De Friese dichter en vertaler Tsjêbbe Piter Hettinga werd geboren in Burgwerd op 15 januari 1949 als zoon van een katholieke boer en paardenhandelaar in Burgwerd, net ten noorden van Bolsward. Zijn moeder verdronk zichzelf op 55-jarige leeftijd. Tijdens zijn jeugd werd Hettinga geleidelijk slechtziend, en uiteindelijk was hij vrijwel blind. Na zijn studie aan de kweekschool te Sneek was Hettinga werkzaam als opnametechnicus van de blindenbibliotheek in Groningen. Daarnaast studeerde hij Nederlands en Fries aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij in 1986 afstudeerde. Hij woonde vanaf 1982 in Leeuwarden, woonde samen (zijn vrouw overleed in 2011) en was vader van twee kinderen. Hij overleed op 64-jarige leeftijd in het ziekenhuis van Leeuwarden aan kanker. Afgezien van zijn optredens leidde Hettinga een tamelijk teruggetrokken leven. Hij gaf vrijwel geen interviews, en achtte zijn privé-leven niet van belang voor de interpretatie van zijn werk. De dichter Eeltsje Hettinga is zijn jongere broer. Tsjêbbe Hettinga gold als een van meest beeldbepalende Friese dichters. In 1970, 1971 en 1987 won hij de Rely Jorritsmapriis voor zijn poëzie. Zijn optreden op de Frankfurter Buchmesse in 1993 betekende voor hem (en voor de Friestalige poëzie) een doorbraak in de Nederlandse literaire wereld. In 2001 ontving hij de belangrijkste Friese literaire prijs, de Gysbert Japicxpriis, voor zijn bundel Fan oer see en fierder. De poëzie van Tsjêbbe Hettinga is vertaald in het Nederlands (door Benno Barnard en David Van Reybrouck), Engels, Duits, Frans en Spaans. Zelf vertaalde Hettinga werk van Dylan Thomas, Derek Walcott en Walt Whitman naar het Fries. Bij zijn performances werkte Hettinga veel samen met musici. Zelf speelde hij als jazzmuzikant saxofoon. In 1974 raakte Hettinga betrokken bij het literair tijdschrift Hjir. Vijftien jaar lang, tot 1990, was hij lid van de redactie van dit tijdschrift. De Friese regisseur Pieter Verhoeff maakte over Hettinga een documentaire die in 2006 verscheen onder de titel Yn dat sykjen sûnder finen (In dat zoeken zonder vinden).
De kruik
Hij dronk, terwijl zijn ogen de strakblauwe ogen
Van de vissersvrouw in het zwart troffen en verwarden,
Bij de bron, in de zoele schaduw van verlegen
Ceders, geur van vis en hars, zicht op zee en sloepen, leeg.
Stil stond zij, terwijl haar verzonken ogen zijn dronk
Zagen in de nacht van stille kreten, liefdes dorst en
De zo gulle kruik op haar nu geschrokken schouder,
Naast een ezel, blauw en stil; door het oorwit van haar arm
De zee, om haar heupen de branding, tussen beiden,
Verstomd door de stormvlagen van een ogenblik stilte:
Zij hadden gedronken, gezien hoe de vissers in
Hun kleine sloepen kleiner werden, de van belofte
Druipende netten van de sterren strakker, voller,
En twee halve manen dreven de groene haven in,
Terwijl de wind het zout over het gebroken ijs
Strooide in glazen op een terras met zwarte slangen,
Witte emmers; en het paadje naar haar hut (nà haar
Heuvelop, de stegen door, vanwege vissersmessen)
Legde zij uit, voelend dat hij komen zou, en hij
Had haar heuvel beklommen, had zich gelaafd aan haar kruik.
BLAUW EN GROEN
aan de oude middelzeedijk
onder berlikum
stonden tussen slinkende voren
de aardappelplantjes
als kinderkopjes
van de zon te snoepen
in ’t zachte zuidwestelijke lentewindje
heb ik toen een kruis geslagen
van mijn voorhoofd naar mijn hart
als het geluid van de vogels
dat blauw is
en van schouder naar schouder
als de veile vlakte in de stilte
die groen is
Vertaald door Tsjêbbe Hettinga en Benno Barnard
Tsjêbbe Hettinga (15 januari 1949 – 7 maart 2013)