De Nederlandse schrijfster, freelance journaliste en columniste Saskia Noort werd geboren in Bergen op 13 april 1967. Na de havo in Utrecht journalistiek en theaterwetenschap te hebben gestudeerd is zij sinds begin jaren negentig actief als journaliste voor een groot aantal bladen waaronder Viva en Marie Claire. Noort debuteerde in 2003 als auteur met de literaire thriller Terug naar de kust. Haar tweede thriller, De eetclub, verscheen in 2004. Voor beide boeken werd zij genomineerd voor de Gouden Strop, de prijs voor het beste Nederlandstalige misdaadboek. In Duitsland, Rusland, Denemarken en Noorwegen verschenen vertalingen van De eetclub en Terug naar de kust. In mei 2006 verscheen Nieuwe buren.
Uit: Nieuwe buren
“Hij werkte al ruim twee jaar op het park De Kempervennen en het kwam wel vaker voor dat de gasten hun broodjes ‘s morgens gewoon aan de deur lieten hangen. Doorgaans duidde dit erop dat zij het huisje voortijdig hadden verlaten en dat de receptie was vergeten dit aan hem door te geven. Dus toen hij de broodjeszak nog aan de klink van vipcottage Eekhoorn 1553 zag bungelen, begon hij onmiddellijk in zichzelf te mopperen op de meiden achter de balie, die zich klaarblijkelijk liever bezighielden met roddelen en nagels lakken dan met de organisatie. Hij stapte uit zijn groene Kempervennenbus, smeet de deur chagrijnig achter zich dicht en liep naar de grijze, betonnen bungalow, om de broodjes en de krant van gisteren weg te halen. Hij griste de witte plastic zak van de deurklink terwijl hij met zijn rechterhand zijn mobilofoon van zijn riem nam, en gluurde door het zijraam naar binnen. Hij zag jassen aan de kapstok hangen. Het leek erop dat de gasten er nog waren. Hij keek op zijn horloge. Zeven uur. Hij pakte de krant uit de zak. Het was de krant van de vorige dag. Hij stapte opzij en drukte zijn neus nogmaals tegen het zijraam. Jassen. Openhaardhout. Een paar damesschoenen onder de kapstok. Hij haalde zijn schouders op, besloot zich er verder niet mee te bemoeien en liep terug naar zijn busje, waar hij de oude zak op de passagiersstoel wierp en een verse broodzak meepakte. Hij haastte zich, struikelde bijna over zijn eigen voeten, hield de zak voor zich uit alsof die vol braaksel zat. Hij wilde hier zo snel mogelijk weg.”
Saskia Noort (Bergen, 13 april 1967)
De Ierse (toneel)schrijver en dichter Samuel Barclay Beckett werd geboren in Foxrock, Dublin op 13 april 1906. Zie ook mijn blog van 13 april 2007 en mijn Blog van 13 april 2006.
Uit: The Unnamable: A Novel
“They say I suffer, perhaps they’re right, and that I’d feel better if I did this, said that, if my body stirred, if my head understood, if they went silent and departed, perhaps they’re right, how would I know about these things, how would I understand what they’re talking about, I’ll never stir, never speak, they’ll never go silent, never depart, they’ll never catch me, never stop trying, that’s that, I’m listening. Well I prefer that, I must say I prefer that, that what, oh you know, who you, oh I suppose the audience, well well, so there’s an audience, it’s a public show, you buy your seat and wait, perhaps it’s free, a free show, you take your seat and you wait for it to begin, or perhaps it’s compulsory, a compulsory show, you wait for the compulsory show to begin, it takes time, you hear a voice, perhaps it’s a recitation, that’s the show, someone reciting, selected passages, old favourites, a poetry matinée, or someone improvising, you can barely hear him, that’s the show, you can’t leave, you’re afraid to leave, it might be worse elsewhere, you make the best of it, you try and be reasonable, you came too early, here we’d need Latin, it’s only beginning, it hasn’t begun, he’s only preluding, clearing his throat, alone in his dressing-room, he’ll appear any moment, he’ll begin any moment, or it’s the stage-manager, giving his instructions, his last recommendations, before the curtain rises, that’s the show, waiting for the show.”
Samuel Beckett (13 april 1906 – 22 december 1989)
De Duitse dichter en schrijver Stephan Hermlin werd als zoon van joodse immigranten geboren op 13 april 1915 in Chemnitz. Zie ook mijn blog van 13 april 2007.
Die Vögel und der Test
Zeitungen melden, daß unter dem Einfluß der
Wasserstoffbombenversuche die Zugvögel über
der Südsee ihre herkömmlichen Routen ändern.
