Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Paul Snoek, Hans Henny Jahnn, Alphonse Boudard, John Kennedy Toole, Jules de Goncourt

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook alle tags voor Ronald Giphart op dit blog.

Uit: Harem

“Jakob en Mac zaten regelmatig met hun gastheren en -dames bij het kampvuur. De Samen speelden op hun mondharp en zongen liederen die voor Mac toen klonken als Zwitsers gejodel.* Op hun beurt vertolkten Jakob en hij (tweede stem) een doorleefd nummer van Tom Waits, dat Jakob opdroeg aan alle Samense vrouwen, Loikja in het bijzonder. Later in de tent zou ze hem passend bedanken voor zijn mooie lied. Wat de Saamse vrouwen van Mac vonden heeft de overlevering nooit gehaald, noch of hij viel voor de charmes van Saamse meisjes. Tijdens deze maand dacht mijn vader vaak aan zijn moe-der, iets wat hem verbaasde, want in de jaren ervoor had hij dat nauwelijks gedaan. In Stockholm raakte Neder-land steeds verder weg, zijn moeder leek verdwenen uit zijn gedachten. Aan het begin van hun reis had Jakob hem ’s avonds bij het vuur zomaar om een foto van zijn moeder gevraagd. Mijn vader lichte. Alsof hij die in zijn portemon-nee had zitten. Hierop had Jakob zijn portemonnee getrok-ken en Mac foto’s laten zien van zijn dierbaren, Cilla, zijn ouders, zijn broers. Mac moest bekennen dat hij geen foto’s van zijn familieleden bij zich had, noch hier in Lapland, noch in Stockholm. Misschien dat zijn moeder die dagen daarom steeds vaker in zijn gedachten kwam. Hij hoorde zichzelf dingen aan haar uitleggen, dingen over zijn leven, over hoe het ging en wat hij meemaakte. Niet dat hij serieus dacht dat zijn moeder ergens rondzweefde, maar hij vertelde haar in gedachte dingen die hij zou hebben verteld nog had geleefd. door de ogen van zijn gestorven moeder. Mac leerde dat volgens de Samen ieder mens zijn Padje-lanta zoekt, zijn eigen beloofde hoogvlakte. Hij dacht te be-grijpen wat ze hiermee bedoelden (en vertelde dit aan zijn moeder). Gespeend van luxe en stadse geneugten ontdekte hij de fotografie. Hoe je polaroids moest maken, belichting controleren, diafragma instellen, scherpte-diepte bepalen, maar veel meer nog: hoe je moest kijken. Jakob Sjëberg liet hem zien waarnaar hij zocht, wat zich in het licht verbor-gen hield, hoe je de wereld kon veranderen door simpelweg door je knieën te zakken, hoe je ook kon kijken door je ogen half dicht te doen. Een maand later reden Jakob en Mac terug naar Stock-holm, met op de achterbank vijftien luchtdicht verpakte dozen fotomateriaal. Mac had geen zin om weer bij Tenn-stopet aan te kloppen voor een slaapplaats, laat staan bij een fascistoïde jeugdherberg. Jakob stelde voor dat hij zijn afgetrapte rugzak bij hem thuis zou stallen, op voorwaarde dat Mac hem zou helpen in zijn donkere kamer. Mac zei ja, hoewel hij geen idee had wat een doka inhield. Zelfs vandaag de dag heeft Mac tegen beter weten nog steeds een functionerende donkere kamer in de Melkerij, ter herinnering aan een strijd die al lang geleden is verloren.”

 


Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

 

De Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Yvonne Keuls op dit blog.

Uit: Alle Indische tantes

“Tante Bel
Ik kreeg het bericht dat Tante Bel ter observatie opgenomen was in het ziekenhuis Leyenburg. Er ging een schok door mij heen, want ineens besefte ik dat Tante Bel er eentje was van een uitstervend ras. Het ras van de ‘Indische tantes’. Ik heb mij gelukkig mogen prijzen dat ik van zeer nabij hun leventje heb kunnen aanschouwen. Na de oorlog kwamen ze omstreeks hun vijftigste jaar naar Holland en ik heb ze nooit zien veranderen. Als oud-Atjehstrijders hokten ze bij elkaar, hadden het over vroeger, organiseerden makanans en slamatans (eetpartijen) en hielden elkaar op de been. Ze waren met een stuk of twaalf en er zijn er nu nog vijf over: Tante Toetie, Tante Meldde, Tante Dé, Tante Bé en Tante Bel. Toen ik Tante Bel opzocht in het ziekenhuis zat ze rechtop in bed, gehuld in een doorzichtig nylon nachtgewaad — net een piano die in plastic is verpakt. `Zo, bén je daar eindelijk…’ zei ze op verwijtende toon, ‘ik lig hier al twee dagen en die mevrouw naast mij doet niks anders dan snurken… Kijk voor mij even waar ze mijn fles sherry hebben gelegd…’ ‘Sherry…??’ vroeg ik, maar Tante Bel viel meteen in: ‘Ik kom hier met mijn koffertje met al mijn medicijn en mijn nieuwe nachtpon en de zuster maakt meteen mijn koffer open, nog vóór ik die sherry uit mijn nachtpon kon halen. Ze ség: mág niet… en ze neemt mee… In die kast daar, geloof ik, heeft ze gedaan… ajo dán, ga kijken’… In ‘die-kast-daar’ lag natuurlijk geen sherry en Tante Bel wilde razend het bed uit komen. ‘Wat is dat hier voor een instelling…’ zei ze, ‘mijn fles sherry van Albert Geijn wég… ik zal die dokter wel es wat vertellen.’ Op de een of andere manier kreeg ik haar weer terug in de kussens, maar aan haar gemopper kon ik geen einde maken. `Vanmorgen ook… komt de dokter met een paar ventjes er bij… kan niet eens gewoon groeten… seg meteen: doe uw mond open… al die tijd sta ik met open mond en al die ventjes kijken… Gisteren precies hetzelfde… allemaal kijken-kijken… ik seg: ik weet niet wat u wil, maar u mag nog maar één keer kijken ja en dán is het afgelopen…”

 


Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)
De schrijfster bij de “Indische tantes” op het Frederik Hendrikplein in Den Haag

 

De IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson werd geboren in Reykjavík op 17 december 1963. Zie ook alle tags voor Jón Kalman Stefánsson op dit blog.

Uit: Zomerlicht, en dan komt de nacht (Vertaald door Marcel Otten)

“Nu hadden we haast geschreven dat het bijzondere van het dorp is dat het niet bijzonder is, maar dat is natuurlijk niet helemaal waar. Er zijn beslist andere plaatsen waar de meeste huizen niet ouder zijn dan negentig jaar, plaatsen die ook niet kunnen pochen op een of andere beroemde persoonlijkheid, iemand die heeft uitgeblonken in sport, politiek, de zakenwereld, literatuur of in de misdaad. We lijken echter op andere plaatsen iets vóór te hebben – er is hier namelijk geen kerk. En ook geen kerkhof. Desalniettemin zijn er herhaaldelijk pogingen ondernomen om verandering in deze uitzonderingstoestand te brengen en een kerk zou onmiskenbaar een stempel op de omgeving drukken; het zachte gelui van kerkklokken kan neerslachtige mensen doen opleven en klokken dragen boodschappen van de eeuwigheid met zich mee. Op kerkhoven groeien bomen, en in de bomen zitten vogels die zingen. Solrun, de directeur van de lagere school, heeft tweemaal geprobeerd handtekeningen te verzamelen om drie eisen kracht bij te zetten: een kerk, een kerkhof en een priester. Ze heeft niet meer dan dertien namen bij elkaar gekregen, hetgeen niet voldoende is voor een priester, laat staan voor een kerk en al helemaal niet voor een kerkhof. Wij sterven natuurlijk zoals ieder ander, velen hier bereiken echter een hoge leeftijd, verhoudingsgewijs zijn er nergens in het land meer mensen boven de tachtig, wat misschien als bijzonderheid nummer twee is aan te merken. Op z’n minst tien dorpsbewoners naderen de leeftijd van honderd jaar, de dood lijkt hen te zijn vergeten en we horen ze ’s avonds giechelen als ze minigolf spelen op het grasveld achter het bejaardentehuis. Niemand is erin geslaagd een verklaring te vinden voor die hoge gemiddelde leeftijd, maar of het nou ligt aan de voeding, de levensinstelling, de ligging van de bergen, we hebben ongetwijfeld de hoge leeftijd te danken aan de afstand naar het kerkhof en daarom aarzelen wij om Solruns petitie te ondertekenen, in ons achterhoofd ervan overtuigd dat degenen die het wel doen hun eigen doodvonnis tekenen, dat ze rechtstreeks de dood oproepen. Dat is natuurlijk regelrechte onzin, maar zelfs de grootste flauwekul kan overtuigend werken als de dood in het geding is.
Voor de rest valt er niets opmerkelijks over ons te vertellen.”

