Wat heeft Sint voor jou gekocht? (Thomas Verbogt), Arthur Sze

Bij Sinterklaas

 

 

Uit: Wat heeft Sint voor jou gekocht? (Geraas)

“Terwijl de wind steeds harder door de bomen begon te waaien (hier in huis zelfs waaide de wind), moest ik alles nog regelen voor het heerlijk avondje. Ieder jaar neem ik me voor dat anders te gaan doen, zoals mijn moeder vroeger. Die had volgens mij in oktober alles al in huis. Nu vind ik dat wat vroeg, maar op de laatste dag is weer het andere uiterste. Over iets wat mijn eigen schuld is, klaag ik nooit. Waarom zou ik, ik vind het ook wel iets hebben. Laten we het alsjeblieft aangename nervositeit noemen. Altijd moet ik vlak voor pakjesavond nog iets kopen. Nu ook weer, in het warenhuis, een sieraad, althans een onderdeel van een sieraad, iets voor aan een ketting. Ik was danig winkelziek, maar had duidelijke instructies: die ingang, dan rechtdoor, tweede vitrine links Maar daarin zag ik het dringend gewenste geschenk niet, hoe heette het ook alweer? Het was benauwend druk en toen ik eindelijk een mevrouw van de sieradenafdeling te spreken kreeg en de gedeeltelijke naam van het sieraad noemde, zei ze dat ik waarschijnlijk ‘bij onze banketbakker’ moest zijn. Ik schudde mijn hoofd en keek om me heen. En ja, toen werd het stil in me, een milde vorm van acute levensmoeheid die naar binnen sloeg en me min of meer versteende. Alleen mijn ogen kon ik nog naar links en naar rechts draaien. Vanuit mijn linkerooghoek zag ik een verkoopster naar me toe komen, een Surinaamse. Ze glimlachte geruststellend, legde een hand op mijn onderarm en zei zacht: ‘IJ zoekt iets, maar weet niet wat.’ Ik kon me weer bewegen en knikte opgelucht, niet alleen omdat ze me begreep, maar ook omdat ze mijn leven trefzeker samenvatte. Ze stelde voor samen even te kijken. Dat deden we en binnen de kortste keren had ik wat ik zocht. Nadat ik had betaald, liep ze nog een stukje mee naar de uitgang. Ten afscheid legde ze weer even haar hand op mijn onderarm. Het heerlijk avondje was begonnen.”

 

Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

Het geschenk

De stukjes van deze legpuzzel vormen
straks het gouden gezicht van Toetanchamon,

maar momenteel zijn het vlekjes
kleur verspreid over de vloer.

Deze momenten van bewustzijn
hebben geen puzzelpasvorm – hartslag

van een vliegende zwaluw – sporen
van een rode lynx op het Windsorpad,

voorgevoel dat vreugde schuilgaat in
een lucifer, in zonnebloemstengels uitrukken,

een urn leegschudden vanaf een brug
zodat de asresten een wolk vormen.

De stukjes van een leven blijven uiteindelijk
stukjes. Niemand kan papyrus herstellen

als het eenmaal vlam heeft gevat;
maar voordat de agapanthus bloeit,

voordat het lichaam verschroeit, uitwist
het bewustzijn, heb je tijd

om te puzzelen, schommelen, slingeren, brassen
huppelen, doedelen, klagen, gloeien.

 

Vertaald door K. Michel

 

Arthur Sze (New York, 1 december 1950)

 

Zie ook alle tags voor Sinterklaas en voor 5 december en zie voor de schrijvers van de 5e december ook mijn blog van 5 december 2018.

Rainer Maria Rilke, Arthur Sze

De Duitse dichter Rainer Maria Rilke werd als René Karel Wilhelm Johann Josef Maria Rilke op 4 december 1875 in Praag geboren. Zie ook alle tags voor Rainer Maria Rilke op dit blog.

