Pol Hoste, Menno Van der Beek, Jung Chang, Paul Meeuws, Flannery O’Connor, Jaime Sabines, Peter Van Straaten, Toni Cade Bambara

De Vlaamse schrijver Pol Hoste werd geboren in Lokeren op 25 maart 1947. Zie ook alle tags voor Pol Hoste op dit blog.

Uit: Thee

“Aan mijn broer heb ik een foto gestuurd van het huis. Ik heb hem geschreven dat ik kunstgeschiedenis studeer. Hij kan de keuken zien en de ramen van de kamers en mijn vrienden lachen hem toe. Het is zomer en in de achtertuin eten we gebraden vlees met look en veel ajuin zodat we gespaard blijven van wormen. Ik lust geen rauw vlees. Men zal geen bloed drinken. Maar als er bloedworst wordt opgediend, eet ik en klaag niet.
Of de brief zijn bestemming zal bereiken, weet ik niet. Waar mijn familie leeft is het oorlog. Mijn grootvader werd vervolgd en gedood. Wij waren prinsen. Nu woon ik hier. Zal mijn broer ooit zien hoe mijn vrienden en ik kefir drinken en tomaten eten met brood? Dit hier zijn de stallen van de buren.
– Ga verder.
– Als het zondag was zette ik thee voor mijn vrienden. Maar ik kwam er niet achter waarom ze niet graag thee dronken. Kan men vragen waarom? Ik dacht dat het aan het water lag. Hier is er veel kalk in het water.
Op de markt kocht ik een nieuw kannetje. Ik vertelde de handelaar dat het water veel kalk bevatte.
‘Waarom keert u niet terug naar uw land?’ zei hij. ‘Als het water hier niet deugt?’ Ik verzweeg voor hem dat mijn familie in de woestijn woonde.
‘In mijn land, meneer,’ zei ik, ‘kookt het water als men er vuur onder maakt. En daarom heb ik een kannetje nodig.’ Dit vond ik een goed antwoord.
Het kostte me moeite om op de oude markt een waterdicht kannetje te vinden. Hoe kon ik weten dat men zich alles in winkels aanschaft? Ik zag geen winkels waar men kannetjes verkoopt.
‘Wat u zoekt,’ zei de handelaar die zich warmde aan een flesje cognac, ‘vindt men enkel bij oude boeren op het platteland.’ Later heb ik begrepen dat hij de warenhuizen bedoelde die buiten de stad zijn gevestigd. Dat begreep ik niet.
Maar ook nadat ik het water in een nieuw kannetje had gekookt leken mijn vrienden niet graag thee met mij te drinken. Daarom kocht ik wijn voor hen, kefir of verse geitemelk, kaas, vijgen en tomaten. En als ze op bezoek kwamen begon ik zelf smakelijk te eten om te tonen dat alles lekker was en net van de markt kwam en dat er voor iedereen voldoende was.”

 

 
Pol Hoste (Lokeren, 25 maart 1947)

 

De Nederlandse dichter en vertaler Menno van der Beek werd geboren op 25 maart 1967 in Rotterdam. Zie ook alle tags voor Menno van der Beek op dit blog.

 

Het visioen

Dit overwegend naast de koffieautomaat:
– ik heb mij jarenlang aan deze zaak gewijd –
vult hij zijn beker. Hij neemt alle tijd
en stelt zich voor wat hem te wachten staat.

Hij brandt zijn vingers aan het hete vocht
waar hij net iets te veel van heeft gekocht

en dat hem huilend uit de vingers valt
omdat de kwaliteit hem tegenvalt.

Dan wordt hij op zijn knieën aangetroffen:
wanhopig dweilend met gemorste koffie.

 

Waterballet

Zo hard heeft het misschien nog nooit geregend
of misschien zat ik boven, toen het zo ver was
en danste men in regenkleding door de plassen
terwijl ik langzaam grote voeten kreeg.

Wat heb ik ondertussen al die tijd gedaan?
Aarzelend boven aan de trap gestaan.