 

 
Jón Kalman Stefánsson (Reykjavík, 17 december 1963)
Kerstsfeer in in Reykjavík

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Frank Martinus Arion werd geboren op 17 december 1936 op Curaçao. Frank Martinus Arion overleed op 27 september jongstleden. Zie ook alle tags voor Frank Martinus Arion op dit blog.

Uit:Afscheid van de koningin

“De koningin was er ook de laatste keer dat ik in Songo was. Met de prins. Een groep binnen- en buitenlandse journalisten, onder wie ik, sleepte vier dagen achter haar aan door het hele land: Haar eerste staatsbezoek aan deze west-afrikaanse republiek. Ze is tweemaal zo groot als Nederland, met 3 miljoen inwoners. Het aantal blanken, eerst zo’n 30.000, is sinds de onafhankelijkheid van deze voormalige franse kolonie, in 1960, meer dan verdubbeld; een tendens die men in talrijke vroegere kolonies kan waarnemen.
Dit rechthoekige land, met de korte kant aan de kust, gelegen tussen Sierra Leone en Guinea, heeft een opklimmend profiel. Aan de kust, de laagvlakte met mangrovebossen en moerassen, waar ook wat rijst verbouwd wordt. Dan volgt, een vijfhonderd kilometer het land in, het plateau, met talrijke bossen. Daarna begint de bergrug die doorloopt in Guinea, met de bergwouden.
De Fransen hebben een verdedigingsverdrag met Songo en daarom in Midden-Songo, nabij Jélé, een militaire basis. De voornaamste etnische groepen zijn de Mandingo en Bambara in het zuiden en westen; de Peul in het noorden en oosten, naast allerlei andere kleinere stammen die ook in de aangrenzende landen, Guinea in het noorden, Mali in het oosten en Sierra Leone in het zuidoosten, te vinden zijn.
De laatste dag van dat bezoek van hare majesteit herinner ik me heel goed. Toen werden verschillende verdragen tussen Nederland en Songo getekend, o.a. een voor de verzorging van een heel nieuw communicatie-systeem door Philips, en een voor de participatie van Nederland in de exploitatie van de bergwouden in het noorden, bij Naniké en Basula, samen met de franse maatschappijen die tot nog toe in deze sector het monopolie hadden. Een ware economische triomf!
’s Avonds gaf de president een afscheidsbal voor hare majesteit in zijn feeërieke, glazen paleis; gelegen – vanuit de zee gezien – op de rechteroever van de Baï, een zijarm van de Niger die, binnenkomend vanuit Guinea, dwars door een groot gedeelte van Songo stroomt, en dwars ook door de aan de Atlantische Oceaan gelegen hoofdstad, Tamina. De kleding was gala. De koningin droeg een wit, lang, inheems gewaad vol zorgvuldige en kostbare borduursels, die ze van een van de stammen in het binnenland gekregen had.
Die president, president Gaston Senyo Wawili, is nu dood. Twee dagen geleden is hij gewoon in een hotelkamer in Tamina opgeblazen. Daarom ben ik nu onderweg daarheen. Djalo Betò, die tot nog toe vice-president is geweest, is hem direct opgevolgd.”

 


Frank Martinus Arion (17 december 1936 – 27 september 2015)

 

De Vlaamse dichter, schrijver en schilder Paul Snoek werd geboren in Sint-Niklaas op 17 december 1933. Zie ook alle tags voor Paul Snoek op dit blog.

 

Sprookje

Toen ik klein was
met jong mooi haar
bouwde ik ergens
een kaartenhuis
in een dal
onder de wind

de muren waren ruiten
het dak was van klaver
en voor de deur
stond hartenvrouw

maar nooit
in mijn sprookje
vond Sneeuwwitje
een prins
die bleef.

 

Gedicht 856

een jong dichter is een tramper
zonder moederhaven
hij west in het oosten
hij noord in het zuiden

een jong dichter zoekt
zichzelf in de spiegel
hij noemt de poolster
het noordelijke zuiderkruis

een jong dichter is een lege
schildersezel die slechts
de pijnletters vond
van het tweede alfabet

 

 
Paul Snoek (17 december 1933 – 19 oktober 1981)

 

De Duitse schrijver Hans Henny Jahnn werd geboren op 17 december 1894 in Hamburg.Zie ook alle tags voor Hans Henny Jahn op dit blog.

Uit: Perrudja

“Da es nunmehr entschieden ist, daß ich die Geschichte des mehr schwachen als starken Menschen schreibe; und manche vielleicht willens sind, trotz der mehr ungewissen als gewissen Moral zu lesen, wird die Forderung gegen mich erstehen, den Feigling, wie man sagen wird, oder den Untüchtigen, mit dem Beginn seines Eintritts in das Leben zu schildern. Hinzuzufügen, wer seine Eltern, welchen Aussehens Menschen sie waren (weiß braun gelb oder schwarz), auch wohl, welche Eigenschaften an Leiblichem und Geistigem sie ihm vererben konnten. Und weiter, wie er, der doch ganz in der Gestalt eines Menschen geboren, vertraut mit ihren Gebräuchen wurde, gebunden an zehn millionen Übereinkünfte, als Nutznießer der abermals millionenhaften Abstraktionen, Erfindungen sich einfand, hineinwuchs in die Einrichtungen dieser menschlichen Welt. Wie er den ersten Schrei getan, das erste Mundspitzen gelernt, um den Saft aus den Brüsten der Mutter zu trinken, sich abgefunden mit der Funktion seines Leibes, seiner Sinne. Daß sein Fleisch, an glühendes Eisen gehalten, verbrennt. Gelernt, gesetzmäßige, aber geringgeachtete Verrichtungen auf gewisse Stunden und Örtlichkeiten zu beschränken. – An all das erinnert der Mensch, dieser Perrudja, sich nicht. Er ist um der einfachen, durch Erfahrung zu gewinnenden Erkenntnisse und Ordnungen willen nicht geprügelt worden (außer im Erfahren selbst). Er erinnert sich deshalb nicht. Er erinnert sich nicht an das Mundspitzen über den Brustwarzen der Mutter. Vielleicht gar ist sie an seiner Geburt gestorben; und er hat den Mund über dem Euter eines Tieres gespitzt. Er weiß seine Geburt nicht. Wer auch wüßte sie, wenn er sie nicht mit Bewußtsein dem Herzen der Eltern, träumend in ihrer Nähe, abgelauscht? Ob auch in späten Jahren Ungewißheit ihn hätte antreiben können, nachzuforschen, wie bald hätte sein Trieb nach Zuversichtlichem erlahmen müssen. Exakter war die Historie nicht: An einem entlegenen Ort der Welt, ohne die Kontrolle glaubwürdiger Dritter wurde seine Geburt notifiziert als ein Akt, der die Willkür eines Meineides nicht ausschloß. Bastard, Sproß einer glücklichen, jäh endenden Ehe, gehaßtes oder geliebtes Kind blutschänderischer Liebe, das geboren wurde wie alle anderen Kinder auch, wenn Armut nicht zur Peinigung und Strafe treibt, konnte er sein.“

 

 
Hans Henny Jahnn (17 december 1894 – 29 november 1959)
Op de cover van een literair tijdschrift

 

De Franse schrijver Alphonse Boudard werd geboren op 17 december 1925 in Parijs. Zie ook alle tags voor Alphonse Boudard op dit blog.