Uit: Duineser Elegien

Die erste Elegie

Wer, wenn ich schriee, hörte mich denn aus der Engel
Ordnungen? und gesetzt selbst, es nähme
einer mich plötzlich ans Herz: ich verginge von seinem
stärkeren Dasein. Denn das Schöne ist nichts
als des Schrecklichen Anfang, den wir noch grade ertragen,
und wir bewundern es so, weil es gelassen verschmäht,
uns zu zerstören. Ein jeder Engel ist schrecklich.
      Und so verhalt ich mich denn und verschlucke den Lockruf
dunkelen Schluchzens. Ach, wen vermögen
wir denn zu brauchen? Engel nicht, Menschen nicht,
und die findigen Tiere merken es schon,
dass wir nicht sehr verlässlich zu Haus sind
in der gedeuteten Welt. Es bleibt uns vielleicht
irgend ein Baum an dem Abhang, dass wir ihn täglich
wiedersähen; es bleibt uns die Straße von gestern
und das verzogene Treusein einer Gewohnheit,
der es bei uns gefiel, und so blieb sie und ging nicht.
      O und die Nacht, die Nacht, wenn der Wind voller Weltraum
uns am Angesicht zehrt -, wem bliebe sie nicht, die ersehnte,
sanft enttäuschende, welche dem einzelnen Herzen
mühsam bevorsteht. Ist sie den Liebenden leichter?
Ach, sie verdecken sich nur mit einander ihr Los.
      Weißt du’s noch nicht? Wirf aus den Armen die Leere
zu den Räumen hinzu, die wir atmen; vielleicht da die Vögel
die erweiterte Luft fühlen mit innigerm Flug.

Ja, die Frühlinge brauchten dich wohl. Es muteten manche
Sterne dir zu, dass du sie spürtest. Es hob
sich eine Woge heran im Vergangenen, oder
da du vorüberkamst am geöffneten Fenster,
gab eine Geige sich hin. Das alles war Auftrag.
Aber bewältigtest du’s? Warst du nicht immer
noch von Erwartung zerstreut, als kündigte alles
eine Geliebte dir an? (Wo willst du sie bergen,
da doch die großen fremden Gedanken bei dir
aus und ein gehn und öfters bleiben bei Nacht.)
Sehnt es dich aber, so singe die Liebenden; lange
noch nicht unsterblich genug ist ihr berühmtes Gefühl.
Jene, du neidest sie fast, Verlassenen, die du
so viel liebender fandst als die Gestillten. Beginn
immer von neuem die nie zu erreichende Preisung;
denk: es erhält sich der Held, selbst der Untergang war ihm
nur ein Vorwand, zu sein: seine letzte Geburt.
Aber die Liebenden nimmt die erschöpfte Natur
in sich zurück, als wären nicht zweimal die Kräfte,
dieses zu leisten. Hast du der Gaspara Stampa
denn genügend gedacht, dass irgend ein Mädchen,
dem der Geliebte entging, am gesteigerten Beispiel
dieser Liebenden fühlt: dass ich würde wie sie?
Sollen nicht endlich uns diese ältesten Schmerzen
fruchtbarer werden? Ist es nicht Zeit, dass wir liebend
uns vom Geliebten befrein und es bebend bestehn:
wie der Pfeil die Sehne besteht, um gesammelt im Absprung
mehr zu sein als er selbst. Denn Bleiben ist nirgends.

Stimmen, Stimmen. Höre, mein Herz, wie sonst nur
Heilige hörten: dass sie der riesige Ruf
aufhob vom Boden; sie aber knieten,
Unmögliche, weiter und achtetens nicht:
So waren sie hörend. Nicht, dass du Gottes ertrügest
die Stimme, bei weitem. Aber das Wehende höre,
die ununterbrochene Nachricht, die aus Stille sich bildet.
Es rauscht jetzt von jenen jungen Toten zu dir.
Wo immer du eintratest, redete nicht in Kirchen
zu Rom und Neapel ruhig ihr Schicksal dich an?
Oder es trug eine Inschrift sich erhaben dir auf,
wie neulich die Tafel in Santa Maria Formosa.
Was sie mir wollen? leise soll ich des Unrechts
Anschein abtun, der ihrer Geister
reine Bewegung manchmal ein wenig behindert.

Freilich ist es seltsam, die Erde nicht mehr zu bewohnen,
kaum erlernte Gebräuche nicht mehr zu üben,
Rosen, und andern eigens versprechenden Dingen
nicht die Bedeutung menschlicher Zukunft zu geben;
das, was man war in unendlich ängstlichen Händen,
nicht mehr zu sein, und selbst den eigenen Namen
wegzulassen wie ein zerbrochenes Spielzeug.
Seltsam, die Wünsche nicht weiterzuwünschen. Seltsam,
alles, was sich bezog, so lose im Raume
flattern zu sehen. Und das Totsein ist mühsam
und voller Nachholn, dass man allmählich ein wenig
Ewigkeit spürt. – Aber Lebendige machen
alle den Fehler, dass sie zu stark unterscheiden.
Engel (sagt man) wüssten oft nicht, ob sie unter
Lebenden gehn oder Toten. Die ewige Strömung
reißt durch beide Bereiche alle Alter
immer mit sich und übertönt sie in beiden.

