De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook mijn blog van 18 september 2006.
A Sort of a Song
Let the snake wait under
his weed
and the writing
be of words, slow and quick, sharp
to strike, quiet to wait,
sleepless.
— through metaphor to reconcile
the people and the stones.
Compose. (No ideas
but in things) Invent!
Saxifrage is my flower that splits
the rocks.
Approach of Winter
The half-stripped trees
struck by a wind together,
bending all,
the leaves flutter drily
and refuse to let go
or driven like hail
stream bitterly out to one side
and fall
where the salvias, hard carmine–
like no leaf that ever was–
edge the bare garden.
January
Again I reply to the triple winds
running chromatic fifths of derision
outside my window:
Play louder.
You will not succeed. I am
bound more to my sentences
the more you batter at me
to follow you.
And the wind,
as before, fingers perfectly
its derisive music.
William Carlos Williams (17 september 1883 – 4 maart 1963)
De Nijmeegse dichter H.H. (Herman Hendrik) ter Balkt werd geboren in Usselo op 17 september 1938.
De vliegen dragen de winter
De vliegen dragen de winter weg
uit de boom met de zeven lichten
Naar die vloeren in Siberië
Waar je heel makkelijk op bevriest
Een omvallende popgroep speelt daar
onder zeven vilten dekens
met bruinkoolgruis op altsax
en vuile putlucht op de hoorn.
Anti-canto I
‘In meiner Heimat
where the dead walked
and the living were made of cardboard.’
Ezra Pound, Canto cxv*
Secretarisvogel van Yeats, liep je Henry James na
de luide eeuw in, grondvestte windhandel; duister
Jij die de schaaf opnam in Pisa, polijster
Een oud-reizigster leidde je rond in Europa
– een heel continent om in repen te scheuren!
‘The scientists are in terror
and the European mind stops’
‘ik herinner mij hoe eensklaps de hidalgo
zijn penseel opnam en kalm verwoesting verfde
de stemmen in scherven, gedoofd licht’,
zei daar in de sneeuwjacht bij Aust
in een wetland dat je niet aandeed, Pound
de bonte kraai in de berk. ‘Ai
na de val noemde hij dat Guernica’
Jij en treurnis… Jij buizerdkop roemde
het totalitaire; ‘Gesteenteboor van de Waterkruiken’
beeld van verbrijzeling eerder dan van ontworteling
en ook ijziger: een Syrisch grafglas schonk jou
teruggereisd naar Venetië de dogenstad
miljoenen tranen; verspilling
… blinde medeplichtigheid…
‘Er ligt rijp op
de rotswand’, Canto Honderdacht
Was dan een tabakswinkeltje begonnen, maker
Scheef wiel reed uit… Schijnwerper scheen
op de Wetgever van de wereld, snel kwik
mengden kou en hitte waanzin dooreen
Er hangt een verbleekt Schema
boven de prent van de schaaf
Inzicht in Delft, met de kraam van de
muziekinstrumentenverkoper (Carel Fabritius)
Delft was inniger dan Amsterdam, ik verliet
Rembrandt de geldwolf, zijn beslijkt palet en al
dat bruin, als turfbergen dampend ten hemel.
Hier slaan de huizen het licht niet tot munt,
hier zijn de grachten lieflijker, éen leid ik
er rondom de Nieuwe Kerk, devotie van de huizen
straalt in de zilveren halo van de historie. ’t Is
of de boom opspringt bij de deemoedige keien.
De muziekinstrumentenverkoper onder zijn hoed,
ben ik niet. Uithangbord van welke handel. En
zwarte houten traliën, tussen welke werelden.
Het jaar is 1652, iets viel al stil in die tijd;
geen koper nadert over de keien de luit, muziek
diep in slaap in de snaar gekeerd naar de muur.
Carel Fabritius (Midden-Beemster 1622-Delft 1654)
H.H. ter Balkt (Usselo, 17 september 1938)
Zie voor de twee bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 19 september 2006 en mijn blog van 19 september 2007 en ook mijn blog van 17 september 2008.
