Sarah Kirsch, Thomas Olde Heuvelt, Kingsley Amis, Patricia De Martelaere, Tristan Tzara, Ewald Vanvugt, Sibylle Lewitscharoff

De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.

 

Hirtenlied

Ich sitz über Deutschlands weißem Schnee
Der Himmel ist aufgeschlitzt
Wintersamen
Kommt auf mich wenn nichts Schlimmres
Haar wird zum Helm
Die Flöte splittert am Mund

Der Wald steht schwarz es kriecht
Draht übern Felsen es riecht
Nach Brand da hüte ich
Die vier Elemente am Rand des Lands

Meine Federn am Kleid
Mein ängstlicher Schuh
Seid ruhig ruhig tragt
Mich nicht fort

Ich knote an Bäume mich lieg unter Steinen
Streu Eis mir ins Hemd ich schneide
Das Lid vom Aug da bleibe ich wach:
Meine tückische Herde
Die sich vereinzelt die sich vermengt
Meine dienstbare tückische Herde
Wird Wolke sonst: winters noch
Ist sie zerkracht

 

Das grüne Meer mit den Muschelkämmen

Das grüne Meer mit den Muschelkämmen
Dampft in der Winternacht
Sanften Auges der Leuchtturmwärter
Setzt Laternen ein, hau ruck
Einfach so, vor dem Neuen Jahr
Ging seine Frau übers Wasser
Keine Fische wollte sie schuppen
Nicht unterm Nebelhorn schlafen
Ach, die Laternen des Leuchtturmwärters
Finden nur Muschelkämme.

 

 
Sarah Kirsch (16 april 1935 – 5 mei 2013)

 

De Nederlandse schrijver Thomas Baudelet Olde Heuvelt werd geboren in Nijmegen op 16 april 1983. Zie ook alle tags voor Thomas Olde Heuvelt op dit blog.

Uit: HEX

“De visboer was door de muziek uit zijn kraam gelokt en keek met de andere toeschouwers achterdochtig naar het draaiorgel. Stefan liep eromheen terwijl hij met zijn arm het voorhoofd droog streek. Toen hij zag dat de fraai gelakte zijwand werd gevormd door een openstaande klapdeur, onderdrukte hij zijn glimlach niet langer. Het orgel was vanbinnen tot de wielas compleet hol. Katharina stond roerloos in het donker, tot Loes de deur sloot en haar aan het zicht onttrok. Nu was het orgel weer een orgel. En spelen, dat deed het. ‘Zo; zei hij, nog uithijgend en met zijn handen hoog in de zij, ‘heeft de A1VD de kas weer gespekt?’ Marlijn kwam op hem toegelopen en grijnsde. ‘Dat dacht je. Weet Je wel hoe duur die krengen zijn? En geloof me, die knakkers hebben de geldkraan zo goed als dicht staan: Hij knikte naar het draaiorgel. ‘Dit is puur schijn. Goed hè? Het is gewoon een oude aanhangwagen: Stefan was onder de indruk. Nu hij beter keek viel het inderdaad op dat de facade slechts een samenraapsel was van oubollige porseleinen beeldjes en slordig opgeplakte tierelantijnen – en nog slecht geschilderd ook. De orgelpijpen waren niet eens van chroom, maar van goudgelakte pvc-buis. Zelfs de Radetzkyman klonk vlak, als een illusie, zonder het sfeervolle zuchten van de ventielen of het klappen van het orgelboek zoals je zou verwachten bij een instrument van weleer. Martijn las zijn gedachten en zei: Ten iPod en een flinke speaker. Als je de verkeerde playlist aanzet, komt er heavy metal uit’ ‘Dat klinkt als een idee van Grim; lachte Stefan. ‘Uhuh: ‘Ik dacht dat het hele idee was om de aandacht juist van haar af te leiden, in plaats van op haar te vestigen?’ Marlijn haalde zijn schouders op. ‘Je kent de stijl van de meester: ‘Het is voor openbare gelegenheden: legde Loes uit. ‘Voor op de braderie, of tijdens het festival als er veel mensen van buiten zijn: Nou, succes: grijnsde Stefan, terwijl hij aanstalten maakte om weer verder te gaan. ‘Het ziet ernaar uit dat jullie geld kunnen gaan inzamelen.’ Hij liep de laatste anderhalve kilometer naar huis rustig uit en zodra hij buiten gehoorsafstand was, dacht hij al niet meer aan de vrouw die in het donker stond, de vrouw in de buik van het draaiorgel, hoewel de Radetzkymars door zijn hoofd bleef spelen in het ritme van zijn passen.”