Schließlich brauchen sie uns nicht mehr, die Früheentrückten,
man entwöhnt sich des Irdischen sanft, wie man den Brüsten
milde der Mutter entwächst. Aber wir, die so große
Geheimnisse brauchen, denen aus Trauer so oft
seliger Fortschritt entspringt -: könnten wir sein ohne sie?
Ist die Sage umsonst, dass einst in der Klage um Linos
wagende erste Musik dürre Erstarrung durchdrang;
dass erst im erschrockenen Raum, dem ein beinah göttlicher Jüngling
plötzlich für immer enttrat, das Leere in jene
Schwingung geriet, die uns jetzt hinreißt und tröstet und hilft.

 

Rainer Maria Rilke (4 december 1875 – 29 december 1926)
Portret door Leonid Pasternak, 1928

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

Slapers

Een kolibrie met een zwarte kin landt
op een metalen draad en rust gedurende vijf seconden;
vijf seconden lang laat een pianist zijn hoofd zakken
en zijn handen rusten op de sleutels;

een man baadt waar irrigatiewater
een poel vormt voordat het in de rivier uitmondt;
een monteur draait een plug los en motorolie
loopt weg in een emmer; gedurende vijf seconden,

ruik ik pepermunt door een open raam,
herinner me waar een wild blad van je huid afgleed,
hier komt aanraking voor het zien; dat ik je vasthield,
herinner ik me, aan de overkant van een kanaal, het geluid van mannen

die inktvissen op ijs leggen bij het eerste licht;
voor het eerste licht, fysiek contact,
onze kloppende harten , geklets van vrouwelijke regen
op het dak; terwijl de kolibrie

uit het zicht snort, grijpen de tandwieltjes van een klok
in elkaar met verschillende snelheden; we horen
een reeks ostinato-noten en zijn niet gebonden
aan het gewicht van ons lichaam op aarde.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Arthur Sze (New York, 1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e december ook mijn blog van 4 december 2018 en eveneens mijn blog van 4 december 2017 en ook mijn blog van 4 december 2016 deel 3.

Kristina Sandberg, Arthur Sze

De Zweedse schrijfster Kristina Sandberg werd geboren op 3 december 1971 in Sundsvall. Zie ook alle tags voor Kristina Sandberg op dit blog.

Uit: De komst van een kind (Vertaald door Wendy Prins)

“Maj neemt de laatste tafel af, spoelt de vaatdoek uit en ziet dat Ingrid haar schort uitklopt voor ze haar koffiekopje pakt en zegt tuurlijk ga je mee, Maj. Olof is knap en blij en glimlacht naar Maj, laat Ingrid niet merken hoe hij naar haar kijkt. met zijn bruine ogen. dik, donker haar en een lok die over zijn voorhoofd valt, onwillekeurig of bewust. dat weet ze niet, maar die ogen – en Maj pakt de porseleinen kan met koffie. Blieft meneer nog een kopje koffie, vraagt ze, voor de grap, theatraal, heel graag, lieve juffrouw, antwoordt hij en hij houdt zijn kopje bij. Zweetvoeten, ze kan niet met hen meegaan met deze stinkende voeten die de hele dag in hakschoenen bekneld hebben gezeten. Nee, gaan Jullie maat zegt ze en zet de kan op de toonbank. Ah, doe niet zo saai, zucht Ingrid. nu met donker gestifte lippen wanneer heeft ze dat gedaan? – toen Okt kwam waren ze nog bleek, als ze de lunchroom sluiten hebben ze beiden meestal een bloos op hun wangen en ruikt hun haar naar vet en kardemom van de bakkerij in de ruimte ernaast – heeft Ingrid nooit stinkvoeten? En dan zegt Ingrid dat Tomas aardig is en er goed uitziet en hij heeft een auto. We gaan alleen maar een eindje rijden, naar Gullvik of Skeppsmaln, het is zo’n heerlijke avond, bovendien is het zaterdag.
Een krap bemeten toilet, een kleine wastafel. maar met koud en warm water. Moeizaam brengt ze haar ene voet omhoog, om hem in te zepen, schoon te spoelen, af te drogen, ook tussen de tenen. Wat doe je daar, roept Ingrid, de andere voet, onder haar oksels, haar onderbroek, nee, ze kan niet in vieze zijden kousen en stinkend ondergoed meegaan. Lippenstift, rouge, haar wenkbrauwen worden veel te donker met die met-zwarte mascara, ze veegt het uit en ziet opeens bont en blauw rond haar ogen, maakt de handdoek nat, doet er zeep op, boent stevig langs haar wenkbrauwen. Zo is het in elk geval beter. Zonder kousen. Nee, dat ts nog erger, dat gaat niet, ze moet de oude kousen maar aan en net doen of het Ingrid is die stinkt Hij zou ook rijk zijn. Tomas, dat heeft Ingrid tussen neus en lippen door genoemd, en als ze de achterdeur op slot doen, zegt Olof dat niets zo verrukkelijk is als mooie meisjes in een zomerjurk, niet bloedserieus, maar toch. Zie je mij nu, Erik, dal ik een eigen kamer heb en vrienden en werk? Olof geeft ook haar een arm, met tikkende hakken lopen ze naar de Viktoriaesplanaden. De auto staat op de binnenplaats en Olof zegt dat het geen probleem zal zijn om hem over te halen, maar ze wil niet mee naar binnen, haar benen trillen zo. en dan zegt Ingrid dat ze mee moet. anders zegt Tomas misschien wel nee en wil hl) in de stad blijven. Hij heeft vast wel wat in huts, zegt Olof en dan lopen ze de trap op, naar de derde verdieping, ze is bulten adem als ze bij de deur zijn. Olof belt aan, trekt haar naar zich toe, ze moet goed te zien zijn als Tomas opendoet. maar het blijft stil daarbinnen, Olof drukt nogmaals op de bel, harder, en langer nu. Lag je te slapen, vraagt Olof en Tomas haalt een hand door zijn lichtgrijze haar, ze blijft stokstijf staan, ze hadden niet gezegd dat hij oud is, zeker al dertig. veertig? Kom binnen, zegt hij, de geur van rook en Iets anders, iets onbestemd.”

