De Nederlandse dichter en schrijver Wouter Godijn werd geboren in Amsterdam op 31 juli 1955. In 1997 verscheen zijn romandebuut “Witte tongen” en in 2000 zijn eerste dichtbundel: “Alle kinderen zijn van glas”. Zijn dichtwerk wordt gekenmerkt door de tegenstelling tussen het alledaagse en het verhevene. Zijn tweede dichtbundel “Langzame nederlaag” werd als allereerste clubkeuze van de Poëzieclub gekozen door het panel Gerrit Komrij en Neeltje Maria Min. Zijn derde bundel “De karpers en de krab” werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. Het werk van Wouter Godijn verscheen tot 2012 bij Uitgeverij Contact. Sinds Contact in 2012 is gefuseerd met uitgeverij Atlas wordt het werk van Godijn uitgegeven bij Atlas-Contact.
Hoe alles verder zou moeten
Je moet je leven leeg leven.
Tenslotte moeten lege flessen niet meer op het strand gevonden worden,
maar in de glasbak worden gedaan.
Als er schot in de zaak komt
– wat je kunt voelen zonder iets te voelen, net als het naderen van de herfst –
wordt alles prettig overzichtelijk.
Geen bergen. Heuvels.
Niet winnen, niet verliezen.
Niet vriezen, niet dooien.
Bedaard glooien. Gloeien
vermijden. Vrouwelijke heuvels,
appels en ballen rimpelig laten worden in de herfstzon.
Niet aankomen,
je alleen nog een beetje laten aaien door het bestaan.
Mijn dochter heeft Assepoester op fido gezien.
Nu wil ze met me trouwen als ik groot ben.
Bijna
Haast mag niet meer – niet hier. Hazenogen
zie je niet, maar voel je kijken. Alles
staat stil. Volbrandende zon,
hard landschap. Niets of niemand
weet van wijken. Dan begint de hooiberg te groeien, hoger en
hoger, tot hij de hemel afsluit
als een broeierige gele deur. Groen gras
rookt. Iets komt
aan de kook. Iemand duikt weg.
Ik niet – ik ben er niet
Ik ontkom in een punt,
achtervolgd door luide stemmen van grandioze, torenhoge hazen:
‘Je was zó dichtbij! Dom rund!’