 

 
Thomas Olde Heuvelt (Nijmegen, 16 april 1983)

 

De Engelse schrijver Kingsley Amis werd geboren op 16 april 1922 in Londen. Zie ook alle tags voor Kingsley Amis op dit blog.

 

Instead of an Epilogue
To H.

I.
In 1932 when I was ten
In my grandmother’s garden in Camberwell
I saw a Camberwell Beauty butterfly
Sitting on a clump of Michaelmas daisies.
I recognised it because I’d seen a picture
Showing its brownish wings with creamy edges
In a boy’s paper or on a cigarette-card
Earlier that week.  And I remember thinking,
What else would you expect?  Everyone knows
Camberwell Beauties come from Camberwell;
That’s why they’re called that.  Yes, I was ten.

II.
In 1940 when I was eighteen
In Marlborough, going out one winter’s morning
To walk to school, I saw that every twig,
Every leaf in the vicar’s privet hedge
And every stalk and stem was covered in
A thin layer of ice as clear as glass
Because the rain had frozen as it landed.
The sun shone and the trees and shrubs shone back
Like pale flames with orange and green sparkles.
Freak weather conditions, people said,
And one was always hearing about them.

III.
In ’46 when I was twenty-four
I met someone harmless, someone defenceless,
But till then whole, unadapted within;
Awkward, gentle, healthy, straight-backed,
Who spoke to say something, laughed when amused;
If things went wrong, feared she might be at fault,
Whose eye I could have met for ever then,
Oh yes, and who was also beautiful.
Well, that was much as women were meant to be,
I thought, and set about looking further.
How can we tell, with nothing to compare?

 

 
Kingsley Amis (16 april 1922 – 22 oktober 1995)

 

De Vlaamse dichteres, schrijfster, filosofe, hoogleraar en essayiste Patricia De Martelaere werd geboren in Zottegem op 16 april 1957. Zie ook alle tags voor Patricia de Martelaere op dit blog.