 

Kristina Sandberg (Sundsvall, 3 december 1971)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

De kans

De blauwzwarte bergen zijn geëtst
met ijs. Ik rijd naar het zuiden in vervagend licht.
De lichten van mijn auto gingen voor me
uit, en verdwijnen voor mijn ogen.
En als ik de dertig nader, zijn de afstanden
korter dan ik denk? De geest
reist met de snelheid van het licht. Maar voor
hoeveel mensen zijn de passies
ijzerhout, ijzerhout dat verhardt en verhardt?
Neem de ex-muzikant, verzekeringsagent,
die zichzelf een polis over zijn eigen leven verkoopt;
of de goochelaar die zichzelf heeft opgesloten
in een kist en in zee geworpen,
om dan te ontdekken dat hij gevangen zit in zijn eigen ketenen.
Ik wil een passie die groeit en groeit.
Voelen, denken, handelen en gedefinieerd worden
door jouw acties, gedachten, gevoelens.
Zoals in de botten van een hand op een röntgenfoto,
wil ik dat het heldere witte licht werkt
tegen de vage wazige randen van de duisternis:
zelfs als de duisternis voorafgaat en ons
volgt hebben we de kans om korte tijd te schitteren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Arthur Sze (New York, 1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e september ook mijn blog van 3 december 2018 en eveneens mijn blog van 3 december 2017 deel 3.

Frédéric Leroy, Arthur Sze

De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook alle tags voor Frédéric Leroy op dit blog.

Voor Hellas – Oxi!

Nee! Opdat dit land geen lege doos zou zijn
maar een opstandig, rammelend kerkhof,
een plek om wijn te morsen, broederlijk
armen over schouders te slaan, demonen
uit de voorvaderlijke grond te stampen.

Nee! Omdat dit leven in de moederschoot,
deze bottende schandpaal, geen snelweg
naar de dood is, maar een feestkalender,
omdat we tussen de maaltijden bereid zijn
de kroonschatten van dit bestaan te dragen.

Nee! Omdat waarde schuilt in het woord
van het orakel en in de adem van de zee
die meeuwen en molenwieken vaart geeft,
nooit in de tijdelijke wetten van tirannen
of in het dragen van gestreken uniformen.

Nee! Opdat dit Hellas geen staat zou zijn
van onderdrukten, enkel van de goden
een overwogen handdruk in het blauwe
afwassop van Europa, een halsketting
van aaneengeregen eilandgedachten.

Nee! Omdat grenzen denkbeeldig zijn,
we allen drieste Bulgaren zijn in de harten
van Australiërs, argonauten en nomaden
langs de paden van het wildvee, met hoop
in de harten, op zoek naar oorsprong.

Nee! Opdat je altijd één van ons zou zijn,
iedereen je naam zou dragen: Vrijheid.

