De Nederlandse schrijver, journalist en columnist Thijs Zonneveld werd geboren op 28 september 1980 in Sassenheim. Van 1998 tot 2004 studeerde hij Internationaal recht aan de Universiteit van Amsterdam. Tot november 2007 was Zonneveld actief als wielelrenner. Daarna werkte hij als freelance (sport)journalist voor o.a. Wieler Magazine, Leidsch en Haarlems Dagblad, Het Parool en De Pers.Sinds 2008 is hij columnist voor Nusport.nl en Nu.nl. In november 2008 verscheen zijn sportboek „Dit is onze tijd“. In 2009 verscheen zijn eerste roman „De Ereronde van de Eland“, in 2010 gevolgd door het boek over wielrennen „Koos, Kenny en Johnny“.
Uit: De Ereronde van de Eland
„Niemand achter me. Geen lange sliert renners. Geen klein plukje. Zelfs geen eenling. Niemand. Ik ben alleen. Alleen met mezelf. Alleen met de kilometers, de wind en de pijn in mijn benen.
Het zal toch niet waar zijn? Kan ik nog terug? Kan ik mijn demarrage nog ongedaan maken? Honderdduizend miljoen euro als ik nu een lekke band krijg. Alsjeblieft, geef me een lekke band. Een kettingbreuk – ook goed. Wat als ik doe alsóf ik een lekke band heb? Kan ik dat? Naar de kant van de weg sturen, wiel eruit, gezicht op ‘jammer, maar helaas’. Durf ik dat? Met al die camera’s? Met al die toeschouwers?
Natuurlijk durf ik dat niet. Ik durf sowieso niets. Ik hoor hier niet in mijn eentje voorop te rijden, als een eenzame avonturier. Mijn demarrage was puur voor de vorm. Om een kleine voorsprong te nemen, een kilometertje volle bak te rijden en daarna weer ingelopen te worden door het jagende peloton. Had ik mooi de rest van de dag met een gerust gemoed in de grote groep kunnen schuilen. Zoals ik altijd doe.
Normaal gesproken werkt het prima. Eens in de zoveel wedstrijden sloof ik me een heel klein beetje uit zodat ik daarna weer een tijdlang rustig aan kan doen. Gewoon af en toen een kleine alibi-aanval. Een excuus-demarrage. Kan ik na afloop zeggen dat ik het ook geprobeerd heb. Niet dat het een echte poging was, maar het leek er wel op.
Maar nu?
Dit is niet normaal. Ik ben uit het peloton ontsnapt met een neppoging. Mijn alibi-aanval is een kamikazeaanval geworden. Een poging om mezelf kapot te maken. Een kans om te winnen heb ik niet. Het is nog veel te ver naar de finish. En ik ben alleen. Geen ploeg in het peloton die zich druk maakt over een eenzame vluchter. Een eenzame vluchter: die laat je spartelen. Die laat je langzaam sterven.
Ik zit gevangen in mijn eigen doolhof. De poort is achter me dichtgeslagen. Ik kan nog maar één kant op: vooruit. En dan maar hopen dat ze in het peloton snel gaan koersen. Of dat er een groepje ontsnapt. Ben ik tenminste niet langer alleen. Dan is dit eenzame avontuur ten einde.
Ze zullen zo wel harder gaan rijden, achter me. Een paar aanvallen, een paar versnellingen, de lont in het kruitvat, en ik ben teruggepakt voordat ik het weet.
Toch?
Omkijken maar weer. Komt er al wat aan? Nee.
Mijn god, het is nog ver.“
Thijs Zonneveld (Sassenheim, 28 september 1980)