De Nederlandse schrijver schrijver, cabaretier en televisiepresentator Arjen Henrik Lubach werd geboren in Lutjegast op 22 oktober 1979. In augustus 2006 verscheen Lubachs debuutroman “Mensen die ik ken die mijn moeder hebben gekend” en in april 2008 de roman “Bastaardsuiker”, beide bij uitgeverij Meulenhoff. In maart 2011 zal de de nieuwe roman van Lubach verschijnen:’Magnus,’ uitgegeven door uitgeverij Podium. Daarnaast schrijft Lubach j voor de VPRO-radio, columns voor CJP magazine, opiniestukken voor NRC next en scenario’s voor film en theater. Lubach werkte eerder als freelance-tekstschrijver voor radio en televisie (onder andere voor Vara Laat, Koppensnellers en De Wereld Draait Door). Sinds 2001 treedt Lubach op met zijn theatergezelschap Op Sterk Water en stond daarmee o.a. op Lowlands, Hard Gelach, Laughing Matters en in theaters in Nederland en België. Sinds 2005 maakt Lubach – samen met Edo Schoonbeek en Pieter Jouke – de internetsite Buro Renkema, waarvan de items ook te zien waren bij Pauw & Witteman, Koppensnellers en De Wereld Draait Door.
Uit: Mensen die ik ken die mijn moeder hebben gekend.
“Ik ben ooit verdwaald in de vlindertuin van een dierenpark. Mijn moeder zei: ‘Niet te snel lopen. Het is hier nogal benauwd.’
Het was zomer. Ze droeg een rood hemd. Waar de bandjes van haar hemd zaten was haar huid wit. Daarnaast was het rood. Zowel mijn moeder als ik werden eerder rood dan bruin in de zomer en ons haar werd soms zo blond dat mensen dachten dat we albino’s waren.
Ik wilde wel rustig aan doen, maar ik wilde ook achter vlinders aanrennen. Toen ik een paar minuten achter een groen vlindertje aan had gerend, kon ik mijn moeder nergens meer vinden. Waar ik ook keek, hoeveel mensen ik ook zag, nergens zag ik mijn moeder. Het viel me op dat alle mensen op elkaar leken, behalve op mijn moeder.
De paden in de vlindertuin vormden een cirkel en ik denk dat ik het kwartier daarop die cirkel wel dertig keer rond ben gerend. Het was heet. Niet alleen in de overdekte vlindertuin, maar ook daarbuiten. Daardoor was het extra heet. Toen ik niet meer kon en begon te huilen pakte een oude vrouw mij bij de arm.
‘Jij bent zeker kwijt?’ vroeg ze. Ik ben niet kwijt, dacht ik. Ik ben er nog gewoon. Mijn moeder is kwijt.
‘Nee,’ zei ik. Ik probeerde los te komen. ‘Ik zoek mijn moeder.’
‘Loop maar mee,’ zei de oude vrouw. Ze nam me mee naar de ingang van het park. Bij de kassa moest ik bij een medewerkster op schoot zitten.
Arjen Lubach (Lutjegast, 22 oktober 1979)
De Engelse dichter en schrijver Alfred Douglas werd geboren in Ham Hill in Worcestershire op 22 oktober 1870. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2006 en ook mijn blog van 22 oktober 2007 en ook mijn blog van 22 oktober 2008 en ook mijn blog van 22 oktober 2009.
Autumn Days
I have been through the woods to-day
And the leaves were falling,
Summer had crept away,
And the birds were not calling.
And the bracken was like yellow gold
That comes too late,
When the heart is sad and old,
And death at the gate.
Ah, mournful Autumn ! Sad,
Slow death that comes at last,
I am mad for a yesterday, mad !
I am sick for a year that is past!
Though the sun be like blood in the sky
He is cold as the lips of hate,
And he fires the sere leaves as they lie
On their bed of earth, too late.
They are dead, and the bare trees weep
Not loud as a mortal weeping,
But as sorrow that sighs in sleep,
And as grief that is still in sleeping.
A Winter Sunset
The frosty sky, like a furnace burning,
The keen air, crisp and cold,
And a sunset that splashes the clouds with gold
But my heart to summer turning.
Come back, sweet summer ! come back again !
I hate the snow,
And the icy winds that the north lands blow,
And the fall of the frozen rain.
I hate the iron ground,
And the Christmas roses,
And the sickly day that dies when it closes,
With never a song or a sound.
Come back ! come back ! with your passionate heat
And glowing hazes,
And your sun that shines as a lover gazes,
And your day with the tired feet.
Alfred Douglas (22 oktober 1870 – 20 maart 1945)
Hier met Oscar Wilde (rechts)
De Britse schrijster Doris Lessing werd geboren in Kermanshah, Perzië op 22 oktober 1919. Zie ook mijn blog van 11 oktober 2007 en ook mijn blog van 23 oktober 2006 en ook mijn blog van 22 oktober 2007 en ook mijn blog van 22 oktober 2008 en ook mijn blog van 22 oktober 2009.
Uit: The Good Terrorist
“The house was set back from the noisy main road in what seemed to be a rubbish tip. A large house. Solid. Black tiles stood at angles along the gutter, and into a gap near the base of a fat chimney a bird flew, trailing a piece of grass several times its length.
“I should think 1910,” said Alice. “Look how thick the walls are.” This could be seen through the broken window just above them on the first floor. She got no response, but nevertheless shrugged off her backpack, letting it tumble onto a living rug of young nettles that was trying to digest rusting tins and plastic cups. She took a step back to get a better view of the roof. This brought Jasper into vision. His face, as she expected it would be, was critical and meant to be noticed. For her part, she did not have to be told that she was wearing her look, described by him as silly. “Stop it,” he ordered. His hand shot out, and her wrist was encircled by hard bone. It hurt. She faced him, undefiant but confident, and said, “I wonder if they will accept us?” And, as she had known he would, he said, “It is a question of whether we will accept them.”
She had withstood the test on her, that bony pain, and he let her wrist go and went on to the door. It was a front door, solid and sure of itself, in a little side street full of suburban gardens and similar comfortable houses. They did not have slates missing and broken windows.
“Why, why, why?” asked Alice angrily, addressing the question, probably, to the universe itself, her heart full of pain because of the capacious, beautiful, and unloved house. She dragged her backpack by its strap after her and joined him.
“Profit, of course,” he said, and pressed the bell, which did not ring. He gave the door a sharp push and they went into a large shadowy hall where stairs went strongly up, turned at a wide landing, and rose out of sight. The scene was illuminated by a hurricane lamp that stood on the floor, in a comer. From a side room came the sound of soft drumming. Jasper pushed open this door, too. The windows were covered by blankets, leaving not a chink of light. A black youth looked up from his family of drums, his cheeks and teeth shining in candlelight. “Hi,” he said, all his fingers and both feet at work, so that it seemed he was dancing as he sat, or was perhaps on some kind of exercise machine.
Doris Lessing (Kermanshah, 22 oktober 1919)
De Nederlandse dichter en schrijver Lévi Weemoedt werd geboren in Geldrop op 22 oktober 1948. Zie ook mijn blog van 23 oktober 2006 en ook mijn blog van 22 oktober 2007 en ook mijn blog van 22 oktober 2008 en ook mijn blog van 22 oktober 2009.
Gedeelde smart
De hond ligt zachtjes snikkend in zijn mand;
droef peinst zijn baasje bij een glas genever.
Er hangen duizend boeken aan de wand:
’t Geluk was hier bepaald geen gulle gever.
Op straat waaien geluiden van een feest:
een schrille lach; er valt een glas aan scherven.
Maar binnen zingt het wenen van het beest
en zit zijn baas al uren te versterven.
Ik wed nu dat geen sterveling ooit raadt
wie nu die twee zo bitter treuren laat.