 

Zomeravond

Elk begin is heilig zwanger
van een zwellend universum
ook wanneer je langzaam
je witte bloes losknoopt
doorheen de stilte
als het droge knetteren
van een insectenvleugel
en het bleke zonlicht
zachtjes vallen laat
op je bange schouders
,

ik echter ben gevangen
in de diepte van je navel.

Als gulzige zilvervisjes
flitsend in donker water
glijden je vlugge vingers
doorheen je stugge haren,
je haren die je losgooit
eensklaps maar verwacht
als een zware regenbui
op een zwoele zomeravond.

 

Heiden

De zon scheen vaker. Aan de dingen kleefden
nog de namen, uitnodigend, uitwisselbaar
als losse plaatjes, zodat ik rozenstruiken
krokodillen ging noemen, mezelf krijger.

Wreedheid was een deugd, rauw geweld
iets voor helden (dat wat heerste onder
de zomerzon, triomfeerde, regenwormen
in stukken hakte). Ik lachte vaker toen.

In een wereld van gras en pluizen was ik
heidens blond, wist van god noch gebod
maar hield van het witgekalkte kapelletje
verderop – plukte plechtig kruisspinnen.

Ik schiep een pantheon van gedrochten,
krioelend in glazen confituurpotten.

 

Frédéric Leroy (Blankenberge, 2 december 1974)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

Een wereldbol uitpakken

Ik staar naar de Stille Oceaan en verwacht niet
ooit de hoofden op Paaseiland te zien,

hoewel ik vermoed dat het zonlicht kabbelt
over de gele grassen die naar de kust afhellen
;

gisteren at een ree gras in de boomgaard:
het spitste zijn oren en stopte met eten

toen het voelde dat we toekeken
vanuit een glazen corridor – in zijn slaap, zweet

een veteraan en maakt een landmijn onschadelijk.
Op de wereldbol markeer ik de Slag om

de Koraalzee – daar zeurt nu niemand over.
Een gedicht kan nooit te donker zijn,

ik knik en, turend naar Kenai, hoor
ik ijs dat langs een inham breekt;

gisteren draafde een coyote dwars door ’t licht
van mijn koplampen en draaide zijn hoofd om

maar hield zijn pas niet in; dat is hoe
ik op deze planeet wil leven:

levend voor een konijn bij een glazen deur-
en bloeiend waar geen bloem is.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Arthur Sze (New York,1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e december ook mijn blog van 2 december 2018.

Dennis Gaens, Arthur Sze

De Nederlandse dichter Dennis Gaens werd geboren in Susteren op 30 november 1982. Zie ook alle tags voor Dennis Gaens op dit blog.

 

Lamento voor de meisjes die mijn straat hebben verlaten

I
De meisjes die het meest van alles
op dieren leken, doen het nu met
kunstenaars en wonen op boten of
in zolderkamers, die ze ‘ateliers’ noemen.

De mooiste meisjes gingen, kwamen
terug en trouwden met Harry, Henk of
Leo, namen een labrador en kregen
om de haverklap kinderen die op voetbal
of ballet moesten.

Ze lieten alleen de plekken achter waar
we zaten en zoenden; de speeltuin,
het fietsenrek en de overkapping bij
de parkeerplaats. De telefooncellen
zijn al jaren geleden weggehaald.

 

Het is dit of doodgaan

We komen namen halen.
Niet dat we onze ouders haten – we zijn
hooguit verongelijkt over onze vaders.

Onze aanval volgt op bevel van helemaal
beneden. Als u nog elektriciteit heeft
hebben we uw stad nog niet aangedaan.

We zoeken iets om op in te steken en uit te barsten.

Als we niet zo verdomd verstrooid zouden zijn,
waren we er al geweest.

 

zo jong komen we niet meer bij elkaar

In haar laatste dagen thuis gooide Dani alles uit het raam; omdat ze het daar
zelf te koud begon te vinden, wilde ze binnen plek hebben om rondjes door
de kamer te kunnen draaien.

Luuk is ook deze zomer niet teruggekomen. We kunnen alleen maar
hopen dat hij het halfrond is overgestoken en ergens in de zon zit. Tot hij
terugkomt blijven we hem indachtig sjekkies roken.

Lotte had alleen al in de eerste twee weken drie mobieltjes in de Waal
gegooid, omdat ze vreemde telefoontjes verwachtte. Ze droeg meer
vermommingen dan outfits die seizoen. Ze kocht een kaartje voor de trein
van 8.05 uur.