Uit: Een verlangen naar ontroostbaarheid

“En er is het type schrijver als Agatha Christie of P.G. Wodehouse, dat de grootste lol beleeft aan de creatie van fictieve werelden, en dat dan ook in een handomdraai hele boekenplanken vol kan schrijven. Het schrijverstype dat ik op het oog heb wordt gekenmerkt door een soort passionele ambiguïteit tegenover het eigen schrijverschap. Talloos zijn de schrijvers die, rechtstreeks of onrechtstreeks, aforistisch of epistolair, getuigenis afleggen van deze ambiguïteit – die er intussen evenwel niet veel beter op begrepen is geworden. ‘Ik heb een hekel aan schrijven,’ zei de science fiction-schrijver Frederick Brown, ‘maar ik vind het heerlijk om geschreven te hebben.’ Een uitspraak waar heel wat schrijvers geld voor zouden geven om die zelf te hebben bedacht. Te verklaren, bij dit soort schrijvers, is het merkwaardige samengaan van volgende, tegenstrijdige elementen: de absolute innerlijke dwang tot schrijven, die zich uit in gevoelens van onrust, ontevredenheid en schuld bij langdurig niet-schrijven; het ontbreken, vervolgens, van nochtans elk plezier bij het schrijven zelf, de grote weerstand die bij elke zin, door sommigen bij elk woord moet worden overwonnen, en de vaak onoverkomelijke moeilijkheid om een begonnen werk ook af te maken; maar dan, ten slotte, de euforische vreugde, het dolzinnige geluk wanneer uiteindelijk tóch een werk is afgeraakt, het gevoel van bevrijding en eeuwige gelukzaligheid, van nooit meer te moeten schrijven en dat wellicht ook nooit meer te zullen willen. Dit is het trieste ras van nagelbijters, dat zich niet goed voelt wanneer het niet schrijft, dat zich geen haar beter voelt wanneer het wél schrijft, en dat dus alleen dat korte moment voor ogen heeft van extatisch welbevinden bij het beëindigen van een werk. Weliswaar komt daar na verloop van tijd de bescheiden voldoening bij van een publikatie, het zielverheffende gevoel te worden gelezen en goed te worden gevonden, en de onnoemelijke ijdelheid zelf, in recensies en interviews, tot literair personage te worden gepromoveerd. En naarmate schrijvers moeizaam vorderen in hun schrijverschap leren ze ook, mét de knepen van hun vak, hoe ze zichzelf moeten knijpen om wat minder moeizaam aan de gang te kunnen blijven. Maar dat neemt niet weg dat de meeste schrijvers het, mét Brown, een ongelukkige omstandigheid blijven vinden dat men nu eenmaal moet schrijven om te kunnen ‘geschreven hebben’.

 

 
Patricia De Martelaere (16 april 1957 – 4 maart 2009)
Cover 

 

De Franse dichter, dadaïst en surrealist Tristan Tzara werd op 16 april 1896 in de Roemeense plaats Moinesti geboren als Samuel Rosenstock. Zie ook alle tags voor Tristan Tzara op dit blog.

 

Chanson dada

I

la chanson d’un dadaïste
qui avait dada au coeur
fatiguait trop son moteur
qui avait dada au coeur

l’ascenseur portait un roi
lourd fragile autonome
il coupa son grand bras droit
l’envoya au pape à rome

c’est pourquoi
l’ascenseur
n’avait plus dada au coeur

mangez du chocolat
lavez votre cerveau
dada
dada
buvez de l’eau

 

 
Tristan Tzara (16 april 1896 – 24 december 1963)
“La mélancolie de Tristan Tzara” door Niklas Nenzén

 

De Nederlandse schrijver Ewald Vanvugt werd geboren op 16 april 1943 in ‘s-Hertogenbosch. Zie ook alle tags voor Ewald Vanvugt op dit blog.

Uit:Roofgoed

“De vraag of de landen van Europa een gemeenschap vormen en een gezamenlijke identiteit bezitten, wordt hier overtuigend positief beantwoord: alle vooraanstaande Europese musea konden overzee gestolen cultuurgoed bijdragen. Speciaal de voormalige koloniale machten bewaren nog veel schatten van overzee, maar kruisridders en andere buitzoekers verspreidden al in de middeleeuwen exotische kostbaarheden door het hele continent. Gewoonlijk wordt bij de uitstalling van deze stukken weinig of niets gezegd over hun `herkomstgeschiedenis’. Het geeft een wonderlijk bevrijdend gevoel dat het Europees Museum glashelder vertelt hoe de juwelen van Azteken en Inca’s en andere uitheemse kunstwerken in Europese handen zijn gekomen. Want het is juist de gemeenschappelijke `verwervingsgeschiedenis’ die deze opmerkelijke collectie bijeen heeft gebracht. Zonder overzeese roof geen rijk Europa!
De uitstalling van de honderden dingen laat onverhuld zien dat de Europese landen elk afzonderlijk en als gemeenschap hun samenlevingen ontwikkelden met uit andere werelddelen geplunderde rijkdom. Het Europees Museum is een theater van het geheugen: de buitgoederen zijn geheugensteunen van de wereldgeschiedenis. De presentatie van de unieke voorwerpen wordt nog verlevendigd met schaalmodellen van de standbeelden van de dieven en veroveraars, die verspreid over heel Europa in parken en pleinen ook vandaag hun oude werk doen: de koloniale onderneming een respectabel aanzien geven.”