Maar stuur toch in: wat aanspraak doet ons goed.
Wij zien uw brief vol wanhoop tegemoet.
Hamlet
Ik hier alleen. Jij in Den Haag.
Zijn of Azijn. Dat blijft de vraag.
Zij zat van Amsterdam tot Hollands Spoor te breien,
o lief gezichtje! Vlijtig slonk de kluwen wol.
Ik lag in ’t bagagerek schuin boven haar te schreien,
’t liefst kroop ik naast haar, maar de hele trein zat vol.
‘k Zoog op mijn kaartje, ach! ik kon geen smoes verzinnen!
t Was bitter afzien onder reiswieg, weekendtas
en diplomatenkoffer. Langs mijn regenjas
viel in haar blousje soms een hete traan naar binnen.
Maar zij liet al die tijd niet ’t kleinste steekje vallen:
de naalden stampten, ja, ze breide als een trein!
Haar borstjes hupten als twee jonge tennisballen
en ik wou liever niet meer hier op aarde zijn …
Wáár heb jij toch zo deeg’lijk leren breien?
Bij Schoevers? bij de Vos? de L. 0. I. ?
En ik, waar leerde ik zo droevig schreien?
Waar leerde ik de eerste melancholie..?
Lévi Weemoedt (Geldrop, 22 oktober 1948)
De Schotse schrijfster Alison Louise Kennedy werd geboren op 22 oktober 1965 in Dundee. Zie ook mijn blog van 22 oktober 2008 en ook mijn blog van 22 oktober 2009.
Uit: Original Bliss
„Mrs. Brindle lay on her living-room floor, watching her ceiling billow and blink with the cold, cold colours and the shadows of British Broadcast light. A presumably educative conversation washed across her and she was much too tired to sleep or listen, but that was okay, that was really quite all right.
“What about the etiquette of masturbation? Because everything runs to rules, you know, even the bad old sin of Onan. So what are the rules in this case? About whom may we masturbate?”
“Someone we have only ever seen and never met?”
“Quite common, almost a norm–we feel we are offending no one, we superimpose a personality on a picture, in as far as our dreadful needs must when that particular devil drives, and that’s that.”
Harold Wilson’s baby, friend to the lonely, the Open University.
“How about a casual acquaintance? Someone with whom we have never been intimate and with whom we never will? Someone our attentions would only ever shock?”
“Actually, that’s much more rare. We imagine their, shall we say disgust, and find it inhibits us. We steer our thoughts another way.”
Mrs. Brindle rolled onto her stomach, noticing vaguely how stiffened and tender her muscles had grown. Women of her age were not intended to rest on floors. Beside her head, the moving picture of a man with too much hair grinned clear across the screen. Video recorders were catching his every detail in who could tell how many homes where students and other interested parties were now sensibly unconscious in their beds, their learning postponed to coincide with convenience. Mrs. Brindle didn’t care about education, she cared about company. She was here and almost watching, almost listening, because she could not be asleep. Other people studied at their leisure and worked towards degrees, Mrs. Brindle avoided the presence of night.
“On the other hand, we are highly likely to make imaginary use,” the voice was soft, jovially clandestine, deep in the way that speech heard under water might be, “of someone with whom we intend to be intimate.”
A. L. Kennedy (Dundee, 22 oktober 1965)
De Russische schrijver en dichter Ivan Aleksejevitsj Boenin werd geboren in Voronezj op 22 oktober 1870. Zie ook mijn blog van 22 oktober 2008 en ook mijn blog van 22 oktober 2009.
Uit: The Gentleman From San Francisco (Vertaald door S. S. Koteliansky en Leonard Woolf)
„THE gentleman from San Francisco nobody either in Capri or Naples ever remembered his name was setting out with his wife and daughter for the Old World, to spend there two years of pleasure.
