Stefan Popa, Derek Walcott

De Nederlandsche schrijver en journalist Stefan Popa werd op 20 januari 1989 geboren in Vleuten. Zie ook alle tags voor Stefan Popa op dit blog.

Uit: Het feest

“De vrouw buigt en fluistert haar petekind bewaarwoorden toe: ‘Deug, liefje, maar niet te veel. Na de dood is er meer dan genoeg tijd voor nietsigheid.’ Tante Tola duwt het kind van zich af. Ze cirkeldanst zichzelf in ademnood. Haar jurk plakt al aan haar rug. Omdat ze zwart velours draagt, ziet niemand haar zweet. Maar Batko ruikt het, hoe haar huid en de stof aaneenkleven. Het meisje ademt licht als haar hup. Ze springt op de leesstoel om de gasten te overzien, die over het tapijt schuifelen dat over de breedte van Tola’s woonkamer ligt uitgespreid. Op die hoogte, zo groot als een man, staart ze naar het beest, alsof ze berekent hoe groot de kans is dat ze wordt opgevreten. Op zijn grote achterpoten danst Batko Wojtek mee met de gasten van tante Tola. Geen schakel in de cirkel, maar er middenin, naast het tweemansorkest, een vrouw met een accordeon en een vrouw met een klarinet. Ze spelen niet slecht. De zussen moesten de beer door de deurpost duwen. Batko droeg de berenleidster met een koord achter zich aan. Het ware beest. De beer schudt zijn kop. Hij gromt. Het lijkt alsof hij de klarinet voelt. De belletjes die ze aan hun rokken hebben geknoopt. Of hij wordt gek, lastig vast te stellen bij een roofdier dat uit de wildernis is geroofd. Bij elke danspas krassen zijn teennagels door het tapijt en in het eikenhout daaronder. Kras in het hout, kras in Tola’s ziel. De plankenvloer trilt, kraakt, swingt. De kerstballen in de spar zwieren mee. Batko draagt de muilkorf van een herdershond. Niet omdat de beer zo klein is, maar omdat de herdershonden van de Balkan zo groot als beren zijn. Klarinet, accordeon, belletjes en een muilkorf. Dit is nog eens een feestje, denkt Batko Wojtek. Jij dacht dat beren niet kunnen denken?
Dit is nog eens een feestje, denkt Batko Wojtek. Jij dacht dat beren niet kunnen denken? Batko overziet alles, hoort alles, snapt vrijwel alles. Hij is groter dan het meisje op de stoel. Slimmer dan alle gasten bij elkaar. Hij danst, als je het zo mag noemen. Zo waren de feestjes, voor Coca-Cola en Burger King, toen er nog ijzeren gordijnen waren en geen wereldwijde webben, toen het buurdorp nog een andere wereld was. Alle rimpelhanden vullen elkaar.
‘Hoppa,’ roepen ze allemaal, ‘hoppa!’ Tante Tola port de paarden op, haar gasten, ze hinniken, wisselen om de pas. Mensen met invloed, professoren en hun bruiden, dokters en doctors, leraren, en vrienden, buren, kennissen, collega’s en gewezen familieleden. Het ziet er zwart van. ‘Is er nog rakia?’ vraagt iemand. Een terechte vraag, denkt Batko. ‘Op tafel,’ antwoordt tante Tola. ‘Er is altijd rakia.’ Een goed antwoord. De cirkel breekt en de cirkel heelt opnieuw aan. Dansen, laat die botten kraken, dansen zullen we, dansen zullen we tot we natollen in het graf. Alleen tante Tola, en Batko, weet waarom ze vandaag vreten en zuipen, en dansen zodat ze vervolgens nog meer kunnen vreten en zuipen. Vandaag, drie dagen na het kerstdiner, twee dagen na de naamdag van Emma, haar buurvrouw op links, en één dag na die van de heilige Stefan, sommeerde tante Tola haar dochter om de sofa tegen de ene muur te schuiven en haar salontafel onder het raam daartegenover. Snel, maar zorgvuldig. De twee binnentapijten, de goede, de Turkse, liggen intussen gewikkeld als een koolrol op de trap naar boven.”

 


Stefan Popa (Vleuten, 20 januari 1989)

 

De Westindische dichter en schrijver Derek Walcott werd geboren op 23 januari 1930 op St. Lucia, een van de kleine Bovenwindse Eilanden. Zie ook alle tags voor Derek Walcott op dit blog.

 

Zes ficties

II

Hij geloofde dat de pijn van het balling zijn voorbij was gegaan
nu, maar hij was opgehouden de dagen en maanden te tellen
en onlangs de jaargetijden, gegeven de belofte dat niets kan bestaan
een heel leven lang, laat staan voor altijd, dat als wij eens,
maar grondig, een verlies hebben geleden, wij dat niet nog eens
doen op dezelfde manier, zodat wat hij telde de jaren waren
wier getallen hij niet hardop herhaalde, maar hij wist dat als er
regen viel en na regen de wind de plaza’s veegde, zijn tranen
zo snel droogden als de verblekende platen beton tegenover
het nationale park met zijn fietspaden en het
regenachtig zilver van wielen, dat de zomerhitte
in een van de vriendelijkste steden van Europa niets
was vergeleken bij het inferno van augustus thuis.
Hij mompelt in zichzelf met de oude koloniale dictie
en hij hoorde hoe hij nog steeds thuis zei, niet alleen
om de hoop dat hij daar gauw weer zou zijn te sussen, maar
dat hij aan de reling van de lijnboot zou staan en de getande indigo
bergruggen zou zien die op hem hadden gewacht, en al de vertrouwde
ijzeren daken en zelfs de gieren die balanceren op de hete
richels van het douanekantoor. Hij is in ’t zwart, zijn haar is
wit geworden en op een parkbank ligt zijn wandelstok.
Zo’n persoon bestaat niet. Ik ben zelf een fictie
die zich de heuvels van het eiland herinnert als het donker wordt.

 

Vertaald door Jan Eijkelboom

 


Derek Walcott (23 januari 1930 – 17 maart 2017)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e januari ook mijn blog van 20 januari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *