Tom Lanoye en Charles de Coster

Tom Lanoye werd geboren te Sint-Niklaas op 27 augustus 1958. Hij woont en werkt in Antwerpen en Kaapstad.  Hij staat bekend als dichter, romancier, verhalenschrijver, columnist, toneelauteur en scenarist, en ook als performer van eigen en andermans werk. Is tevens oprichter en gedelegeerd bestuurder van de literaire factorij NV L.A.N.O.Y.E. Hij was  van 1 januari 2003 tot begin 2005 de eerste officiële stadsdichter van Antwerpen. Zelf noemde hij zich liever ‘externe stadsopsteller’. Tot zijn bekendste prozaboeken behoren de bestsellers Kartonnen dozen, het verfilmde Alles moet weg, de zogeheten Monstertrilogie (Het goddelijke monster, Zwarte tranen en Boze tongen), alsook de verhalenbundel Een slagerszoon met een brilletje.

 

Mijn moeilijk lief (1/3)

Vervloekt heb ik u, meer dan Beerschot ooit
verloor. Verlaten? In gedachten meer
dan eb en vloed uw kaden konden boenen.
Verraden? Nooit. Maar des te kwader vaak,
lijk iedere sinjoor, loop ik uw straten door
waarin zo veel zo grondig werd verklooid.

Maar waar – vooral door al wie er níet woont –
wat waardevol is nóg wordt weggehoond.
Dat ligt zwaar op mijn maag als ik dat hoor.
Ik spring dan – ondanks alles – in uw bres
en prijs u torenhoog. Ik wijs op uw
verleden, uw parlee, uw kathedraal.
Uw jazz toen jazz te boek stond als exces.
Ik toon u thans: uw kunst, uw diamant,
uw mannen van de mode en de dans.

Ik noem het allemaal! Maar met tactiek.
(Dus zonder uw balans en wapentuigtrafiek.)
(Uw flikken, al dan niet met vals krediet
en karren vol klandizie voor hun snol.)
(Uw secretaris met zijn vriendjeskliek.)
(Uw Schepenen met rugzak en sacochen.)
(Hun sleutelhangers, groter dan briochen.)
(De kaartjes voor hun koters.) (Hun paniek,
na jaren van struisvogelpolitiek.)

Oh nee! Dan krijgt kritiek bij mij geen kans.
Ik smelt voor uw tragiek en blijf u trouw.
Ik zing uw renommee. Qua fijne schrans.
Uw internationale resonans. Qua bier
met col en rock-‘n-roll met zwans.
Uw trotse koppigheid. Uw hoerenchance.
Uw fel talent – gemaltraiteerd misschien,
maar door geen twintig charlatans te nekken.
Al uw geweldig bruisen! Al dat pakkends…
Wie dan nog met u lacht, krijgt op zijn bakkens.

   

Pleinvrees voor het Theaterplein, wieg
van de vogelenmarkt, smartelijk
wachtend op renovatie
 

geniet op mijn banken
vergader op mij ja voetbal
betoog verlies in de massa
mekaar uit het oog –
maar geef dat ik niet
met mijzelf overschiet

kietel mijn flanken met de
rankste der skaters versier
mij met kruiden & kramen
voor uw gulzigste eters –
maar geef dat ik niet
hier alleen wortel schiet

sta op mij in de rij om
ter meest om ter langst
maar laat mij niet liggen
& vergeef mij die angst –
ik ben maar lijk gij
& gelijk ieder mens:

van mijn essentie –
de leegte – ben ik
zelf nog het bangst
.   

Tom Lanoye (Sint-Niklaas, 27 augustus 1958)

 

Charles de Coster, in het Frans altijd als De Coster geschreven, werd geboren op 20 augustus 1827 in München. Hij had een Vlaamse vader en een Waalse moeder en studeerde aan de Université Libre de Bruxelles waar hij zich aansloot bij de democratische en anti-clerikale opvattingen. Hij werd eerst journalist en later leraar aan de militaire school in Brussel.Les Légendes flamandes (Vlaamse legenden), in het tijdschrift Uylenspiegel, waaraan hij meewerkte, kende snel enig succes maar de rest van zijn werk genoot pas later bijval. Zijn voornaamste werk La Légende et les Aventures héroïques, joyeuses et glorieuses d’Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs viel niet in de smaak in Belgische conformistische kringen. Het was gekend in de hele wereld en vertaald in alle Europese talen, maar in eigen land genegeerd. In de jaren 70 werd het verfilmd in het Russisch, tegen de achtergrond van de Tachtigjarige Oorlog.

Uit  Uilenspiegel: 

“Te dien tijde namen de geuzen, onder welke Lamme en Uilenspiegel waren, het stedeken Gorkum.En zij waren aangevoerd door kapitein Marinus.Deze Marinus, die vroeger dijkwerker was, was weergaloos trots en verwaand en tekende met Gaspard Turk, den verdediger van Gorkum, ene capitulatie, bij dewelke Turk, de monniken, poorters, en soldaten, die binnen de vesting waren, vrijelijk zouden mogen uitgaan, met de kogel in de mond, het musket op de schouder, met alles wat zij zouden kunnen dragen, uitgenomen de goedingen van kerken en kloosters, die aan de belegeraars moesten komen.Maar op bevel van messire Lumey wederhield kapitein Marinus negentien monniken; alleen de soldaten en poorters liet hij gaan.En Uilenspiegel sprak:“Soldaten woord moet gulden woord wezen. Waarom breekt hij het zijne?”Een oude Geus antwoordde hem:“De monniken zijn zonen Satans, de melaatsheid der landen, de schande der volken.Sedert de komst van den bloedige hertog spelen dezen hier de baas in Gorkum.Onder hen is er een, paap Nicolaas, die fier is als een pauw en wreed als een tijger.Telkenmale dat hij over de straat ging met zijn monstrans, waarin zijn met hondenvet gebakken ouwel stak, keek hij met grammoedige ogen naar de huizen, uit welke de vrouwen niet kwamen om neder te knielen, en kloeg hij bij den rechter al degen
en aan, die de knie niet bogen voor zijnen afgod van water en bloem.De ander monniken volgden zijn voorbeeld.

Dat was de oorzaak van vele gruweldaden, verbrandingen en andere wrede folteringen in het stedeken Gorkum.-”

 

Charles de Coster (20 augustus 1827 – Elsene, 7 mei 1879)