Uit: Manouche se met à table

“C’est Bat, Jean-Baptiste Biaggi, l’avocat qui est à l’origine de ce livre. On se connaît, avec Bat, depuis la nuit de l’Occupation… l’époque de l’O.C.M., des commandos de France. On a guerroyé ensemble contre les Teutons flingueurs. Il était mon capitaine. Ensuite, devant quelques tribunaux, pas du tout d’exception, il est devenu mon bavard comme on dit en argot de prison. n m’a défendu avec son immense talent et surtout avec son coeur, qu’il a gros comme ça… un vrai soleil ! Sans lui, du gnouf, je m’en serais farci double ou triple ration. Avec mes éponges bectées aux termites, je ne m’en serais peut-être jamais sorti. — Tu devrais écrire un nouveau livre sur Manouche… il m’a dit un jour. J’avais lu le bouquin de Peyrefitte, bien sûr… ça me paraissait glandilleux de me lancer sur ses traces, au cher maître des Ambassades et des Clés de Saint-Pierre. Le sujet, si j’ose me permettre, était dépucelé. Certes, Roger Peyrefitte avait fait surtout du Roger Peyrefitte… une brillante chronique de son style enveloppant, enveloppé… Saint-Simon de nos dernières Républiques ! Il l’avait léchée sa Manouche, c’était tout de même du joli turf littéraire. Je reconnais, je suis l’amateur vraiment dépourvu de préjugés. D’après Biaggi, quelque chose manquait cependant… d’indéfinissable en un sens… un certain ton… la voix de Manouche… sa façon particulière de jacter, d’envoyer le vanne à la cantonade. Ça, Peyrefitte, malgré tout son talent, ne l’avait pas rendu. Ce n’est pas dans ses cordes. Il y a des choses qui s’apprennent dans les hautes écoles, rue Saint-Guillaume, les mondanités de la Canière, dans les boudoirs du Vatican… et d’autres qu’on n’attrape qu’au coin des rues, dans les culs de basse fosse… les cars de police, les cocktails savate et châtaignes quai des Orfèvres… j’en passe et des plus cloaqueuses. Manouche, ce qui a fait Manouche, c’est surtout Carbone, François-/ le-Notaire, Didi-le-Portoricain… les rades de malfrats… Ce qui l’a marquée d’une façon indélébile, c’est son passage dans le milieu. Elle n’a vraiment aimé d’amour que des voyous. Manouche, c’est avant tout un personnage de la grande truanderie… comme autrefois Casque d’Or… une princesse au royaume d’Argot. Elle a beau nous raconter qu’elle est une enfant des écoles chrétiennes… elle pousse un peu, la grosse chérie, elle veut nous faire prendre le Berreta de Spirito pour une surprise en chocolat. Philippe Bouvard, les anciennes élèves de Notre-Dame-de-Sion, il les invite pas si souvent à ses télévises. Tout de même, je manquais très franchement d’enthousiasme pour aller au casse-pipe devant les mitrailleuses de la critique. Après m’sieur Peyrefitte, j’allais raconter quoi sur Manouche ? Sa biographie était déjà faite. »

 


Alphonse Boudard (17 december 1925 – 14 januari 2000)

 

De Amerikaanse schrijver John Kennedy Toole werd geboren op 17 december 1937 in New Orleans. Zie ook alle tags voor John Kennedy Toole op dit blog.

Uit: Een samenzwering van idioten (Vertaald door Paul Syrier)

“Toen hij weer opkeek zag hij dat de zon onder aan Canal Street boven de Mississippi onderging. De klok van Holmes wees bijna vijf uur. Hij stond al enkele zorgvuldig verwoorde beschuldigingen bij te vijlen om zijn moeder tot berouw, of in ieder geval in verwarring, te brengen. Hij diende haar regelmatig haar plaats te wijzen.
Ze had hem in de oude Plymouth naar de stad gebracht, en terwijl zij bij de dokter over haar artritis praatte had Ignatius bij Werlein enige bladmuziek voor zijn trompet en een nieuwe snaar voor zijn luit gekocht. Daarna was hij naar de Penny Arcade aan Royal Street afgedwaald om te zien of er nieuwe speelautomaten waren bijgekomen. Hij was teleurgesteld geweest toen hij ontdekte dat het mechanische miniatuurhonkbalspel verdwenen was. Misschien werd het alleen maar gerepareerd. De laatste keer dat hij ermee had gespeeld had de slagman het niet gedaan en had de directie hem, na een woordenwisseling, zijn dubbeltje teruggegeven, ook al waren de mensen van de Penny Arcade laaghartig genoeg geweest om te suggereren dat Ignatius het honkbalspel zelf kapot had gemaakt door er een schop tegen te geven.
Terwijl hij zich concentreerde op het lot van het miniatuurhonkbalspel maakte Ignatius zijn wezen los van de fysieke werkelijkheid van Canal Street en de mensen om hem heen en merkte zodoende niet de twee ogen op die hem hongerig vanachter een van de pilaren van D.H. Holmes bekeken, twee treurige ogen die blonken van hoop en verlangen.
Was het mogelijk het apparaat in New Orleans te repareren?
Waarschijnlijk wel. Maar het was ook denkbaar dat het naar een oord als Milwaukee of Chicago of een andere stad moest worden gestuurd, wier naam Ignatius met efficiënte reparatiewerkplaatsen en permanent rokende fabrieken associeerde. Ignatius hoopte dat het honkbalspel tijdens het vervoer zorgvuldig behandeld zou worden, dat geen van de kleine spelers schilfers verf zou verliezen of verminkt zou raken door toedoen van bruut spoorwegpersoneel dat vastbesloten was de spoorwegen tot het einde der tijden te ruïneren met schadeclaims van expediteurs, spoorwegpersoneel dat vervolgens in staking zou gaan en de ondergang van de Illinois Central zou bewerken.”

 

 
John Kennedy Toole (17 december 1937 – 26 maart 1969)

 

De Franse schrijver Jules de Goncourt werd geboren op 17 december 1830 in Parijs. Zie ook alle tags voor Jules de Goncourt op dit blog.

Uit: Germinie Lacerteux (Door Jules en Edouard de Goncourt)

« Quelque temps après, son frère était arrêté et enfermé à l’hôtel Talaru avec les autres fermiers généraux. Sa mère, prise de terreur, avait vendu follement, pour le prix des glaces, l’hôtel du Petit-Charolais où il logeait : payée en assignats, elle était morte de désespoir devant la baisse croissante du papier. Heureusement, M. de Varandeuil obtenait des acquéreurs, qui ne trouvaient pas à louer, la permission d’habiter les chambres servant autrefois aux gens d’écurie. Il se réfugiait là, sur les derrières de l’hôtel, dépouillait son nom, affichait à la porte, selon qu’il était ordonné, son nom patronymique de Roulot, sous lequel il enterrait le de Varandeuil et l’ancien courtisan du comte d’Artois. Il y vécut solitaire, effacé, enfoui, cachant sa tête, ne sortant pas, rasé dans son trou, sans domestique, servi par sa fille et lui laissant tout faire. La Terreur se passa pour eux dans l’attente, le tressaillement, l’émotion suspendue de la mort. Tous les soirs, la petite allait écouter par une lucarne grillée les condamnations du jour, la Liste des gagnants à la loterie de sainte Guillotine. À chaque coup frappé à la porte, elle allait ouvrir, en croyant qu’on venait prendre son père pour le mener sur la place de la Révolution, où son oncle avait été déjà mené. Vint le moment où l’argent, l’argent si rare, ne donna plus le pain : il fallut l’enlever presque de force à la porte des boulangers ; il fallut le conquérir par des heures passées dans le froid et le vif des nuits, dans la presse et l’écrasement des foules, faire queue dès trois heures du matin. Le père ne se souciait pas de se risquer dans cet amas de peuple. Il avait peur d’être reconnu, de se compromettre avec une de ces foucades qui auraient échappé n’importe où à la fougue de son caractère. Puis il reculait devant l’ennui et la dureté de la corvée. Le petit garçon était encore trop petit, on l’eût écrasé : ce fut à la fille que revint la charge de gagner chaque jour le pain des trois bouches. Elle le gagna. Son petit corps maigre perdu dans un grand gilet de tricot à son père, un bonnet de coton enfoncé jusqu’aux yeux, les membres serrés pour retenir un reste de chaleur, elle attendait en grelottant, les yeux meurtris de froid, au milieu des bousculades et des poussées, jusqu’au moment où la boulangère de la rue des Francs-Bourgeois lui mettait dans les mains un pain que ses petits doigts, raides d’onglée, avaient peine à saisir. »

 

 
Jules de Goncourt (17 december 1830 – 20 juni 1870)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e december ook mijn blog van 17 december 2017 deel 1 en eveneens deel 2.

Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Paul Snoek, Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt, Ford Madox Ford

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook alle tags voor Ronald Giphart op dit blog.

Uit: Lieve

“Liv had de toneelacademie in Maastricht gedaan, Bison de toneelschool in Amsterdam. Hoewel iedereen in het wereldje het ontkende was er wel degelijk een doorleefde animositeit tussen beide kampen. Er waren in het land natuurlijk nog meer opleidingen van niveau, maar uiteindelijk ging het altijd om de vraag: Amsterdam of Maastricht, de ‘Cambridge en Oxford van het Nederlandse toneel’ zoals een criticus ooit schamperde.
Bij de eerste casting voor de film Lieve had Liv als tegenspeler een gedreven jongeman die vlak daarvoor in Maastricht was afgestudeerd. Hoe ze ook haar best deed: ze vergat steeds zijn naam. De jongen speelde volgens dezelfde methode die Liv was bijgebracht en mede daarom klikte het zeer. Samen deden ze voor haar gevoel een geweldige auditie. Prompt werd Liv uitgenodigd voor de tweede castingronde; haar ambitieuze tegenspeler kreeg te horen dat men van zijn interpretatie had genoten, maar ‘dat hij op beeld te pregnant overkwam’. In gewone taal betekende dit dat hij te lelijk was voor de rol. Toen Liv later het hele script had gelezen was ze blij dat Bison was gecast.
Bij Livs tweede casting was de regisseur zelf aanwezig. Noah Boudrin was de jonge ster van de Nederlandse cinema. Hij had al drie speelfilms op zijn naam, bijna een miljoen bezoekers, vijf Kalveren, vier Nederlandse Lichten, drie internationale prijzen en een nominatie voor een Gouden Beer. In Amerika had hij een paar commercials gedraaid en iedereen wist dat een avontuur in Hollywood een kwestie van tijd was. Noah was bij zijn vierde project toe aan wat hij in interviews had aangekondigd als ‘eindelijk mijn persoonlijke verhaal’. Hij wilde in Lieve het tragische verkeersongeluk van zijn vriendin verwerken, een Vlaamse actrice die een al even grote belofte was geweest als hij.
Lieve Vanlieve had de hoofdrol gespeeld in Sub, Noahs spraakmakende debuut, een rauwe maar vrolijke schets van de onmogelijke liefde tussen een prostituee en een politicus anno de jaren nu. De subsidieloze film kostte volgens de producent ‘geen drol’ en hoewel de film nog ouderwets in zwart-wit was geschoten op een restvoorraad echt celluloid kwamen er meer dan vierhonderdvijftigduizend mensen naar de bioscoop, wat mede te danken was aan Lieves ongeremde persoonlijke overgave.”

 

 
Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

Lees verder “Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Paul Snoek, Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt, Ford Madox Ford”

Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt, Ford Madox Ford, Penelope Fitzgerald, Alphonse Boudard

De Duitse schrijver Hans Henny Jahnn werd geboren op 17 december 1894 in Hamburg.Zie ook alle tags voor Hans Henny Jahn op dit blog.

Uit: Werke und Tagebücher

“Seit Tagen wieder habe ich einen Spaziergang gemacht, um mich zu beruhigen. Nebel verhüllte die Landschaft. Allmählich löste sich Regen daraus. Ich ging wie im Traum. Ich kenne diesen Zustand aus der Norweger Zeit. Es ist eigentlich das einzige Glücksgefühl, das ich kenne, in das Unwirkliche, in das Unmögliche unterzutauchen. Ich nehme keinerlei Beziehung zur Landschaft auf. Sie bleibt etwas Fremdes, und doch ist sie das Mittel, durch das meine Vorstellungen geweckt werden. Es ist eigentlich etwas ganz Unnatürliches, Erschöpfendes, seine bewußten Gedanken auf etwas zu konzentrieren, das in keiner Umsetzung Wirklichkeit werden kann. Eine krankhafte Zuflucht, die mich davon entbindet, etwas zu schaffen, weil sie mich ähnlich erschöpft wie das Schreiben. Aber es ist ein unmittelbares Glücksgefühl, das nur allmählich dem Katzenjammer weicht.”
(…)

“Der Anlaß zu meinem expansiven und (vielleicht darf ich es sagen) tieferen Werken ist mein persönliches Leben. Meine Angst, meine Trauer, meine Verlassenheit, meine Gesundheit, die Störungen in mir und die Zeiten des Gleichgewichts, die Art meiner Sinne und meiner Liebe, meine Besessenheit in ihr, haben auch meine musikalischen Gedanken und Empfindungen gestaltet. Kunst wächst auf dem Felde des Eros; darum einzig haftet ihr die Schönheit an.”

 

 
Hans Henny Jahnn (17 december 1894 – 29 november 1959)
Monument in Hamburg

Lees verder “Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt, Ford Madox Ford, Penelope Fitzgerald, Alphonse Boudard”

Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Paul Snoek, Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook alle tags voor Ronald Giphart op dit blog.

Uit: Dahag, lieve vrienden!

“Tussen die Amsterdamse geniaaltjes zat ik er maar een beetje zwijgend bij. Ik luisterde naar hun felle debatten, ik glimlachte onzichtbaar om hun aandoenlijk principiële meningen, ik grinnikte onhoorbaar om de stroom literaire monstruositeiten, terwijl ik ondertussen dacht: Waar is bij mij dat Ware Vuur gebleven? Ik stel me deze vraag wel vaker, meestal als ik in een stadsbus zit tussen de trouwe belastingbetalers op weg naar mijn ‘schrijfateliertje’ in de binnenstad, of als ik mij door een regenbui en een windhoos naar het ziekenhuis wring om mijn gezondheid te verpesten met een wurgende dienst van zeven aaneengesloten nachten. Hallo Dostojevsky, hoor ik een stem dan zeggen, waar zijn wij nu helemaal mee bezig?
Tom Lanoye schrijft in zijn gedicht ‘Het vuurpeleton’ uit de bundel Hanestaart (wanneer schrijft een van jullie aankomende wetenschappers dáár eens een afstudeerscriptie over?): ‘Waarom heb ik mijzelf tot schrijven geprogrammeerd, terwijl ik weet dat het me afleert om te leven? Ik kan mij niet meer geven […] of ik zit mezelf over mijn eigen schouder te observeren, op zoek naar een groot literair verband.’
Zoals ik al zei ben ik tijdens de ascetische stemming waarin ik mijzelf de afgelopen maanden gebracht heb tot de conclusie gekomen dat ik alle vreselijke moedwillige ontberingen (dat slopende nachtritme, die minimale verdiensten, die voortdurende beschimpingen, dat voortdurende opgehemel waarmee ik me geen raad weet, die liefdesbrieven, dat ‘afgeleerde leven’) natuurlijk niet onderga om gratis voor Vooys en andere ‘Ware Vuur’-loze blaadjes te schrijven ten koste van eventuele prachtige romans. Met andere woorden: dit is mijn laatste column, want ik ga weer aan het werk.
‘Wij moeten 100.000 boeken schrijven, met z’n allen, en om ter dunst.’ schrijft Lanoye in ‘Het vuurpeleton’, waarna hij besluit met: ‘Ik wou dat ik kon geloven in kunst.’ Ik wou dat ik dat ook kon. Doei, lieve mensen.”