Dave at alleen nog bij zijn ouders en sukkelde elke avond in slaap voor de tv,
die de hele nacht reclames bleef herhalen. Hij zei dat zijn fiets stuk was. Ik
vroeg hem waarop hij wachtte, hij zei: ‘een nieuw begin.’

 

Dennis Gaens (Susteren, 30 november 1982)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze  op dit blog.

 

Netverlichting

Balancerend op een brug, met straatverlichting
aan beide oevers zet een man
een saxofoon aan zijn lippen, munten
in een omgekeerde pet en een carrousel

op een piazza begint te draaien:
waar zijn de poorten naar het paradijs?
Een vrouw buigt zich over een uitgestoken
papieren beker – leerarbeiders naaien

onder lampen: een riem, portemonnee, tas –
leer kastanjebruin geverfd, beige, zwart –
werknemers uit Seoul, Lagos, Singapore –
een fresco op een kerkmuur verbeeldt

de dood van een heilige: een monnik heft
beide handen in de lucht – in een vliegtuig,
vormt zich een stolsel in het been van een vrouw
en begint naar haar hart te reizen –

een reeks noten maakt rimpels op het water;
en, terwijl het stolsel zich vastzet, lossen op een markt
in de buurt van kabbelende golven mannen
sardientjes in een uitbarsting van Argentijns licht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Arthur Sze (New York, 1 december 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e november ook mijn blog van 30 november 2018 en eveneens mijn blog van 30 november 2016 en ook mijn blog van 30 november 2014 deel 2 en eveneens deel 3.

Pierre Kemp, Daniel Pennac, Arthur Sze, Natasza Tardio, Tahar Ben Jelloun, Billy Childish

De Nederlandse dichter en schilder Pierre Kemp werd geboren in Maastricht op 1 december 1886. Zie ook alle tags voor Pierre Kemp op dit blog.

 

Avondbloemen

De bloemen zijn met te velen tegen mij.
Zij komen maar nader en worden te nabij.
Er is nauw plaats meer in mijn oogen
voor al die gele bogen
en al die witte schijven
moeten nu buiten blijven.
’t Is al zoo donker en ik beken
dat ik in den avond bang voor witte bloemen ben.

 

Midzomergoud

In gouden dagen.
Midzomerglans,
Heel ’t land één sage
Vol feeëndans.

De gouden schoven,
In zonnegloed
Laaiend van boven:
Een elfenstoet.

Fee-schoven-rangen
Dans-tipp’len loom
In verren gang ‘n
Midzomerdroom.

 

Sluitingsuur

Het timbre van een moeder
vaart over de congregaties van de bloemen
en luidt zich zacht
tusschen een klok en een ster.
Ik hoor den nacht
de andre namen van de dingen noemen.
De bloemen en vele zielen sluiten
zich binnen de ramen buiten.

 

 
Pierre Kemp (1 december 1886 – 21 juli 1967)
Beeldje van Pierre Kemp in het stadspark van Maastricht

 

De Franse schrijver Daniel Pennac werd geboren in Casablanca op 1 december 1944. Zie ook alle tags voor Daniel Pennac op dit blog.

Uit:Au Bonheur des ogres

« — Monsieur Malaussène est demandé au bureau des Réclamations.
Une voix de brume, tout à fait comme si les photos de Hamilton se mettaient à parler. Pourtant, je perçois un léger sourire derrière le brouillard de Miss Hamilton. Pas tendre du tout, le sourire. Bon, j’y vais. J’arriverai peut-être la semaine prochaine. Nous sommes un 24 décembre, il est seize heures quinze, le Magasin est bourré. Une foule épaisse de clients écrasés de cadeaux obstrue les allées. Un glacier qui s’écoule imperceptiblement, dans une sombre nervosité. Sourires crispés, sueur luisante, injures sourdes, regards haineux, hurlements terrifiés des enfants happés par des pères Noëls hydrophiles.
— N’aie pas peur, chéri, c’est le Père Noël !
Flashes.
En fait de Père Noël, j’en vois un, moi, gigantesque et translucide, qui dresse au-dessus de cette cohue figée sa formidable silhouette d’anthropophage. Il a une bouche cerise. Il a une barbe blanche. Il a un bon sourire. Des jambes d’enfants lui sortent par les commissures des lèvres. C’est le dernier dessin du Petit, hier, à l’école. Gueule de la maîtresse : « Vous trouvez normal de dessiner un Père Noël pareil, un enfant de cet âge ? » « Et le Père Noël, j’ai répondu, vous le trouvez tout à fait normal, lui ? » J’ai pris le Petit dans mes bras, il était bouillant de fièvre. Il avait si chaud que ses lunettes en étaient embuées. Ça le faisait loucher encore davantage.
— Monsieur Malaussène est demandé au bureau des Réclamations.
M. Malaussène a entendu, bordel ! Il est même au pied de l’escalator central. Et il s’y serait déjà engagé s’il n’était cloué sur place par la gueule noire d’un canon rayé. Parce que c’est moi qu’il vise, le salaud, pas d’erreur possible. »