Ik wachtte tot ik groot genoeg was om de vader
voortaan heel anders te benaderen.

Kom terug, en troost mij in uw lange armen
die in de regen uit de hemel hangen.

 

 
Menno Van der Beek (Rotterdam, 25 maart 1967)

 

De Chinese schrijfster Jung Chang werd geboren in Yibin, Sichuan op 25 maart 1952. Zie ook alle tags voor Jung Chang op dit blog.

Uit: Wilde zwanen.Drie dochters van China (Vertaald door Paul Syrier)

“Yangs vader had besloten dat zijn zoon hem beter niet kon opvolgen in het viltbedrijf van de familie en dwong zichzelf en zijn gezin grote offers te brengen om de opleiding van zijn zoon te bekostigen. De vrouwen namen naaiwerk aan van plaatselijke kleeren gewadenmakers en zwoegden tot diep in de nacht. Om geld uit te sparen draaiden ze hun olielampen zo laag mogelijk, waardoor ze blijvende oogschade opliepen. De gewrichten van hun vingers zwollen op door de lange werkdagen. Overeenkomstig het gebruik trouwde mijn overgrootvader jong, op veertienjarige leeftijd, met een vrouw die zes jaar ouder was dan hij. Het werd als een van de taken van een echtgenote gezien mee te helpen met de opvoeding van haar man. De geschiedenis van zijn vrouw, mijn overgrootmoeder, was typerend voor miljoenen Chinese vrouwen van die tijd. Ze was afkomstig van een familie van leerlooiers, die Wu heette. Omdat haar familie niet uit intellectuelen bestond en geen officiële posten bekleedde, en omdat ze een meisje was, had ze geen naam gekreegen. Aangezien ze de tweede dochter was, werd ze eenvoudigweg ‘Meisje Nummer Twee’ (Er-ya-tou) genoemd. Haar vader overleed toen ze nog kind was en ze werd door een oom opgevoed. Op een dag, toen ze zes jaar was, at haar oom bij een vriend wiens vrouw zwanger was. Tijdens het eten spraken de beide mannen af dat als het kind een jongen zou blijken te zijn, het met zijn zes jaar oude nichtje zou trouwen. De twee jonge mensen hadden elkaar tot de dag van hun huwelijk nooit gezien. Verliefdheid werd zelfs bijna als beschamend, als een schande voor de familie beschouwd. Niet omdat het taboe was — er bestond een achtenswaardige traditie van romantische liefde in China — maar omdat jonge mensen niet werden geacht aan situaties te worden blootgesteld waarin iets dergelijks kon gebeuren, gedeeltelijk omdat dergelijke ontmoetingen als immoreel werden beschouwd en gedeeltelijk omdat het huwelijk vooral als een plicht, als een afspraak tussen twee families werd gezien. Met enig geluk kon je verliefd worden nadat je was getrouwd. Op zijn veertiende was mijn overgrootvader, die bovendien een heel beschermd bestaan had geleid, nog maar weinig meer dan een jongetje toen hij trouwde. In de huwelijksnacht wilde hij de huwelijkskamer niet in. Hij ging naar bed in de kamer van zijn moeder en moest, nadat hij in slaap was gevallen, naar zijn bruid worden gedragen.”

 

 
Jung Chang (Yibin, 25 maart 1952)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Paul Meeuws werd geboren op 25 maart 1947 in Roermond. Zie ook alle tags voor Paul Meeuws op dit blog.