 

 
Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

Lees verder “Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Paul Snoek, Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt”

Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt, Ford Madox Ford

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook alle tags voor Ronald Giphart op dit blog.

Uit: De Wake

“De Sonfjället ligt als een statige platte hoed in het landschap. Ik parkeerde de auto aan de rand van het bos. Er liep een slingerend paadje omhoog, met trollenbruggetjes over elfenbeekjes die van de reuzenberg stroomden. Margot stelde voor om een poging te wagen de top na al die jaren alsnog te bereiken.
‘Voor wie?’ vroeg ik. Mijn geldingsdrang, ik geef het toe, was er in al die jaren niet op vooruitgegaan.
‘Voor onszelf,’ zei ze, en ze wachtte mijn antwoord niet af. Na een paar meter riep ze pesterig dat ik toch niet voor niets mijn bergschoenen had aangetrokken.
De stilte in het bos rond de berg was onvoorstelbaar. Het woud, dichtbegroeid en donker, had iets magisch. Ik begrijp waarom de oervolken elkaar hier eeuwenlang verhalen hebben verteld over gnomen, trollen en elfen, want die passen wonderwel bij de ijle sfeer tussen de bomen. Ergens moest er een enorme geluidsmagneet hebben gestaan die alle klanken wegtrok. We hoorden vrijwel niets, behalve onze voetstappen.
Haar ademhaling. Mijn hartenklop.
In de bergen rond Härjedalen lopen lynxen, wolven en bruine beren (een van de laatste bruineberenpopulaties in Europa). Op de Sonfjället zouden de beesten af en toe zijn te zien. Toen we hier vijfentwintig jaar geleden rondtrokken hebben we geen beer gespot, althans dat herinner ik me niet. De mensenschuwe beren verschuilen zich in het woud, hoewel ze zich soms tonen als ze over de rotsen van de ene hoek naar de andere trekken. Margot had vorige week in een reisgids gelezen dat de beren niet vaak worden waargenomen, maar dat hun aanwezigheid kan worden afgeleid uit poepresten en afdrukken van hun klauwen in de bomen.
‘Kom,’ zei ze, toen ik me bij haar had gevoegd. ‘Misschien treffen we wel beren op ons pad.’

 

 
Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

Lees verder “Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt, Ford Madox Ford”

Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook alle tags voor Ronald Giphart op dit blog.

Uit: Giph

“Zo-even stond ik voor mijn raam te kijken naar de wolken boven de stad. Het schemerde, maar het regende niet. Ik kan dat heel lang, zo staren naar de stad en de lucht erboven. Jeroen Brouwers schrijft ergens: ‘Ik vind er niets aan, aan leven.’ En hoewel ik dat ook wel eens denk, overkomt het me toch vaker dat ik er juist wel wat aan vind, aan leven. Als ik ’s avonds zo’n beetje half en half naar de stad sta te staren, en ik hoor de straatgeluiden, en ik zie mensen zitten in de cafés, en ik heb een volle agenda met allemaal leuke spaghetti-afspraken, dan word ik, tja, ik weet niet, het klinkt zo simpel, dan word ik best behoorlijk blij. Dat ik best behoorlijk blij ben, met m’n leven en zo, en al die dingen, hoe het gaat met m’n vrienden, en dat je je soms rot voelt over een bepaalde periode, maar dat er dan iemand op de proppen komt die geregeld haar tong in jouw mond gaat steken, en dat je dat dan een verhouding noemt, en dat je dan plotseling blij bent, niet zomaar blij, maar echt blij, zo blij dat je het zonder dralen zou willen zeggen, zo van: ‘Hé, ik ben blij,’ zo van dat je je moet inhouden om je ramen niet open te gooien en naar argeloze omstanders te roepen: ‘Hé, argeloze omstanders, ik ben blij,’ en dat er onder die argeloze omstanders mensen zitten die terugroepen: ‘Hé, wij zijn ook blij,’ en dat er nog meer mensen aankomen die allemaal roepen: ‘Wij zijn blij,’ en in de verte zie je mensen, en je wijst, en je roept: ‘Hallo! Zijn jullie blij?’ en ze roepen terug: ‘Ja, wij zijn blij,’ en overal zijn alle mensen blij, en jullie zwaaien naar mekaar, en omdat iedereen zo blij is, stelt iemand voor een club te beginnen, een club van blije mensen, en in de straat begint men te juichen, wat een enorm goed idee, en die club wordt ter plekke opgericht, en er wordt gefeest om te vieren dat de club er is, en het is zo’n uitermate blije bedoening, tot er een nieuw iemand de straat in komt wandelen, en jullie vragen: ‘Nieuw iemand, ben jij blij?’ en die nieuwe iemand zegt: ‘Blij? Ik? Rot op!”

 

 
Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

Lees verder “Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Hans Henny Jahnn, Jules de Goncourt”

Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Hans Henny Jahnn, Ford Madox Ford, Jules de Goncourt

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook alle tags voor Ronald Giphart op dit blog.

Uit: De Wake

“Vraag aan een man die uitglijdt op een berghelling hoe het met hem gaat. De wereld tolt. De aarde nadert. De ademhaling stokt. In zijn vlucht kijkt hij de vraagsteller aan. Vlak voordat hij de grond raakt antwoordt hij met opgetogen verbazing: ‘Nou, tot nu toe gaat alles goed.’
Die man ben ik.
Ik was met Margot op vakantie in het Härjedalen, het leegste gebied van Zweden. Vlak na onze studententijd hebben we daar al eens door de bossen en de bergen getrokken, liftend, met stinkende rugtassen, vrijwel zonder geld en voortdurend hongerig. Het was onze eerste vakantie samen. Destijds probeerden we de Sonfjället te beklimmen, een berg van twaalfhonderd meter hoog, bij het plaatsje Hedeviken. Helaas lukte het ons toen niet om de top te halen. Het weer zat tegen, onze schoenen waren te glad en volgens Margot speelde mee dat we onze tocht hadden onderbroken om achter een door bomen beschutte stapel rotsstenen Gods water over Gods akker te laten lopen. Ik denk dat het de eerste keer was dat we de spanning dat iemand ons zou kunnen betrappen voelden. Zij beweerde dat ik daarna te uitgeput was om verder te klimmen, maar dat kan ik me niet meer herinneren.
Vijfentwintig jaar later kwamen we weer in dit gebied, op doortocht naar de fjorden van Noorwegen. De weg naar de Sonfjället was aanmerkelijk verbeterd, met onze Volvo reden we probleemloos van onze stuga bij een boer in Hedeviken naar de voet van de berg. Al jaren hadden we niet meer gelift, en ook sliepen we nooit meer in een tentje, hoewel we er – zogenaamd voor de zekerheid – altijd een bij ons hadden.”

 

Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

Lees verder “Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Hans Henny Jahnn, Ford Madox Ford, Jules de Goncourt”

Ford Madox Ford, Jules de Goncourt, Penelope Fitzgerald, Alphonse Boudard

De Engelse dichter, schrijver en publicist Ford Madox Ford werd geboren op 17 december 1873 in Merton, Surrey. Zie ook alle tags voor Ford Madox Ford op dit blog.