 


Daniel Pennac (Casablanca, 1 december 1944)
Scene uit de film “Au Bonheur des ogres” uit 2012 met o.a. Raphaël Personnaz als Benjamin en Bérénice Bejo als Julia

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

The Shapes Of Leaves

Ginkgo, cottonwood, pin oak, sweet gum, tulip tree:
our emotions resemble leaves and alive
to their shapes we are nourished.

Have you felt the expanse and contours of grief
along the edges of a big Norway maple?
Have you winced at the orange flare

searing the curves of a curling dogwood?
I have seen from the air logged islands,
each with a network of branching gravel roads,

and felt a moment of pure anger, aspen gold.
I have seen sandhill cranes moving in an open field,
a single white whooping crane in the flock.

And I have traveled along the contours
of leaves that have no name. Here
where the air is wet and the light is cool,

I feel what others are thinking and do not speak,
I know pleasure in the veins of a sugar maple,
I am living at the edge of a new leaf.

 

Net Light

Poised on a bridge, streetlights
on either shore, a man puts
a saxophone to his lips, coins
in an upturned cap, and a carousel

in a piazza begins to turn:
where are the gates to paradise?
A woman leans over an outstretched
paper cup — leather workers sew

under lamps: a belt, wallet, purse — 
leather dyed maroon, beige, black — 
workers from Seoul, Lagos, Singapore — 
a fresco on a church wall depicts

the death of a saint: a friar raises
both hands in the air — on an airplane,
a clot forms in a woman’s leg
and starts to travel toward her heart — 

a string of notes riffles the water;
and, as the clot lodges, at a market
near lapping waves, men unload
sardines in a burst of argentine light.

 

 
Arthur Sze (New York,1 december 1950)

 

De Nederlandse schrijfster Natasza Tardio werd geboren in Assendelft op 1 december 1969. Zie ook alle tags voor Natasza Tardio op dit blog.

Uit: Vlucht

‘Sanne, kom op, wakker worden.’ De stem klinkt nu luider en indringender.
Met moeite doe ik mijn ogen open en zie mijn moeder op de rand van het bed zitten.
‘Wat is er?’ brom ik. ‘Moet ik al naar school?’ Maar ze schudt alleen maar haar hoofd. Een ongerust gevoel onder in mijn buik. Ik kom half overeind en kijk met een schuin oog naar mijn wekker. Het is kwart over een. Ik lig nog maar net in bed.
‘Nog een half uur, mevrouw Everts. Gaat dat lukken?’
‘Wie is dat? Wat doet die vent in ons huis?’ Ik ben nu klaarwakker.
‘Het is goed, Sanne. Het is iemand van de politie. Alles is oké.’ Geruststellend aait ze met haar hand over mijn hoofd. Mijn moeder draait zich half om naar de man en knikt bevestigend.
Oké? Hoezo, oké? Er loopt iemand van de politie in ons huis, midden in de nacht! Ik kan mijn moeder alleen maar verbijsterd aankijken.
‘Mam, wat is er aan de hand?’ Mijn stem klinkt hoger dan normaal. ‘Waarom is er politie in huis?’
‘Ik heb geen tijd om het je allemaal uit te leggen, Sanne. Pak zo veel mogelijk kleren en spullen in. Dingen die belangrijk voor je zijn. Voorlopig komen we niet meer terug, dus probeer niets te vergeten. Je hebt ongeveer een half uur.’
‘Maar…’
Maar voor ik mijn zin kan afmaken onderbreekt mijn moeder me.
‘Geen discussie nu. We leggen het later allemaal uit. Kleed je aan en pak zo veel mogelijk spullen in…’ Even valt er een stilte, maar dan gaat ze verder: ‘Ook al wordt er gezegd dat dat later ook nog wel kan.’ Mijn moeder kijkt me doordringend aan. ‘Heb je het begrepen, Sanne?’
Ik wil nog doorvragen, maar de vastberaden blik in mijn moeders ogen snoert me de mond. Ik knik.

