Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook alle tags voor Ronald Giphart op dit blog.

Uit: Giph

“Zo-even stond ik voor mijn raam te kijken naar de wolken boven de stad. Het schemerde, maar het regende niet. Ik kan dat heel lang, zo staren naar de stad en de lucht erboven. Jeroen Brouwers schrijft ergens: ‘Ik vind er niets aan, aan leven.’ En hoewel ik dat ook wel eens denk, overkomt het me toch vaker dat ik er juist wel wat aan vind, aan leven. Als ik ’s avonds zo’n beetje half en half naar de stad sta te staren, en ik hoor de straatgeluiden, en ik zie mensen zitten in de cafés, en ik heb een volle agenda met allemaal leuke spaghetti-afspraken, dan word ik, tja, ik weet niet, het klinkt zo simpel, dan word ik best behoorlijk blij. Dat ik best behoorlijk blij ben, met m’n leven en zo, en al die dingen, hoe het gaat met m’n vrienden, en dat je je soms rot voelt over een bepaalde periode, maar dat er dan iemand op de proppen komt die geregeld haar tong in jouw mond gaat steken, en dat je dat dan een verhouding noemt, en dat je dan plotseling blij bent, niet zomaar blij, maar echt blij, zo blij dat je het zonder dralen zou willen zeggen, zo van: ‘Hé, ik ben blij,’ zo van dat je je moet inhouden om je ramen niet open te gooien en naar argeloze omstanders te roepen: ‘Hé, argeloze omstanders, ik ben blij,’ en dat er onder die argeloze omstanders mensen zitten die terugroepen: ‘Hé, wij zijn ook blij,’ en dat er nog meer mensen aankomen die allemaal roepen: ‘Wij zijn blij,’ en in de verte zie je mensen, en je wijst, en je roept: ‘Hallo! Zijn jullie blij?’ en ze roepen terug: ‘Ja, wij zijn blij,’ en overal zijn alle mensen blij, en jullie zwaaien naar mekaar, en omdat iedereen zo blij is, stelt iemand voor een club te beginnen, een club van blije mensen, en in de straat begint men te juichen, wat een enorm goed idee, en die club wordt ter plekke opgericht, en er wordt gefeest om te vieren dat de club er is, en het is zo’n uitermate blije bedoening, tot er een nieuw iemand de straat in komt wandelen, en jullie vragen: ‘Nieuw iemand, ben jij blij?’ en die nieuwe iemand zegt: ‘Blij? Ik? Rot op!”

 

 
Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

 

De Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Yvonne Keuls op dit blog.

Uit: Madame K – Van Indisch kind tot Haagsche dame

“In Indië hadden mijn moeder en mijn tante Toetie zij aan zij het zoete leven geconsumeerd, in Holland hadden ze samen hun heimwee mogen delen. De laatste jaren zaten ze ieder in hun eigen huis, voor hun eigen raam, op hun eigen stoel, ieder op een schapenvachtje om doorzitten te voorkomen. Mijn moeder in haar grote huis op de Laan van Meerdervoort, Tante Toetie in haar nog grotere huis in het Benoordenhout. Te ver uit elkaar om elkaar nog te ontmoeten, want hun botjes verdroegen het gesleep in auto’s niet meer. Maar de moderne techniek was hen gunstig gezind en had speciaal voor hen de druktoetstelefoon ontworpen.
Mijn moeder voor het ene raam, tante Toetie voor het andere raam. Allebei met een druktoetstelefoon binnen handbereik en eeuwig op zoek naar hun bril die negen van de tien gevallen verzonken was in het schapenvacht waar ze breeduit op zaten.
’s Morgens vroeg begon het naar elkaar opbellen al. Mijn moeder drukte – zonder bril – de cijfertjes in, maar nam het daarbij niet zo nauw, zodat er maar al te vaak een vreemde stem door het apparaat klonk.
‘Oh,’ zei ze dan, ‘is dat niet Toetie? Oh, wie bent u dan meneer? Oh, u bent iemand anders? Oh verkeerd, ik moet Toetie hebben… dag meneer.’ En dan drukte ze maar weer een andere cijfercombinatie in, totdat ze eindelijk Toetie aan de telefoon kreeg.”

 

 
Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)

 

De IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson werd geboren in Reykjavík op 17 december 1963. Zie ook alle tags voor Jón Kalman Stefánsson op dit blog.

Uit: Hemel en hel (Vertaald door Marcel Otten)

