De Nederlandse publicist, schrijver en biograaf Wim Huijser werd geboren op 9 september 1960 in Ridderkerk. Hij volgde een HBO opleiding in Rotterdam en werkte vervolgens als docent aan de Scholengemeenschap Rijnmond, Katwijk, waarna hij projectmanager werd bij VNU Tijdschriftengroep. Er volgden diverse functies in het bladenvak. In 1995 publiceerde hij over dat vak: ‘Bladenmakers en makers van bladen’. Sinds 2003 is hij actief als de biograaf van de Dordtse schrijver, dichter, vertaler, essayist C. Buddingh’ (1918-1985). Naast publicaties over Buddingh’ stelde hij in 2003 voor De Bezige Bij de bundel “Alle gorgelrijmen” samen. In 2010 bezorgde hij Buddingh’s verzamelde gedichten onder de titel “Buddingh’ Gebundeld” voor uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Voor het Dordrechts Museum stelde hij in 2012 de tentoonstelling “Kastjes Kijken” samen, over het beeldend werk van Buddingh’. Daarvan verscheen ook het gelijknamige boek.
Uit: Dichter bij Dordt. Biografie van C. Buddingh’
“Voor iedereen die aanwezig is wordt Poëzie in Carré een legendarische avond. Bijna tweeduizend poëzieliefhebbers komen maandag 28 februari 1966 op het dichtersfeest af. Men is totaal niet gewend aan dichters die een podium beklimmen. Als het doek opengaat, zitten daar vijfentwintig dichters aan een rijkgevulde tafel, met Adriaan Roland Holst als oudste dichter van het gezelschap in het midden. Na de jonge dichter K. Schippers is hij als tweede aan de beurt. Begroet met een roff elend donderend applaus draagt hij zijn gedicht voor: ‘Eens zullen allen/ die tussen ons kwamen / zijn weggevallen…’ Het vers oogst een storm van bijval en een staande ovatie, die door de dichters aan de tafel wordt overgenomen. De ‘Prins der dichters’ mag dan hees zijn, hij is beslist nog niet ouderwets. Na hem volgen onder anderen Hans Verhagen, Louis Th. Lehmann en Jules Deelder. Elk van hen krijgt precies zeven minuten toegewezen. Als tiende in de rij treedt de Dordtse dichter C. Buddingh’ aan. Ietwat schuchter zet hij zijn eerste vers in. Ofschoon zijn stem aanvankelijk nog iel en voorzichtig klinkt, zullen zijn woorden nog lang nagalmen in de Nederlandse poëzie. Na slechts enkele regels heeft de 48-jarige Buddingh’ de zaal in zijn ban. Dan begint hij aan zijn gedicht ‘Pluk de dag’:
vanochtend na het ontbijt
ontdekte ik, door mijn verstrooidheid,
dat het deksel van een middelgroot potje marmite
(het 4 oz net formaat)
precies past op een klein potje heinz sandwich-spread
Het publiek barst los in gelach en applaus. De ietwat verlegen dichter lacht nerveus en maant met vlakke hand het publiek tot stilte; hij is nog niet klaar.”
Wim Huijser (Ridderkerk, 9 september 1960)