dolkmes in het hart gestoken wordt.
Niets daarvan hoor, lieverd! Niks te vrezen!
Dat is maar een raar idee van jou.
Zou ik dan zo’n zuiplap kunnen wezen,
Dat ik zonder weerzien sterven zou?
Ik ben net zo teder als tevoren;
In mijn droom denk ik er telkens aan
Om zo gauw ik kan uit al mijn sores
Weer naar onze stulp terug te gaan.
Ik keer weer als in de voorjaarsdagen
Onze witte tuin zijn takken spreidt,
Maar je wekt me niet, hoor, wou ik vragen,
Bij zonsopgang, zoals indertijd.
Wek wat uitgedroomd is niet, laat rusten
Al wat onvervuld gebleven is –
Veel te vroeg was ik me al bewust van
Mijn verlies en mijn vermoeienis.
Leer mij niet meer bidden, want dat werkt niet!
’t Pad naar toen, naar vroeger, dat zit dicht.
Jij alleen bent mij tot troost en sterkte,
Jij alleen bent mijn onzegbaar licht.
Dus vergeet nou maar die onrust in je,
Wees niet zo bekommerd over mij.
Loop niet meer zo vaak de weg op in je
Ouderwetse, sleetse dorpskledij.
Vertaald door Kees Jiskoot
Sergej Jesenin (3 oktober 1878 – 28 december 1925)
Standbeeld in Konstantinovo, Ryazan Oblast, Rusland
De Amerikaanse schrijver Bernard Cooper werd geboren op 3 oktober 1951 in Hollywood, California. Zie ook alle tags voor Bernard Cooper op dit blog en ook mijn blog van 3 oktober 2010.
Uit: Guess Again (Night Sky)
“As Kay shouted instructions in the background, I angled the telescope down the mountain toward the home of her ex-husband, but no matter how carefully I focused the lens or adjusted the tripod, I couldn’t make out much more than a tile roof surrounded by trees. Each time I blinked, my eyelashes splayed against the glass.
“It’s the wall to the left of the front door,” she yelled. “Just below his driveway. See any damage?”
What little I could see of Warren’s house looked fine to me, no gaping hole or trace of rubble. When I turned around and shrugged at Kay, she shrugged, too. She stood above me on the patio, lit by the blaze of an orange afternoon, her bathrobe flapping. The fierce wind blew her hair to one side, where it whipped from her head like a wind sock. The patio was as far as she could stray from the house before her electronic ankle bracelet set off an alarm at the Bel Air Police Department. Whenever this happened, a concerned officer phoned within a minute and interrogated whoever answered in order to verify Kay’s whereabouts. Even if she answered the phone herself, which was usually the case, they had a way of quizzing her to make sure the voice didn’t belong to some kind of Kay impersonator.
According to Kay, the main problem with house arrest was the fact that her swimming pool, embedded in a flagstone terrace several steps below the patio, was now off-limits. She loved nothing more than drifting on an inflatable raft and dangling her hands in the tepid water, a mindless hydrotherapy that helped her forget a vindictive divorce.
Bernard Cooper (Hollywood, 3 oktober 1951)
Zie voor nog meer schrijvers van de 3e oktober ook mijn vorige blog van vandaag.