Bij de Tour de France
Gevonden: Snelle benen
Voor één keer knalden de champagnekurken al
bij de start in Epernay -noblesse oblige-,
een sprankelend startschot waarop de spuit-Pierrot
van Spa alleen maar jaloers kan zijn.
Daarna de helse tocht door kokende zonnebloemvelden
met hoog Celcius-gehalte, het zweetzout zet zich gul af
en trekt grillige lijnen op de donkere shirts en broeken,
ik krijg zowaar medelijden met het brandend nageslacht
dat nog uit al die geknelde kloten groeien moet,
hier is elke vorm van deugddoende afkoeling ver weg,
het synthetisch zeemvel is ongenadig hard en
wekt met gele grijns claustrofobische jeuk op.
Ik spreek zowaar uit ondervinding !
Ten dele geteisterd door hitte in de hersenen
maar vooral begaan met de dwangarbeiders van de weg
denk ik aan Amets Txurruka die deze middag
niet meer aan de start verscheen en nu ergens
met rood geweende ogen zijn sleutelbeenwonden likt.
Amets zou in het Baskisch ‘droom’ betekenen,
in dit geval voorwaar een wel zeer boze.
En at last doet Cavendish wat van hem wordt gevraagd:
na vallen en opstaan vindt hij zijn snelle benen weer.
Snelle benen zijn altijd lekker meegenomen.
Als je ze vindt tenminste.
Ik heb de mijne al lang uit het trage oog verloren
en zoek niet langer meer: verstand komt met de jaren.
De Amerikaanse toneelschrijver Neil Simon werd op 4 juli 1927 geboren in New York. Zie ook alle tags voor Neil Simon op dit blog.
Uit: The Play Goes On, A Memoir
“Nancy was ten and Ellen was fifteen. It was July 12, 1973. Eight days before, on the Fourth of July, I had turned forty-six. It might as well have been sixty-six for all the lethargy and despondency I felt in my aching mind and body on that dreary morning. I pushed myself out of bed and crossed to the closet, looking for a robe that I almost never wore. Robes always made me feel either sick or old or both. Mine was a gift from Joan’s mother, and I had feigned delight and pleasure when I opened it in front of her at an earlier birthday, knowing that I would never wear it, that it would only take up valuable space in my small closet. How ironic that I would be putting it on today, the day after her daughter died. But I needed a robe that morning because I did not want to face the girls in sweaty pajamas, although I had neither the strength nor inclination to get out of those pajamas, nor could I imagine myself doing so in the foreseeable future. What for? There was nothing outside that small town house on East 62nd Street that I wanted or needed to see. Nor anyone besides my daughters. I neither asked for nor invited friends or family to pay us a condolence call. At least not on that first day. The few really close friends I had would call later that morning, but they understood when I said, “Not yet. Give me today alone with the girls.” Despite the fact that I had been aware for the past year and a half that Joan was going to die, I was unprepared for what I experienced on that first morning. It was not exactly grief, because, in a sense, I had been grieving those last few months of her life. This was a feeling of numbness, inertia and confusion, leading to a frightening inability to make a decision, trivial or otherwise. I have no memory of when I first saw the girls that morning, but Nancy told me recently that for some inexplicable reason, what she pictures in her mind today was the three of us in semidarkness, sitting on the steps leading from the kitchen down to the basement. An implausible place to meet, and yet, for that morning, as plausible as any.”
De Oostenrijkse schrijver, regisseur, filmmaker en fotograaf Walter Wippersberg werd geboren op 4 juli 1945 in Steyr. Zie ook alle tags voor Walter Wippersberg op dit blog.
Uit: Humanität ist auch ohne Gott möglich
„Nur ein christlich adaptiertes Fest
Man könnte auch anders herum fragen: Warum wird Weihnachten auch von denen noch gefeiert, die gar nicht mehr an den personalen biblischen Gott und seinen Mensch gewordenen Sohn glauben? Ein Teil der Antwort lautet: Das ist gar kein ursprünglich christliches, sondern nur ein christlich adaptiertes Fest. Als man im vierten Jahrhundert daran ging, einen Tag festzulegen, an dem die Geburt Jesu gefeiert werden sollte, da hat man jenen Tag gewählt, an dem die Römer das Fest des „sol invictus“ begangen haben, das Fest der unbesiegbaren Sonne. (Als „sol invictus“ hat sich übrigens jener Kaiser Konstantin, dem das Christentum so viel zu verdanken hat, auf Münzen abbilden lassen.)
Damit hat Weihnachten von Anfang an (auch) eine von Christi Geburt ganz unabhängige Bedeutung. Gefeiert wird zur Zeit der Wintersonnenwende, da ist die Welt am dunkelsten, aber wir wissen, von nun an geht’s wieder bergauf, von nun an wird’s wieder heller. Darum spielt ja auch die Lichtsymbolik zu Weihnachten eine so große Rolle. Nicht zufällig wird zu dieser Jahreszeit auch das jüdische „Lichterfest“ Chanukka gefeiert.“
De Franse schrijver Sébastien Japrisot (pseudoniem van Jean-Baptiste Rossi) werd geboren op 4 juli 1931 in Marseille. Zie ook alle tags voor Sébastien Japrisot op dit blog.