Uit: The Inheritors (Samen met Joseph Conrad)

“Ideas,” she said. ” Oh, as for ideas –”
“Well?” I hazarded, “as for ideas?”
We went through the old gateway and I cast a glance over my shoulder. The noon sun was shining over the masonry, over the little saints’ effigies, over the little fretted canopies, the grime and the white streaks of bird-dropping.
“There,” I said, pointing toward it, “doesn’t that suggest something to you?”
She made a motion with her head-half negative, half contemptuous.
“But,” I stuttered, ” the associations — the ideas — the historical ideas “
She said nothing.
“You Americans,” I began, but her smile stopped me. It was as if she were amused at the utterances of an old lady shocked by the habits of the daughters of the day. It was the smile of a person who is confident of superseding one fatally.
In conversations of any length one of the parties assumes the superiority — superiority of rank, intellectual or social. In this conversation she, if she did not attain to tacitly acknowledged temperamental superiority, seemed at least to claim it, to have no doubt as to its ultimate according. I was unused to this. I was a talker, proud of my conversational powers.
I had looked at her before; now I cast a side-V ways, critical glance at her. I came out of my moodiness to wonder what type this was. She had good hair, good eyes, and some charm. Yes. And something besides — a something — a something that was not an attribute of her beauty. The modelling of her face was so perfect and so delicate as to produce an effect of transparency, yet there was no suggestion of frailness; her glance had an extraordinary strength of life. Her hair was fair and gleaming, her cheeks coloured as if a warm light had fallen on them from somewhere. She was familiar till it occurred to you that she was strange.
“Which way are you going?” she asked.
“I am going to walk to Dover,” I answered.
“And I may come with you?”
I looked at her — intent on divining her in that one glance. It was of course impossible. ” There will be time for analysis,” I thought.
“The roads are free to all,” I said. “You are not an American?”
She shook her head. No. She was not an Australian either, she came from none of the British colonies.“

 

Ford Madox Ford (17 december 1873 – 26 juni 1939)
V.l.n.r. James Joyce, Ezra Pound, Ford Madox Ford en John Quinn

Lees verder “Ford Madox Ford, Jules de Goncourt, Penelope Fitzgerald, Alphonse Boudard”

Ford Madox Ford, Jules de Goncourt, Penelope Fitzgerald, Alphonse Boudard, Érico Veríssimo

De Engelse dichter, schrijver en publicist Ford Madox Ford werd geboren op 17 december 1873 in Merton, Surrey. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2008 en ook mijn blog van 17 december 2009. 

 

Uit: The Good Soldier

 

“Captain Ashburnham also had a heart. But, whereas a yearly month or so at  Nauheim tuned him up to exactly the right pitch for the rest of the  twelvemonth, the two months or so were only just enough to keep poor  Florence alive from year to year. The reason for his heart was,  approximately, polo, or too much hard sportsmanship in his youth. The reason  for poor Florence’s broken years was a storm at sea upon our first crossing  to Europe, and the immediate reasons for our imprisonment in that continent  were doctor’s orders. They said that even the short Channel crossing might  well kill the poor thing.

When we all first met, Captain Ashburnham, home on sick leave from an India  to which he was never to return, was thirty-three; Mrs Ashburnham  Leonora –was thirty-one. I was thirty-six and poor Florence thirty. Thus today Florence would have been thirty-nine and Captain  Ashburnham forty-two; whereas I am forty-five and Leonora forty. You will  perceive, therefore, that our friendship has been a young-middle-aged  affair, since we were all of us of quite quiet dispositions, the Ashburnhams  being more particularly what in England it is the custom to call “quite good  people”.

They were descended, as you will probably expect, from the Ashburnham who  accompanied Charles I to the scaffold, and, as you must also expect with  this class of English people, you would never have noticed it. Mrs  Ashburnham was a Powys; Florence was a Hurlbird of Stamford, Connecticut,  where, as you know, they are more old-fashioned than even the inhabitants of  Cranford, England, could have been. I myself am a Dowell of Philadelphia,  Pa., where, it is historically true, there are more old English families  than you would find in any six English counties taken together. I carry  about with me, indeed–as if it were the only thing that invisibly anchored  me to any spot upon the globe–the title

deeds of my farm, which once  covered several blocks between Chestnut and Walnut Streets.”

 

 

Ford Madox Ford (17 december 1873 – 26 juni 1939)

 

 

Lees verder “Ford Madox Ford, Jules de Goncourt, Penelope Fitzgerald, Alphonse Boudard, Érico Veríssimo”

Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Hans Henny Jahnn, Ford Madox Ford, Jules de Goncourt, Penelope Fitzgerald, Alphonse Boudard, Érico Veríssimo, Albert Drach, John Kennedy Toole, John Whittier, Thomas Haliburton

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2007 en ook mijn blog van 17 december 2008.

Uit: Heiß (Vertaald door Judith Dörries)

“Die Welt ist für mich ein Großhandel voller Zutaten, ein unerschöpfliches Rezeptbuch. Es ist ganz einfach: Wenn ich aufstehe, habe ich Hunger, und wenn ich abends ins Bett gehe, überlege ich, was ich am nächsten Tag zubereiten könnte. Ich bringe alles mit Essen in Verbindung. Zu allem fallen mir spontan Gerichte ein. Laufen drei Frauen auf der Straße, dann sehe ich bei der ersten sofort ein zartes Wildgericht, bei der mittleren einen marinierten Stint und bei der dritten eine raffinierte Suppe aus Rüben, Tee und Krabben. Das klingt nach einer schwachsinnigen Kombination für eine Suppe, aber ich habe damit Furore gemacht.”
(…)

Lecker? LECKER? Was ich meine Lippen passieren lasse, muss ausnahmslos vorzüglich sein, pur und erhebend. Ich will einen doppelten Regenbogen hinter den Zähnen, den Gaumen mit einem perfekt abgestimmten Geschmacksteppich bombardieren, die Speiseröhre überrumpeln und den Magen in einen der höchsten Zustände von Befriedigung versetzen, für weniger mache ich es nicht. Ich glaube nicht an einen Schöpfer oder eine höhere Macht, aber ich möchte bei allem, was ich esse, dankbar für die Existenz des Lebens selbst sein. Das klingt dick aufgetragen, und so ist es auch gemeint. Ich will dick auftragen, wenn ich von meinem Beruf spreche. Wenn nicht Köche über das Kochen dick auftragen dürfen, wer dann?“

Giphart

Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

 

De Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2007 en ook mijn blog van 17 december 2008.

Uit: De tocht van het kind

“Angela’s voorstelling van Holland was voornamelijk gebaseerd op de foto van tante Toetie en oom Kakkie – tot aan hun fontanel in het bont gestoken – die stijfjes voor een brugleuning stonden (haar moeder Elis zei dramatisch dat ze daaraan waren vastgevroren en dat het vóór oom Kakkies ziekte was) en op een foto van oom Etjen, tante Dodot en hun meisjes in Volendams kostuum. Ze zaten dicht bijeen in een roeibootje, tante Dodot met haar armen om een mand vol eieren (de angst dat ze die zou laten vallen was op haar gezicht te lezen) en oom Etjen, die gewend was kreteks te roken, ongemakkelijk zuigend op de lange steel van een witte, stenen pijp. Op het achterdoek was een Hollands landschap geschilderd, met koeien, een molen en een molenaar. De laatste, eveneens zuigend op een lange, stenen pijp, stond wijdbeens voor een gesloten deur.
Geen moment vroeg Angela zich af waarom haar familie zich zo wonderlijk had uitgedost, wel verbaasde haar die zware, gesloten voordeur. Ze liet zich vele malen uitleggen dat de huizen in Holland geen open voorgalerijen hadden, maar deuren die op slot gingen, zelfs op het nachtslot.
Angela – wist wat een nachtbloem was. Dat was een bloem die ’s nachts openging. En dus vroeg ze:
‘Gaat dat nachtslot ’s nachts ook open, mammie?’
‘Nee, natuurlijk niet,’ zei Elis, ‘juist dicht. Overdag, als je naar binnen wilt, moet je bellen en dan wordt er opengedaan door de meid.’
‘Wat is dat, de meid?’
‘De meid is een witte baboe.’
‘En brengt de witte baboe je naar bed? En blijft ze bij je zitten tot je slaapt?’
‘Ach nee, in Holland is alles anders.’

Keuls

Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)

 

De IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson werd geboren in Reykjavík op 17 december 1963. Zie ook mijn blog van 17 december 2008.

