De Mexicaanse schrijfster Valeria Luiselli werd geboren in Mexico-Stad op 16 augustus 1983. Luiselli is de dochter van een diplomaat. Deze werd de eerste Mexicaanse ambassadeur in Zuid-Afrika. In die tijd leerde de opgroeiende Valeria Luiselli Nelson Mandela kennen. Na omzwervingen door Costa Rica, Zuid-Korea, Zuid-Afrika, India, Frankrijk en Spanje woont Luiselli sinds 2008 in New York, samen met haar man, de schrijver Álvaro Enrigue en haar dochter. Ze studeerde aan de Universidad Nacional Autónoma de México, UNAM (Nationale Autonome Universiteit van Mexico), en studeert inmiddels voor een doctoraat vergelijkende literatuurwetenschappen aan Columbia University. “Valse papieren” (2010) is een zoektocht in verhalen, essays en beschrijvingen. Geen roman, reisverhaal of essay op zich, maar alles tegelijk. Cees Nooteboom schreef het voorwoord voor de Nederlandse editie uit 2012. Het boek begint met de tocht naar het graf van de Russische dichter Joseph Brodsky. De roman “De gewichtlozen: verscheen in Nederland in 2014. “De geschiedenis van mijn tanden” verscheen in Nederland in 2015 en gaat over een veilingmeester met een verzamelwoede. De schrijfster zelf noemde De geschiedenis van mijn tanden een roman-essay. “Vertel me het einde” is een essay over de problematiek omtrent de Centraal-Amerikaanse (en in dit geval voornamelijk jonge) vluchtelingen die proberen de grens met de Verenigde Staten te bereiken en over te steken. Het verscheen in Nederland in 2017. Luiselli schrijft ook een maandelijkse column in de krant El País en een van haar libretto’s werd opgevoerd door het New York City Ballet. Haar boeken zijn in meerdere talen vertaald, waaronder Engels, Frans, Italiaans, Portugees en Nederlands.
Uit: De gewichtlozen (Vertaald door Merijn Verhulst)
“Alles begon in een andere stad, in een ander leven, een leven voor dat van nu maar na dat andere. Daarom kan ik dit verhaal niet opschrijven zoals ik dat zou willen – alsof ik nog altijd daar, en alleen maar die andere persoon was. Ik vind het moeilijk om over de straten en de gezichten te schrijven alsof ik ze nog elke dag voor me zie. Ik weet niet goed wat de werkwoordtijden zijn die ik moet gebruiken. Jong, dat was ik in ieder geval, en ik had sterke, smalle benen.
(Ik had dit verhaal graag willen beginnen zoals Hemingways A Moveable Feast eindigt.)
*
In die stad woonde ik helemaal alleen in een bijna leeg huis. Ik sliep weinig. Ik at slecht en zonder al te veel variatie. Ik leefde eenvoudig, routineus. Ik werkte als lector en vertaalster bij een kleine uitgeverij die zich tot doel had gesteld ‘buitenlandse pareltjes’ te redden die vervolgens niemand kocht – omdat we ze per slot van rekening in het diepe wierpen, midden in een eilandcultuur waar vertalingen als onrein worden gezien. Maar ik hield van mijn werk en geloof dat ik een tijd lang mijn best heb gedaan. Daarbij: op de uitgeverij mocht gerookt worden. Van maandag tot woensdag zat ik op kantoor; de donderdag en de vrijdag waren bestemd om research te doen in de bibliotheek. Elke maandag was ik vroeg ter plekke, met een kartonnen beker koffie en goede zin. Ik groette Minni, de secretaresse, en daarna mijn chief editor, de enige editor van de uitgeverij, maar wel mijn chief. Hij heette White. Ik ging aan mijn bureau zitten, rolde een sigaret van halfzware tabak en werkte tot het begon te schemeren.
*
In dit huis wonen twee volwassenen, een baby en het middelste kind. We zeggen dat hij de middelste is, want hoewel hij de oudste van de twee is, vindt hij het veel fijner als we hem ons middelste kind noemen. En hij heeft gelijk. Hij is de oudste, maar nog klein, dus noemen we hem onze middelste.
Een paar dagen geleden stapte mijn echtgenoot op een dinosaurusskelet terwijl hij de trap afliep en daarop volgde een catastrofe. Kreten, gejammer, een aardbeving: de dinosaurus viel niet meer te repareren. Nu is de T-Rex niet meer te redden, zei het middelste kind tussen twee snikken door. Soms hebben we de indruk dat we twee paranoïde Gullivers zijn, dat we de hele tijd op onze tenen lopen om niemand wakker te maken, om niet op iets belangrijks, op iets breekbaars te stappen.”
Valeria Luiselli (Mexico-Stad, 16 augustus 1983)