De Amerikaanse schrijver Ken Kesey werd geboren in La Junta (Colorado) op 17 september 1935. Zie ook mijn blog van 17 september 2008.
Uit: One Flew Over the Cuckoo’s Nest
„He talks a little the way Papa used to, voice loud and full of hell, but he doesn’t look like Papa; Papa was a full-blood Columbia Indian — a chief — and hard and shiny as a gunstock. This guy is redheaded with long red sideburns and a tangle of curls out from under his cap, been needing cut a long time, and he’s broad as Papa was tall, broad across the jaw and shoulders and chest, a broad white devilish grin, and he’s hard in a different kind of way from Papa, kind of the way a baseball is hard under the scuffed leather. A seam runs across his nose and one cheekbone where somebody laid him a good one in a fight, and the stitches are still in the seam. He stands there waiting, and when nobody makes a move to say anything to him he commences to laugh. Nobody can tell exactly why he laughs; there’s nothing funny going on. But it’s not the way that Public Relation laughs, it’s free and loud and it comes out of his wide grinning mouth and spreads in rings bigger and bigger till it’s lapping against the walls all over the ward. Not like that fat Public Relation laugh. This sounds real. I realize all of a sudden it’s the first laugh I’ve heard in years.“
Ken Kesey (17 september 1935 – 10 november 2001)
De Nederlandse toneel- en kroniekschrijver en essayist Abel Herzberg werd geboren in Amsterdam op 17 september 1893. Zie ook mijn blog van 17 september 2008.
Uit: De oneindige oorlog (Interview door stan van Houcke)
„‘Ik herinner mij een Scharführer met een hond die op de eerste dag dat we aan het werk gingen tegen ons zei: “Jullie hoeven geen enkele angst te hebben, 75 procent van onze mensen is goed.” Maar de 25 procent die overbleef, daar heb ik het over. Dat waren vijanden. Een andere Scharführer zei: “Wij zijn een arm volk. Jullie zullen ons rijk maken.” Zo was het. Het is niet waar dat alle Duitsers moordlustig waren. Die indruk kreeg ik helemaal niet. En de verschillen waren essentieel. Ik zal je een voorbeeld geven: onze aanvankelijke commandant is ontslagen, werd weggestuurd omdat hij een portret had laten maken door een jood die kon schilderen. Dat is die commandant zo kwalijk genomen dat hij naar het front werd gestuurd. Er zat een zekere menselijkheid in hem en dat mocht niet… Ander voorbeeld. Wij hadden een rechtbank ingesteld, dat was een zeldzaamheid in die kampen. Ik heb daar zelf als advocaat aan meegewerkt. In het begin gebeurde het clandestien, omdat wij bang waren dat ze het zouden verbieden en we ervoor gestraft zouden worden. Maar het kwam toch uit. Diezelfde kampcommandant hoorde ervan en zei toen: “Ja, zoiets begrijp ik wel, wanneer zoveel mensen bijeenleven, moet er wel iets gebeuren. Die rechtspraak is juist.” We crepeerden allemaal van de honger, dus kwam er diefstal voor, vooral onder jongeren, die stalen brood, maar ook kledingsstukken. Er werd veel gestolen, maar er waren weinig dieven, natuurlijk meer dan in de normale maatschappij, maar verreweg de grootste meerderheid ging liever dood dan dat ze van elkaar stal. En omdat het mocht werden de processen openbaar, zelfs Duitse officieren kwamen er bij zitten om te zien hoe het verliep. Zo kregen wij de gelegenheid om hen duidelijk te maken hoe slecht het met ons ging. Maar een andere commandant, Josef Kramer, was heel anders, dat was een echte, die hoorde tot de 25 procent. Als hij een dief te pakken kreeg dan kreeg die Prügel, een afranseling, 25 stokslagen op zijn blote achterste. En dan konden we hem door het hele kamp heen horen schreeuwen van pijn.“
Abel Herzberg (17 september 1893 – Amsterdam, 19 mei 1989)
Zie voor nog meer schrijvers van de 17e september ook mijn vorige blog van vandaag.