Uit: Een partij droog hout

“Even buiten de stad ging de weg naar Bartels, bergafwaarts, over in een karrespoor. Vandaar keek je over een rivierlandschap met weilanden, knotwilgen, een ondoordringbaar braambos en een beek die ergens tussen de lisdodden ontsprong.
Bij Bartels wachtte ons een mooie partij beuken. Al wekenlang was het volop zomer, het hout was droger dan ooit. Mijn vader veerde monter door zijn knieën bij het afdalen. Voor de zoveelste maal verklaarde hij zijn liefde aan het hout, zijn milde warmte, zijn verholen klank.
Ik kwinkeleerde op mijn fluitje dat plat en rond als een stuiver op mijn tong lag. Het membraampje kietelde mijn gehemelte en ik genoot van de virtuoze capriolen van mijn tong die mij, stotteraar, bij het spreken danig in de weg zat, terwijl mijn lippen nu gelukkig niets hoefden te doen. Hoe vaak had ik er niet van gedroomd met een onbelemmerd, hemels gegorgel te kunnen volstaan, een taal zonder die onuitsprekelijke labialen. Blaffen kon ik als een hond, brommen als een beer, snateren als een eend, en sinds kort, ook fluiten als een vogel.
Ik lette scherp op het gedrag van de vogeltjes die in de haag voor kleine ontploffinkjes zorgden. Blijkbaar hadden die het te druk met hun geruzie om op mijn gefluit te letten. In de hoge bomen rond de Stadsweide woonden tussen flarden van gestrande vliegers de grotere vogels, kraaien, eksters, duiven en hoog boven ons cirkelde een buizerd. Die stootte zo nu en dan kreten uit, overslaand van een onbegrijpelijke paniek.
‘Franciscus sprak met de vogels,’ zei mijn vader.
‘Maar Franciscus stotterde niet,’ sliste ik, zonder te stotteren. Ik begreep hoe belachelijk kunstmatig de vogels mijn gefluit moesten vinden.
‘Zie je wel dat het fluitje helpt,’ lachte mijn vader.
Hij spreidde zijn armen en zei dat daar het hele landschap in paste, tot en met de rivier achter het domein van Bartels en hij legde uit dat dat het perspectief was zoals schilders dat op hun schilderijen brengen. Ik mat de schoorstenen van de Electriciteitscentrale ginds tussen duim en wijsvinger, de rij bomen die de loop van de rivier markeerden en de spoorbrug waarover een haardunne trein kroop. In de manke vergelijking van een trein met een haar lag het geheim van de onmetelijke ruimte”.

 

 
Paul Meeuws (Roermond, 25 maart 1947)
Portret door Peter Thijs, 2006

 

De Amerikaanse schrijfster Flannery O’Connor werd geboren op 25 maart 1925 in Savannah, Georgia. Zie ook alle tags voor Flannery O’Connor op dit blog.

Uit: A Temple of the Holy Ghost

“The child decided she would have to be a saint because that was the occupation that included everything you could know; and yet she knew she would never be a saint. She did not steal or murder but she was a born liar and slothful and she sassed her mother and was deliberately ugly to almost everybody. She was eaten up also with the sin of Pride, the worst one. She made fun of the Baptist preacher who came to the school at commencement to give the devotional. She would pull down her mouth and hold her forehead as if she were in agony and groan, “Fawther, we thank Thee,” exactly the way he did and she had been told many times not to do it. She could never be a saint, but she thought she could be a martyr if they killed her quick.
She could stand to be shot but not to be burned in oil. She didn’t know if she could stand to be torn to pieces by lions or not. She began to prepare her martyrdom, seeing herself in a pair of tights in a great arena, lit by the early Christians hanging in cages of fire, making a gold dusty light that fell on her and the lions. The first lion charged forward and fell at her feet, converted. A whole series of lions did the same. The lions liked her so much she even slept with them and finally the Romans were obliged to burn her but to their astonishment she would not burn down and finding she was so hard to kill, they finally cut off her head quickly with a sword and she went immediately to heaven. She rehearsed this several times, returning each time at the entrance of Paradise to the lions. …
The girls came in at a quarter to twelve and waked her up with their giggling. They turned on the small blue-shaded lamp to see to get undressed by and their skinny shadows climbed up the wall and broke and continued moving about softly on the ceiling. The child sat up to hear what all they had seen at the fair. Susan had a plastic pistol full of cheap candy and Joanne a pasteboard cat with red polka dots on it. “Did you see the monkeys dance?” the child asked. “Did you see the fat man and those midgets?”