Uit: Himmel und Hölle (Vertaald door Karl-Ludwig Wetzig)

“Die Berge überragen Leben und Tod und die paar Häuser, die sich auf
der Landzunge zusammendrängen. Wir leben auf dem Grund einer Schüssel, der Tag geht vorüber, es wird Abend, die Schüssel läuft langsam voll Dunkelheit, und dann leuchten die Sterne auf. Ewig blinken sie über uns, als hätten sie eine wichtige Botschaft, aber welche und für wen? Was wollen sie von uns, oder vielleicht eher noch: was wollen wir von ihnen?
Wir haben heute nur noch wenig an uns, das an Licht erinnert. Der Dunkelheit stehen wir viel näher, sind selbst fast Dunkelheit. Das Einzige, was wir noch haben, sind die Erinnerungen und außerdem die Hoffnung, die allerdings schwächer geworden ist, sie nimmt immer noch weiter ab und wird bald einem erkalteten Stern gleichen, einem dunklen Felsbrocken. Immerhin wissen wir ein wenig vom Leben und ein wenig vom Tod, und wir können berichten: Wir haben den ganzen Weg zurückgelegt, um dich zu packen und um das Schicksal zu bewegen.
Wir wollen von denen erzählen, die in unseren Tagen gelebt haben, vor mehr als hundert Jahren, und die für dich kaum mehr sind als Namen auf schiefen Kreuzen und geborstenen Grabsteinen. Leben und Erinnerungen, die nach dem unerbittlichen Gesetz der Zeit ausgelöscht wurden. Genau das wollen wir ändern. Unsere Worte sind eine Art Lebensretter in unermüdlichem Einsatz, sie müssen vergangene Geschehnisse und erloschene Leben dem Schwarzen Loch des Vergessens entreißen, was keine geringe Aufgabe ist. Gern dürfen sie unterwegs ein paar Antworten finden und uns hier wegholen, ehe es zu spät ist. Aber lassen wir’s vorerst dabei, wir schicken die Worte an dich weiter, diese ratlosen, zerstreuten Lebensretter, die sich ihres Auftrags gar nicht sicher sind – sämtliche Kompasse spielen verrückt, Landkarten sind zerfleddert oder veraltet –, aber nimm sie trotzdem in Empfang. Und dann sehen wir, was passiert.”

jon-kalman

Jón Kalman Stefánsson (Reykjavík, 17 december 1963)

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Frank Martinus Arion werd geboren op 17 december 1936 op Curaçao. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2008.

 

Uit: Helman, de eenzame jager

„Die eenzaamheid is belangrijk. En op gevaar af van u te vermoeien een klein beetje, moet ik haar op haar ware niveau brengen. Ik bedoel, we moeten even de ladder op, ik kan er ook niets aan doen. Want die eenzaamheid heeft nog meer aspecten dan ik al genoemd heb. En om Helman in z’n totaliteit te begrijpen lijkt me dat ik u deze aspecten als achtergrond moet geven.

Er is een literair-historisch aspect, waar ik zo op kom. Er is een marxistisch aspect, er is een psycho-analytisch aspect, een existentialistisch aspect, een kolonialistisch aspect, en wat ik zelf zo maar noem, een familiaal aspect, kortom, een heleboel ‘ismes’ die we nodig hebben om wat brighter spotlight op de grondideeën te brengen. Ik begin eerst met het marxistische aspect. We weten van de tijdgenoten van Helman, dat hij in z’n eerste tijd in Europa ontzettend veel, voor z’n vrienden tot vervelens toe, Marx las en Freud. Slauerhoff schreef: ‘Die man gaat kapot aan Freud en Marx.’ Dat ma
rxistische aspect heeft te maken met het marxistische begrip vervreemding4. Die desintegratie die in maatschappijen optreedt heeft Marx ‘vervreemding’ genoemd en hij heeft het beschreven, en hij heeft er de oorzaak van aangegeven. Ik zal het in heel eenvoudige termen proberen weer te geven:

Marx zegt dat vroeger, vóór het kapitalisme, de mensen in een harmonieuzere situatie met elkaar leefden. Waarom? Omdat hun betrekkingen met de spullen anders waren. De mensen wilden dingen bezitten, maar het was in de eerste plaats om er van te genieten, zelf. De ene man maakte schoenen, en die ruilde dat voor groente, en de ander maakte een ander product en ruilde dat weer tegen een ander product. De bedoeling was niet spullen op te potten, de bedoeling was geen géld, de bedoeling was geen verrijking! Dat is de paradijselijke situatie die we misschien nog bij Indianen vinden. Ook hier. In die situatie is door het kapitalisme verandering gekomen, omdat men niet meer de spullen zoekt om hun gebruikswaarde, zoals de term luidt, maar men zoekt de spullen om hun verkoopwaarde, of om hun ruilwaarde. En dat is erg, omdat dat ook op de menselijke betrekkingen een rol gaat spelen. Marx zegt: de koopman heeft geen aandacht meer voor de schoonheid van mineralen, hij heeft alleen maar aandacht voor de verkoopwaarde van mineralen. Alle andere zintuigen, zegt Marx, worden op de achtergrond gedrukt, en er komt een nieuw zintuig naar voren, het zintuig van het Hebben. Dat creëert een gemeenschap, zoals ik daarnet zei, waarin ook de menselijke waarden niet meer zuiver zijn. De mensen gaan met elkaar om merendeels omdat ze elkaar nodig hebben als steppingstone om dingen te bereiken. Ze gaan niet meer naar recepties omdat ze het leuk vinden elkaar te ontmoeten en te begroeten, maar om elkaar te spreken om iets te ‘regelen’ zoals we dat hier zo treffend zeggen.”

 

Frank_Martinus_Arion

Frank Martinus Arion (Curaçao, 17 december 1936)

 

De Duitse schrijver Hans Henny Jahnn werd geboren op 17 december 1894 in Hamburg. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2008.

 

Uit: Die Geschichte der beiden Zwilinge

Es wurden zwei Knaben als Zwillinge geboren. Schnell nach einander verliessen sie den Schoss der Mutter  Und es erwies sich, sie waren einander ähnlicher als sonst zwei Dinge gleicher Form… Sie hatten unähnliche Namen erhalte
n. Die Namen hatten nicht vermocht, sie von einander zu trennen. Ihr K
örper hatte nur ein Ziel, dem anderen nachzueifern in der Gestalt…Die gleichen Sterne regierten ihr Schicksal. Erkrankte der eine, so konnte der andere nicht mehr wet vom Krankenlager sein….Auf der Strasse wurden sie mit  ihrem unrichtigen Namen angesprochen. Sie fanden sich darein, jeder, auch auf den Namen des anderen zu hören. Ein verwegener Mensch redete sie eines Tages an und fragte, ob denn sie beide nicht sich vertauschten. Es war die schlimmste Frage, die bis dahin an ihnen gestellt worden war. Sie bedachten sich. Sie wogen sich im Geiste.  Sie wechselten ihre Plätze, blickten sich an und antworteten wie im Schlaf:  Sie selbst wissen es nicht…Sie erregten sich über den unklaren Zustand, in dem sie sich befanden, und versuchten sich voneinander zu halten…Aus ihrem Selbst wurde das Du. Ihr Bewusstsein plätscherte mehrmals hin und zurück. Bis sie die Erinnerung an den Namen des Ich verloren hatten. .. Heimlich erwogen sie, der eine müsse den anderen töten.“

 

hans_henny_jahnn
Hans Henny Jahnn (17 december 1894 – 29 november 1959)

 

De Engelse dichter, schrijver en publicist Ford Madox Ford werd geboren op 17 december 1873 in Merton, Surrey. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2008.

Finchley Road

As we come up at Baker Street
Where tubes and trains and ‘buses meet
There’s a touch of fog and a touch of sleet;
And we go on up Hampstead way
Towards the closing in of day . . .
You should be a queen or a duchess rather,
Reigning in place of a warlike father
In peaceful times o’er a tiny town
Where all the roads wind up and down
From your little palace – a small, old place
Where every soul should know your face
And bless your coming. That’s what I mean,
A small grand-duchess, no distant queen,
Lost in a great land, sitting alone
In a marble palace upon a throne.
And you’d say to your shipmen: ‘Now take your ease,
Tomorrow is time enough for the seas.’
And you’d set your bondmen a milder rule
And let the children loose from the school.
No wrongs to right and no sores to fester,
In your small, great hall ‘neath a firelit dais,
You’d sit with me at your feet, your jester,
Stroking your shoes where the seed pearls glisten
And talking my fancies. And you as your way is,
Would sometimes heed and at times not listen,
But sit at your sewing and look at the brands
And sometimes reach me one of your hands,
Or bid me write you a little ode,
Part quaint, part sad, part serious . . .
But here we are in the Finchley Road
With a drizzling rain and a skidding ‘bus
And the twilight settling down on us.