Von den Savannen übers Tropenmeer
Trieb sie des Leibes Notdurft mit den Winden,
Wie taub und blind, von weit- und altersher,
Um Nahrung und um ein Geäst zu finden.
Nicht Donner hielt sie auf, Taifun nicht, auch
Kein Netz, wenn sie was rief zu großen Flügen,
Strebend nach gleichem Ziel, ein schreiender Rauch,
Auf gleicher Bahn und stets in gleichen Zügen.
Die nicht vor Wasser zagten noch Gewittern
Sahn eines Tags im hohen Mittagslicht
Ein höhres Licht Das schreckliche Gesicht
Zwang sie von nun an ihren Flug zu ändern.
Da suchten sie nach neuen sanfteren Ländern.
Laßt diese Änderung euer Herz erschüttern…
Stephan Hermlin (13 april 1915 – 6 april 1997)
De Turkse dichter Orhan Veli (eig. Orhan Veli Kanık) werd geboren op 13 april 1914 in Izmir. Zie ook mijn blog van 13 april 2007.
ALL OF A SUDDEN
Everything happened all of a sudden.
All of a sudden daylight beat down on the earth;
There was the sky all of a sudden;
All of a sudden steam began to rise from the soil.
There were tendrils all of a sudden, buds all of a sudden.
And there were fruits all of a sudden.
All of a sudden,
All of a sudden,
Girls all of a sudden, boys all of a sudden.
Roads, moors, cats, people…
And there was love all of a sudden,
Happiness all of a sudden.
AS DEATH APPROACHES
Toward the coming on of evening, in winter time,
At the window of a sick man’s bedroom-
I’m not the only one to be so alone;
It’s dark on the sea, the sky is dark, too.
Funny, how the birds are behaving tonight!
Don’t mind that I’m poor, that I’m alone in the world;
-Toward the coming on of evening in winter time-
I too in my time have had my love affairs.
To be famous, to have women, to make money-
In time one gets to know the world as it is.
Is it because we’re to die that we have these regrets?
What were we, what happened to us in this world,
In this mortal old world, except evil?
We shall be rid of our dirt at our death,
With death we’ll get to be good men at last.
Being famous, having women, making money, and all-
We’ll forget all that when we die.
SADNESS
I might have got angry
With those I love
If love
Hadn’t taught me
To be sad.
Vertaald door Anil Mericelli
Orhan Veli (13 april 1914 – 14 november 1950)
De Ierse dichter Seamus Heaney werd op 13 april 1939 te County Derry, Noord-Ierland, geboren. Zie ook mijn blog van 13 april 2007.
Exposure
It is December in Wicklow:
Alders dripping, birches
Inheriting the last light,
The ash tree cold to look at.
A comet that was lost
Should be visible at sunset,
Those million tons of light
Like a glimmer of haws and rose-hips,
And I sometimes see a falling star.
If I could come on meteorite!
Instead I walk through damp leaves,
Husks, the spent flukes of autumn,
Imagining a hero
On some muddy compound,
His gift like a slingstone
Whirled for the desperate.
How did I end up like this?
I often think of my friends’
Beautiful prismatic counselling
And the anvil brains of some who hate me
As I sit weighing and weighing
My responsible tristia.
For what? For the ear? For the people?
For what is said behind-backs?
Rain comes down through the alders,
Its low conductive voices
Mutter about let-downs and erosions
And yet each drop recalls
The diamond absolutes.
I am neither internee nor informer;
An inner émigré, grown long-haired
And thoughtful; a wood-kerne
Escaped from the massacre,
Taking protective colouring
From bole and bark, feeling
Every wind that blows;
Who, blowing up these sparks
For their meagre heat, have missed
The once-in-a-lifetime portent,
The comet’s pulsing rose.
Rite of Spring
So winter closed its fist
And got it stuck in the pump.
The plunger froze up a lump
In its throat, ice founding itself
Upon iron. The handle
Paralysed at an angle.
Then the twisting of wheat straw
into ropes, lapping them tight
Round stem and snout, then a light
That sent the pump up in a flame
It cooled, we lifted her latch,
Her entrance was wet, and she came.
Lovers on Aran
The timeless waves, bright, sifting, broken glass,
Came dazzling around, into the rocks,
Came glinting, sifting from the Americas
To posess Aran. Or did Aran rush
to throw wide arms of rock around a tide
That yielded with an ebb, with a soft crash?
Did sea define the land or land the sea?
Each drew new meaning from the waves’ collision.
Sea broke on land to full identity.