“We bevinden ons in een tijd waarin we beslist nog in leven wa­ren. Het is de maand maart en de wereld is wit van sneeuw, hoewel niet helemaal wit, hier wordt het nooit helemaal wit, ongeacht hoeveel sneeuw er valt, ook al vriest de hemel en de zee aaneen en lukt het de kou de lange weg af te leggen naar ons hart waar de dromen wonen, toch overwint het wit nooit. De rotspartijen in de bergen rukken het meteen van zich af en pronken pikzwart in een witte wereld. Ze tekenen zich zwart af over de jongen en Bardur, net nu ze vertrekken uit het Dorp, ons vertrek- en eindpunt, het middelpunt van de wereld. En het middelpunt van de wereld is hooghartig en gemeen. Ze lopen snel, hebben jonge benen, en in hen brandt het vuur; ze houden ook een wedloop met de duisternis, hetgeen mis­schien niet misplaatst is, want het leven van de mens is een constante wedloop met de duisternis van de wereld, met het verraad, de wreedheid, lafheid, een wedloop die vaak zo uit­zichtloos lijkt, maar toch lopen we, zolang er leven is, is er hoop. Bardur en de jongen willen eigenlijk alleen maar de schemering en de duisternis te slim af zijn, voor die tijd de hutten bereiken, de hutten van de vissers. Soms lopen ze zij aan zij, hetgeen veruit het beste is, want naast elkaar liggende sporen getuigen van saamhorigheid en dan is het leven niet meer zo eenzaam. De weg is echter vaak te smal, kronkelig als een bevroren slang in de sneeuw, en dan moet de jongen Bardurs schoenen van achteren bekijken, en ook de leren zak die hij op zijn rug draagt, zijn zwarte haarklitten en zijn hoofd dat trouw op de brede schouders zit. Soms lopen ze over steni­ge stranden, of ze komen op de rotsmassa’s langzaam vooruit op riskante richels, maar het ergste is het Onbegaanbare waar een touw aan de rotswand is bevestigd met een steile berg­wand erboven, een steile afgrond eronder en de kolkende, groenige zee dertig meter in de diepte.”

 


Jón Kalman Stefánsson (Reykjavík, 17 december 1963)

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Frank Martinus Arion werd geboren op 17 december 1936 op Curaçao. Frank Martinus Arion overleed op 27 september jongstleden. Zie ook alle tags voor Frank Martinus Arion op dit blog.

Uit: Dubbelspel

“Ze was een mooie vrouw, Solema, die de mannen van Wakota telkens opnieuw met lyrische termen plachten te beschrijven.
‘Ze heeft een heel dun middel en een platte buik.’
‘Ja, dat heeft ze. En haar benen zijn juist zoals ze moeten zijn.’
‘Niet te dik en niet te dun …’
‘Rond …’
‘Neen, strak …’
‘Je zou kunnen zeggen slank …’
‘Ja, slank is het woord …’
‘En wat denk je van haar borsten!’
‘Blijf stil man, ze zijn precies goed. Net als haar achterwerk …’
‘En haar hals?’
‘Goed man, precies goed …’
‘Ah, maar ze heeft vooral een mooi gezicht. Lekker rond en niet hoekig …’
‘Het verschil tussen zwarte vrouwen en blanke vrouwen, die mooi zijn. Blanke vrouwen die mooi zijn hebben vaak toch nog een te puntige kin.’
‘Iets mannelijks …’
‘Maar Solema’s kin is rond …’

 

 
Frank Martinus Arion (Curaçao, 17 december 1936)

 

De Duitse schrijver Hans Henny Jahnn werd geboren op 17 december 1894 in Hamburg.Zie ook alle tags voor Hans Henny Jahn op dit blog.

Uit: Das Holzschiff

“Es ist ein Herr Superkargo anbord«, sagte Gustav »und du warst von mittags bis abends mit ihm verschwunden. Das ist gewiß ein natürliches Vorkommnis. Und es wird noch besondere Gründe gehabt haben. Aber mir ist der Speichel bitter geworden. […]«
Es wurde Ellena dunkel vor den Augen. In ihrer halben Ohnmacht sagte sie: »Ich hatte mir vorgenommen, mit dir darüber zu sprechen.«
»Ich habe nicht an unserer Einigkeit gezweifelt«, sagte Gustav, »genau genommen handelt es sich auch nicht um deine Empfindungen oder um die meinen. Wir können getrost voraussetzen, es hat sich nichts zugetragen, was nach Veränderung schmeckt. Wir sind zwei Bäume; sie stehen nebeneinander im Walde. Der eine trägt einen weiblichen Blütenstand, der andere einen männlichen. Und es ist die Zeit, wo man auf einen lauen Wind wartet, auf einen Liebesboten. In die staubige begehrliche Wolke, wenn sie mit dem Wind sich aufbläht, mischt sich die männliche Kraft anderer Bäume, die weiter abstehen. Darüber erschrickt man nicht. Ich bin nicht eifersüchtig. Aber es gibt Äxte, die können einen Baum fällen.”

 

 
Hans Henny Jahnn (17 december 1894 – 29 november 1959)
Cover

 

De Franse schrijver Jules de Goncourt werd geboren op 17 december 1830 in Parijs. Zie ook alle tags voor Jules de Goncourt op dit blog.

Uit: The Goncourt Journals: 1851-1870(Vertaald door Lewis Galantière)

“A sign of the times: there are no longer any chairs in the bookshops along the embankments. [Noël] France was the last bookseller who provided chairs where you could sit down and chat and waste a little time between sales. Nowadays books are bought standing. A request for a book and the naming of the price: that is the sort of transaction to which the all-devouring activity of modern trade has reduced bookselling, which used to be a matter for dawdling, idling, and chatty, friendly browsing.”

(…)

“After reading Edgar Allan Poe. Something the critics have not noticed: a new literary world pointing to the literature of the 20th Century. Scientific miracles, fables on the pattern A+ B, a clear-sighted, sickly literature. No more poetry but analytic fantasy. Something monomaniacal. Things playing a more important part than people; love giving away to deductions and other forms of ideas, style, subject and interest. The basis of the novel transferred from the heart to the head, from the passion to the idea, from the drama to the denouement.”

 

 
Jules de Goncourt (17 december 1830 – 20 juni 1870)
Bouquinistes de Notre-Dame door Edouard Leon Cortes, z.j.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e december ook mijn blog van 17 december 2011 deel 2 en eveneens deel 3.