 

FordMaddox

Ford Madox Ford (17 december 1873 – 26 juni 1939)

 

De Franse schrijver Jules de Goncourt werd geboren op 17 december 1830 in Parijs. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2008.

Uit: Les Hommes De Lettres

Un article ?… Tu me demandes s’il y a un article dans mon histoire ? Mais, malheureux, un enfant de six ans en ferait une comédie en vers, les yeux bandés! Scène première : le foyer de la Comédie-Française… tu comprends… la maison de Molière… Talma… les souvenirs… la tirade : c’est là où César cause avec Scapin, où Melpomène prend l’éventail de Thalie, où…, où…, où… il n’y a pas de raison pour que ça finisse! Tu passes aux indiscrétions : Provost et Anselme qui jouent aux échecs, l’ingénue qui demande une glace, l’huissier qui fait découvrir le grand-duc héréditaire de Toscane, et mademoiselle Fix qui le fait rougir de ne s’être point découvert de lui-même, la Société du rachat des captifs…

– Hein! la société…?

– Tu ne la connais pas ? C’est pourtant une société secrète… Devine ce qu’il y a dans le foyer de la Comédie!… Il y a des poulpes! C’est terrible! Une fois accroché, c’est fini! ils vous entraînent au fond de leur conversation. Voilà, je suppose, un homme ou une femme, les poulpes n’y regardent pas, Got, si tu veux, ou mademoiselle Ricquier, pincés par Frappart ou par M. Benett, l’auteur anglais… très bien! Un membre de la Société accourt : Pardon! j’aurais un mot à vous dire… – Sauvé, mon Dieu! dit l’autre… Et voilà ce que c’est que la Société du rachat des captifs!… Si tu ne fais pas cinquante lignes avec ça… Et puis il y a des tableaux du foyer…

– Après ?

– Après ? après, tu poses ta femme : une comédienne célèbre… Tu ne la nommes pas… tu dis seulement : Notre Célimène… ça ne compromet personne!… Notre Célimène passait les mains dans les cheveux d’un grand poète… Ici l’initiale du poète… Il faut toujours nommer un poète, sans ça on peut le confondre avec un homme qui fait des vers… Et tu entames le dialogue : «O mon poète! – fait la Célimène, – pourquoi ne faites-vous plus de ces charmantes comédies comme vous seul savez en faire ?… Pour un rôle de vous où j’aurais quinze ans, je donnerais dix ans de ma vie!…» Ici tu peux lâcher le mot : Célimène, vous y auriez gagné!… et tu passes au poète. Le poète a dîné ; il a ronflé pendant une heure tout seul dans une loge de huit places ; il est bu, mais bu… il ferait un poème épique, et il parle nègre! Fais-le parler nègre, le public adore ça, ça lui rappelle Paul et Virginie! – «Moi… pièce ? moi… comédie ? travailler ?… pas d’intérieur!… impossible!. sale… rien trouver… brosses à dent partout!… travailler!… trop sale!… – Mais si quelqu’un vous installait dans un joli petit appartement bien rangé ? – Oh! divin… pas de peignes sur les meubles… intérieur… plumes taillées… une pièce!… deux pièces!… trois pièces!… toujours!

Jules

Jules de Goncourt (17 december 1830 – 20 juni 1870

 

De Engelse dichteres, schrijfster en essayiste Penelope Fitzgerald werd geboren op 17 december 1916 in Lincoln. Zie ook mijn blog van 17 december 2008.

 

Uit: Human Voices

Inside Broadcasting House, the Department of Recorded Programmes was sometimes called the Seraglio, because its Director found that he could work better when surrounded by young women. This in itself was an understandable habit and quite harmless, or, to be more accurate, RPD never considered whether it was harmless or not. If he was to think about such things, his attention had to be specially drawn to them. Meanwhile it was understood by the girls that he might have an overwhelming need to confide his troubles in one of them, or perhaps all of them, but never in two of them at once, during the three wartime shifts in every twenty-four hours. This, too, might possibly suggest the arrangements of a seraglio, but it would have been quite unfair to deduce, as some of the Old Servants of the Corporation occasionally did, that the RP Junior Temporary Assistants had no other duties. On the contrary, they were in anxious charge of the five thousand recordings in use every week. Those which the Department processed went into the Sound Archives of the war, while the scrap was silent for ever.
‘I can’t see what good it would be if Mr Brooks did talk to me,’ said Lise, who had only been recruited three days earlier, ‘I don’t know anything.’
Vi replied that it was hard on those in positions of responsibility, like RPD, if they didn’t drink, and didn’t go to confession.
‘Are you a Catholic then?’
‘No, but I’ve heard people say that.’
Vi herself had only been at BH for six months, but since she was getting on for nineteen she was frequently asked to explain things to those who knew even less.
‘I daresay you’ve got itwrong,’ she added, being patient with Lise, who was pretty, but shapeless,
crumpled and depressed. ‘He won’t jump on you, it’s only a matter of listening.’
‘Hasn’t he got a secretary?’
‘Yes, Mrs Milne, but she’s an Old Servant.’
Even after three days, Lise could understand this.
‘Or a wife? Isn’t he married?’
‘Of course he’s married. He lives in Streatham, he has a nice home on Streatham Common. He doesn’t get back there much, none of the higher grades do. It’s non-stop for them, it seems.’

 

penelope-fitzgerald

Penelope Fitzgerald (17 december 1916 – 28 april 2000)

 

De Franse schrijver Alphonse Boudard werd geboren op 17 december 1925 in Parijs. Zie ook mijn blog van 17 december 2008.

 

Uit: Les combattants du petit bonheur

Ça faisait maintenant six mois quej’étais branché avec la Résistance. Le grand moment de ma vie, je me figurais. Jusque-là, ça s’était poursuivi cahin nos salades de terrain vague, nos conciliabules, nos propos en l’air. On parlait de rejoindre les Anglais, ça nous semblait le remède de tous nos maux… la vie trop monotone, les restrictions, la dépendance des adultes, la chtourbe ! Tout nous paraissait beau une fois pris le large.J’essaie aujourd’hui de me revoir exact… maigre, boutonneux, va de la gueule… me comprendre. Si je vire le schéma de l’esbroufe, la légende qu’on entretient…j’aperçois, je perçois un zèbre difficile à saisir. Il m’emmerde plutôt de mon point de vue actuel. Il dit n’importe quoi… il se fait piéger… il risque de mourir pour rien du tout. La vie c’est pourtant sa seule richesse… les plaisirs à prendre, le bon air qu’on respire le jour où l’on sort d’une prison, d’un hôpital… le coup qu’on va boire quand il fait soif… la femme qui se déloque, qui s’offre… les courts instants de bonheur qui vous réconcilient avec l’existence toujours ! C’eût été vraiment trop bête, trop abominable de se faire étendre pour le droit d’être sur le monument aux morts, pour la gloire du Général, pour des lendemains qui doivent chanter et qui finissent par pleurer des larmes de sang.“

 

Boudard

Alphonse Boudard (17 december 1925 – 14 januari 2000)

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 17 december 2008.

De Braziliaanse schrijver Érico Veríssimo werd geboren op 17 december 1905 in Rio Grande do Sul.

De Oostenrijkse schrijver Albert Drach werd op 17 december 1902 in Mödling geboren.

De Amerikaanse schrijver John Kennedy Toole werd geboren op 17 december 1937 in New Orleans.

De Amerikaanse dichter en hervormer John Greenleaf Whittier werd geboren in Haverhill, Massachusetts op 17 december 1807.

De Canadese schrijver Thomas Chandler Haliburton werd geboren op 17 december 1796 in Windsor, Nova Scotia.

De Poolse dichter en militair Władysław Broniewski werd geboren op 17 december 1897 in Plock.