Uit: Compartiment tueurs
“Le troisième homme, qui ramassait les perles répandues sur le plancher, leva les yeux et demanda, patron, ce qu’il avait à faire, lui. Il y eut un gros rire, puis la voix assourdie par le rhume dit pauvre nouille, qu’il n’avait qu’à enfiler ce qu’il tenait. Qu’est-ce qu’il pouvait faire d’autre ?
L’homme au chapeau se retourna vers celui qui regardait toujours par la vitre, un homme maigre, très grand, au pardessus bleu marine élimé aux manches, aux cheveux d’un brun terne, aux épaules voutées par trente-cinq ou quarante ans de soumission quotidienne. Devant son visage, il y avait de la buée sur la vitre. Il ne devait pas voir grand chose.
L’homme au chapeau dit qu’il n’oublie pas, lui, Grazzi, de jeter un coup d’oeil sur les autres compartiments, on ne sait jamais et même quand on trouve que dalle, ça fait du poids dans le rapport. Faut développer.
Il voulut ajouter autre chose, mais il haussa les épaules, dit à nouveau bon Dieu, qu’il en tenait une carabinée, toi, l’enfileur de perles, je te trouve au Quai vers midi, ciao, et il s’en alla sans refermer la porte.
L’homme debout devant la vitre se retourna, visage blafard, yeux bleus, regard tranquille, et dit à l’autre, penché sur la couchette où la femme tendait un dos mort, des muscles morts, qu’il y avait vraiment des coups de pied quelque part qui se perdaient.”
Sébastien Japrisot (4 juli 1931 – 4 maart 2003)
De Nederlandse schrijver Rob van Erkelens werd geboren in Den Haag op 4 juli 1963. Zie ook alle tags voor Rob van Erkelens op dit blog.
Uit: Ik ben er niet. De ontmenselijking in het oeuvre van Bret Easton Ellis
“Bret Easton Ellis is een satiricus, en zijn boeken zijn satires op de contemporaine samenleving. Een satiricus bedient zich van satirische middelen: de personages zijn eerder types dan driedimensionale karakters, ze representeren eerder een idee of een eigenschap dan dat ze volwaardige mensen zijn.
De satiricus ‘houdt de mensen een (lach)spiegel voor’, hij vergroot de dingen uit, drijft verschijnselen op de spits, zodat ze lachwekkend worden, of schrijnend. Door in Less than zero een bekende, herkenbare wereld neer te zetten in een hyperbolische, geëxtrapoleerde vorm, en alledaagse verschijnselen uit te vergroten, schreef Ellis een satire op de dolgedraaide consumptiemaatschappij van de jaren tachtig in de Verenigde Staten.
Inwisselbaar
Met zijn tweede roman, The rules of attraction, ging Ellis verder op de weg die hij met Less than zero was ingeslagen. The rules of attraction kreeg minder aandacht dan Ellis’ debuut, deels omdat het minder schokkend was, en deels omdat het niet veel méér was dan een uitwerking van dezelfde thema’s. Het is alsof Ellis heeft geprobeerd drie personages meer diepte te geven, Lauren, Sean en Paul, maar er niet in is geslaagd. Het is alsof hij, als hij eenmaal de emotieloosheid en oppervlakkigheid die hem zo fascineren heeft neergezet de verbeeldingskracht mist om iets anders te creëren. Hij kan slechts dieper en dieper de oppervlakte in gaan – en dat doet hij met buitengewoon veel effect in American Psycho.”
De Franse dichter, schrijver en journalist Robert Desnos werd geboren op 4 juli 1900 in Parijs. Zie ook alle tags voor Robert Desnos op dit blog.
Minute !
Tu dis vrai quand tu dis qu’ils rembarquent la chtouille
Au pays où l’on cache avec un élastic.
Que déhotent leurs crocs, que valdinguent leurs douilles,
Ils se piquouseront, en gruingue, à l’arsenic.
Mais tu te gourres si tu crois que leur andouille,
Un chouïa, seulement, morfila de vrais crics.
Des boudins, je te dis, panèrent ces panouilles,
Des veaux à faire aller, au refile, un indic.
Ils vont droit aux pétards écumants de vérole,
Ils se croient des caïds, ce sont des branquignoles,
Pour se faire plomber raquant en michetons.
Ils n’ont pas eu nos sœurs, ils n’ont pas eu nos dames,
Ce n’est pas leurs bécots qui leur donnent la rame
Mais de se répéter « Nous sommes les vrais cons. »
Frères mirontons
Pour le rond, pour le dix et pour la terre jaune,
Une chiée à la dent, mais j’ai l’estomme en vrac
À les imaginer, deux par deux, cul à trac
La dossière et le zob à la mode d’Ancône.
Tel empapahouta chez nous demande aumône
Aux louchébems ou aux sergots ou même aux macs,
Tels autres sont mordus pour des girons, des jacks
Pour un télégraphiste, enfin pour un beau môme,
Les frères mirontons n’en demandent pas tant,
La ficelle, elle seule, émeut leur palpitant,
Par discipline ils se font donc dorer la rose.
Passe encor de se faire emmancher par un dur
Ou d’aller au petit d’un mignon, d’un pas mûr,
Mais pour l’Oberleutnant se défoncer le prose !
Zie voor nog meer schrijvers van de 4e juli ook mijn blog van 4 juli 2011 deel 2.