He was fully convinced of his right to rest, to enjoy long and comfortable travels, and so forth. Because, in the first place he was rich, and in the second place, notwithstanding his fifty-eight years, he was just starting to live. Up to the present he had not lived, but only existed ; quite well, it is true, yet with all his hopes on the future. He had worked incessantly and the Chinamen whom he employed by the thousand in his factories knew what that meant. Now at last he realized that a great deal had been accomplished, and that he had almost reached the level of those whom he had taken as his ideals, so he made up his mind to pause for a breathing space. Men of his class usually began their
enjoyments with a trip to Europe, India, Egypt.
He decided to do the same. He wished naturally to reward himself in the first place for all his years of toil, but he was quite glad that his wife and daughter should also share in his pleasures.
True, his wife was not distinguished by any marked susceptibilities, but then elderly American women are all passionate travellers. As for his daughter, a girl no longer young and somewhat delicate, travel was really necessary for her : apart from the question of health, do not happy meetings often take place in the course of travel ? One may find one’s self sitting next to a multimillionaire at table, or examining frescoes side by side with him. The itinerary planned by the Gentleman of San Francisco was extensive. In December and January he hoped to enjoy the sun of southern Italy, the monuments of antiquity, the tarantella, the serenades of vagrant minstrels, and, finally, that which men of his age are most susceptible to, the love of quite young Neapolitan girls, even when the love is not altogether disinterestedly
given. Carnival he thought of spending in Nice, in Monte Carlo, where at that season gathers the most select society, the precise society on which depend all the blessings of civilization the fashion in evening dress, the stability of thrones, the declaration of wars, the prosperity of hotels ; where some devote themselves passionately to automobile and boat races, others to roulette, others to what is called flirtation, and others to the shooting of pigeons which beautifully soar from their traps over emerald lawns, against a background of forget-me-not sea, instantly to fall, hitting the ground in little white heaps.“
Ivan Boenin (22 oktober 1870 – 8 november 1953)
Portret door Oleg Radvan
De Franse dichter en schrijver Charles Marie René Leconte de Lisle werd geboren op 22 oktober 1818 op het eiland Réunion. Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 22 oktober 2008 en ook mijn blog van 22 oktober 2009.
Les clairs de lune – I
C’est un monde difforme, abrupt, lourd et livide,
Le spectre monstrueux d’un univers détruit
Jeté comme une épave à l’Océan du vide,
Enfer pétrifié, sans flammes et sans bruit,
Flottant et tournoyant dans l’impassible nuit.
Autrefois, revêtu de sa grâce première,
Globe heureux d’où montait la rumeur des vivants,
Jeune, il a fait ailleurs sa route de lumière,
Avec ses eaux, ses bleus sommets, ses bois mouvants,
Sa robe de vapeurs mollement dénouées,
Ses millions d’oiseaux chantant par les nuées,
Dans la pourpre du ciel et sur l’aile des vents.
Loin des tièdes soleils, loin des nocturnes gloires,
À travers l’étendue il roule maintenant ;
Et voici qu’une mer d’ombre, par gerbes noires,
Contre les bords rongés du hideux continent
S’écrase, furieuse, et troue en bouillonnant
Le blême escarpement des rugueux promontoires.
Jusqu’au faîte des pics elle jaillit d’un bond,
Et, sur leurs escaliers versant ses cataractes,
Écume et rejaillit, hors des gouffres sans fond,
Dans l’espace aspergé de ténèbres compactes.
Et de ces blocs disjoints, de ces lugubres flots,
De cet écroulement horrible, morne, immense,
On n’entend rien sortir, ni clameurs ni sanglots
Le sinistre univers se dissout en silence.
Mais la Terre, plus bas, qui rêve et veille encor
Sous le pétillement des solitudes bleues,
Regarde en souriant, à des milliers de lieues,
La lune, dans l’air pur, tendre son grand arc d’or.
Charles Leconte de Lisle (22 oktober 1818 – 18 juli 1894)
Portret door Jacques Leonard Blanquer, 1885