 

 
Ewald Vanvugt (’s-Hertogenbosch, 16 april 1943)
’s-Hertogenbosch, markt 

 

De Duitse schrijfster Sibylle Lewitscharoff werd geboren op 16 april 1954 in Stuttgart als dochter van een Bulgaarse vader en een Duitse moeder. Zie ook alle tags voor Sibylle Lewitscharoff op dit blog.

Uit: Das Pfingstwunder

„Nein. In meinen Kindertagen ja, seither nein. Dieses Nein will betont sein, denn es bedeutet etwas, es bedeutet sogar viel. In meinen Kindertagen war ich fromm, faltete die Händ-chen beim Zubettgehen, wie meine Mutter es von mir wollte, und hängte die Kleider ordentlich über die Stuhllehne, weil Jesus nachts kam und schaute, ob alles in schöner Ordnung am rechten Platz lag. Dann, in der Pubertät, setzte der große Kritikschub ein, und mit der Frömmigkeit war’s mit einem Mal vorbei. Ist es etwa gerecht, daß an so vielen Orten der Welt die Menschen auf übelste Weise verrecken, daß sie verhungern, vergast, erschossen, erschlagen, aufgeschlitzt oder gefoltert werden bis zum Wahnsinn, daß sie ohne ärztliche Hilfe den schlimmsten Krankheiten ausgeliefert sind? Und Gott schaut einfach zu? Von Seinem Eingreifen ist jedenfalls nichts be-kannt. Und eine mehr als vage Hoffnung auf ein Paradies, in dem alle Schmerzen abgetan sind und die gereinigten See-len sich des ewigen Lebens erfreuen — kann ein erwachsener Mensch, der seine Tassen im Schrank hat, das wirklich ernst nehmen? Einen derart verzweifelt naiven Trostwunsch? Meine Kinderseele war immer gerecht gewesen, und das Gerechtigkeitsgefühl, der Zorn über die katastrophalen Zu-stände in den armen Ländern der Welt, hat mich nie verlas-sen. Allerdings ist in meinem späteren Envachsenenleben der Zorn einer schlappen Mutlosigkeit gewichen. Der Schnarch-sack da oben senkt auch bloß die Lider. Nein, ich ändere die Welt nicht, wie ich in einer grandiosen Aufwallung der Selbst-überschätzung geglaubt hatte. Als edlen, uneigennützigen Kommunisten sah ich mich, als einen Superhelden der Armen und Geschlagenen, der ihnen durchaus nicht nur mit Geld und guten Worten zur Seite stand, sondern mit der Ka-Iaschnikow im Arm, die ihre Peiniger Mores lehrte. Überflüs-sig zu erwähnen, daß ich von meinen häuslichen Brot- und Fleischmessern abgesehen nie Waffen in der Hand hatte, und mit diesen Messern habe ich bloß friedliche Brotschei-ben abgeschnitten und Fettstücke vom Steak getrennt, sonst nichts. Friedlich nach außen, im Inneren sieht’s kriegerisch aus, selbstzerfleischend. Obwohl ich inzwischen zweiundsechzig Jahre alt bin und eigentlich ziemlich abgebrüht sein müßte. Was vor wenigen Tagen in Rom geschah, hat jedoch alles über den Haufen geworfen. Ich kenne mich selbst nicht mehr. Als hätte eine fremde Person meine Körperhülle gekapert und in ihr Platz genommen.“

 

 
Sibylle Lewitscharoff (Stuttgart, 16 april 1954)
Cover 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e april ook mijn vorige blog van vandaag.