 

 
Flannery O’Connor (25 maart 1925 – 3 augustus 1964)
Wise Blood: A Portrait of Flannery O’Connor door Lauren Pope, 2007

 

De Mexicaanse dichter en schrijver Jaime Sabines Gutiérrez werd geboren op 25 maart 1926 in Tuxtla Gutiérrez, Chiapas. Zie ook alle tags voor Jaime Sabines op dit blog.

 

Before long you will offer these pages to people you don’t know as though you were holding out a handful of grass that you had cut.
.
Proud and depressed of your achievement you will come back and fling yourself into your favourite corner.
.
You call yourself a poet because you don’t have enough modesty to remain silent.
.
Good luck to you, thief, with what you’re stealing from your suffering – and your loves! Let’s see what sort of image you make out of the pieces of your shadow you pick up.

 

You have what I look for, what I long for, what I love – you have it.
The fist of my heart is beating, calling.
I thank the stories for you.
I thank your mother and your father and death who has not seen you.
I thank the air for you.
You are elegant as wheat,
delicate as the outline of your body.
I have never loved a slender woman
but you have made my hands fall in love,
you moored my desire,
you caught my eyes like two fish.
And for this I am at your door, waiting.

 

Vertaald door W.S. Merwin

 

 
Jaime Sabines (25 maart 1926 – 19 maart 1999)

 

De Nederlandse cartoonist en striptekenaar Peter van Straaten werd geboren in Arnhem op 25 maart 1935. Zie ook alle tags voor Peter van Straaten op dit blog.

 

 
“Als jij nou een paar beroemde schrijvers versiert, dan haal ik iets te drinken.”

 

 
Peter Van Straaten (25 maart 1935 – 8 december 2016)

 

De Amerikaanse schrijfster en sociale activiste Toni Cade Bambara werd als Miltona Mirkin Cade geboren op 25 maart 1939 in New York. Zie ook alle tags voor Toni Cade Bambara op dit blog.

Uit: Raymond’s Run

“I don’t have much work to do around the house like some girls. My mother does that. And I don’t have to earn my pocket money by hustling; George runs errands for the big boys and sells Christmas cards.
And anything else that’s got to get done, my father does. All I have to do in life is mind my brother Raymond, which is enough.
Sometimes I slip and say my little brother Raymond. But as any fool can see he’s much bigger and he’s older too. But a lot of people call him my little brother cause he needs looking after cause he’s
not quite right. And a lot of smart mouths got lots to say about that too, especially when George was minding him.
But now, if anybody has anything to say to Raymond, anything to say about his big head, they have to come by me. And I don’t play the dozens or believe in standing around with somebody in my face doi
ng a lot of talking. I much rather just knock you down and take my chances even if I am a little girl with skinny arms and a squeaky voice, which is how I got the name Squeaky. And if things get too rough, I run. And as anybody can tell you, I’m the fastest thing on two feet.
There is no track meet that I don’t win the first-place medal. I used to win the twenty-yard dash when I was a little kid in kindergarten. Nowadays, it’s the fifty-yard dash. And tomorrow I’m subject to run the quarter-meter relay all by myself and come in first, second, and third. The big kids call me Mercury cause I’m the swiftest thing in the neighborhood.
Everybody knows that—except two people who know better, my father and me. He can beat me to Amsterdam Avenue with me having a two-fire-hydrant headstart and him running with his hands in his
pockets and whistling. But that’s private information. Cause can you imagine some thirty-five-year-old man stuffing himself into PAL shorts to race little kids?
So as far as everyone’s concerned, I’m the fastest and that goes for Gretchen, too, who has put out the tale that she is going to win the first-place medal this year. Ridiculous. In the second place, she’
s got short legs. In the third place, she’s got freckles. In the first place, no one can beat me and that’s all there is to it.”

 

 
Toni Cade Bambara (25 maart 1939 – 9 december 1995)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e maart ook mijn vorige blog van vandaag.

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 25 maart 2007 en ook mijn blog van 25 maart 2008 en eveneens mijn blog van 25 maart 2009.