Seamus Heaney (County Derry, 13 april 1939)
De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Wijnberg studeerde Rechten en Economie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1990 promoveerde hij aan de Rotterdam School of Management. Sinds 2005 is hij verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij debuteerde als dichter in 1989 met de bundel ‘De simulatie van de schepping in poëziereeks De Windroos. Sindsdien volgden andere dichtbundels en romans. In 2004 kreeg hij de Jan Campertprijs voor Eerst dit dan dat. In 2008 kreeg hij de Ida Gerhardt Poëzieprijs voor Liedjes.
Ernstig
Hij zegt of hij ernstig is,
als iemand aan wie voor altijd is verdwenen,
of niet ernstig is
te laten willen door wie het meest dichtbij is,
nu en steeds weer,
als hij jong is of oud is.
Niemand zegt: ‘Dat is niet makkelijk.’
Het is duidelijk dat hij dit niet zomaar zegt.
Hij neemt een bad,
droogt zich af, zegt niet doen
wat hij eerder zei.
Niemand zegt: ‘Hij weet niet wat hij wil.’
Race
Mijn formule I-wagen van legostenen.
Mijn banden als draaiende vlammen
van een hemelwagen. Mijn benzine is op.
Ik duw mij over de finish als eerste.
Mijn doodschip ligt klaar in het riool.
Vergeet je lichtgevend badpak niet als je mee wilt komen.
Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)
De Franse schrijver Jean-Marie Gustave Le Clézio werd geboren op 13 april 1940 in Nice. Daar studeerde hij aan het Collège littéraire universitaire en promoveerde in de literatuurwetenschappen. Bekend werd hij met zijn roman Procès-verbal uit 1963, waarvoor hij in dat jaar de Prix Renaudot kreeg. Le Clézio heeft intussen meer dan dertig werken op zijn naam staan, waaronder romans, essays, verhalen, novellen en vertalingen. In 1980 kreeg hij als eerste de Prix Paul-Morand voor Désert.
Uit: Les Géants
« Bogo le Muet aimait construire des pyramides sur la plage. Quand il revenait, quelques jours plus tard, elles avaient disparu. Le vent les avait fait tomber, ou bien des enfants criards les avaient prises pour cibles. Mais ça n’avait pas d’importance. Bogo le Muet reconstruisait les pyramides. Il faisait aussi des alignements de pierres, et des cercles magiques. Les cercles magiques, ça lui plaisait beaucoup. Il fallait mettre des galets les uns à côté des autres autour de soi, en tournant jusqu’à ce que le cercle soit bouclé. Alors on mettait à l’endroit où on était un gros caillou triangulaire, et c’était comme si on ne s’en allait jamais de la plage. Les alignements et les cercles magiques duraient en général plus longtemps que les pyramides. Bogo le Muet reconnaissait en marchant sur la plage des figures de cailloux qu’il avait tracé depuis presque un an. Quelques fois aussi il apercevait des cercles de pierres qui n’étaient pas de lui, et ça lui plaisait, et en même temps tout ça l’inquiétait un peu, parce qu’il pensait aux inconnus qui étaient passés par là. Bogo le Muet marchait sur la plage, et il regardait tous ces sentiers sur les galets. Il y avait des endroits où les cailloux étaient très gros, comme des pavés ; puis un peu plus loin, il y avait des espèces de flaques de gravier inexplicables. Les galets changeaient de place à cause des tempêtes et des bulldozers. Les montagnes de pierre se déplaçaient, tantôt vers la mer, tantôt vers le haut de la plage, près de la route. On n’était jamais sûr de l’endroit où on était. Quand on marchait comme Bogo le Muet, les yeux plissés par la lumière, on pouvait se perdre. Heureusement il y avait les pyramides Navaho de loin en loin qui servaient de points de repère.
Au fond c’était terrible de marcher seul sur la plage, parmi tous ces galets. Les pierres étaient dures, hermétiques, elles n’aimaient pas tellement les corps humains. Elles les repoussaient même, elles frappaient la chair fragile et cherchaient à briser les os. Bogo le Muet s’allongeait sur le dos, de tout son long sur les galets, et à travers sa chemise il sentait les pierres qui s’unissaient et formaient une plate-forme dure. Les pierres avaient de la force, beaucoup de force. Elles n’étaient pas tendres, elles ne s’effritaient pas comme la terre, elles ne flottaient pas le sable. Elles se soudaient les unes aux autres et elles se transformaient en plaque de ciment, une route impénétrable qui chassait le corps du petit garçon au-dehors.“
Jean-Marie Gustave Le Clézio (Nice, 13 april 1940)