 


Natasza Tardio (Assendelft, 1 december 1969)

 

De Marokkaanse romanschrijver, dichter en essayist Tahar Ben Jelloun werd geboren in Fez op 1 december 1944. Zie ook alle tags voor Tahar Ben Jelloun op dit blog.

Uit: L’ablation

“Je suis un hangar à souvenirs. Il suffit que je me baisse pour ramasser de quoi passer la journée
et surtout la nuit, car je suis insomniaque. Mes nuits sont blanches et inutiles. Mon insomnie ne me sert à rien, ni à lire ni à regarder un film ou écouter de la musique, ni à résoudre les énigmes de la science. Je ne suis pas un artiste, mais j’écris des poèmes que je ne montre pas et que je ne publierai jamais. Des poèmes où j’ose et dis tout, puis que je cache dans un tiroirsecret. Le jour, je suis chercheur en mathématiques, passionné par cette matière, même si j’en déplore la sécheresse et parfois l’aspect hermétique ou absurde.
J’ai toujours été attiré par cette discipline. Une véritable galaxie où je me réfugie même si j’y suis guetté par la folie. J’ai peur de finir ma vie dans un asile. Quelqu’un m’a dit un jour que les mathématiques et la poésie se ressemblaient. Elles obéissent à la même rigueur. Dans une formule, si l’on déplace une virgule on chamboule tout ; il en est de même en poésie, le mot doit être à sa place exacte, même si ce n’est pas sa place habituelle.
Mon insomnie est méchante. La nuit, tout m’énerve.
Tout m’exaspère. Je bute contre le temps. Je marche sur la tête, je parle tout seul, je gratte le plancher.
Je suis un autre. Je m’étonne moi-même d’être ainsi habité par un double qui attend le coucher du soleil pour me narguer et m’empêcher de tomber dans le puits du sommeil. Le sommeil est une question de chute dans le vide, dans l’inconnu. Je résiste. Mon corps se raidit, mes dents se serrent ( je porte des gouttières pour protéger mes dents qui ont tendance à s’entrechoquer et à grincer)
; je refuse la nuit.
Heure après heure, je voyage dans mon lit, changeant de position comme si mon corps était allongé sur une planche à clous. Je ne supporte pas le bruit feutré de la sonnerie du réveil. À quoi sert un réveil quand on ne dort pas ? Je pourrais intuitivement donner l’heure à n’importe quel moment de la nuit. Un jour je l’ai cassé, ça n’a pas résolu mon problème. C’était un réveil fabriqué en Chine. J’en ai acheté un autre, made in Germany. Il fait moins de bruit. Les objets sont mauvais. La nuit, le bois dont est fait mon lit travaille.”

 


Tahar Ben Jelloun (Fez, 1 december 1944)
Cover

 

De Britse dichter, schrijver, schilder, zanger en producer Billy Childish (echte naam William Charlie Mand) werd geboren op 1 december 1959 in Chatham, Kent. Zie ook alle tags voor Billy Childish op dit blog.

 

I am the strange hero of hunger (fragment)

Naturally I have no heros
I am my heros
I am my brothers
And sisters
I feel myself joined by the soul
With all buti
My hart sings with every brave endevor
With the strange wings of impossible butterflys
With every rock that breaths life into the world

I stand shoulder to shoulder with
All denouncers of meaness
I honour spirit and faith
And I uphold the glorious amiture
I am in love with desperate men
With desperate hands
Walking in 2nd hand shoes
Searching for god
And
Hearing god
And hating god
I am a desperate man buckled with fear
I am a desperate man who demands to be listend to
Who demands to connect
I am a desperate man who denounces the dullness of
Money
And status
I am a desperate man will not bow down to acolayed or
Success
I am a desperate man who loves the simplicity of painting
And hates gallarys and white walls and the dealers in art
Who loves unreasonableness
And hot headedness
Who loves contradiction
Hates publishing houses
And
Also I am Vincent Van Gogh
Hiroshige
And every living breathing artist
Who dares to draw god
On this planet

 


Billy Childish (Kent, 1 december 1959)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e december ook mijn vorige blog van vandaag.

Pierre Kemp, Arthur Sze, Natasza Tardio, Daniel Pennac, Tahar Ben Jelloun, Billy Childish, Ernst Toller, Mihály Vörösmarty, Valery Bryusov

De Nederlandse dichter en schilder Pierre Kemp werd geboren in Maastricht op 1 december 1886. Zie ook alle tags voor Pierre Kemp op dit blog.

 

Geruis

De wind is een ding
en de bladeren zijn een ander.
Ze ruisen onderling
al lang samen met elkander.
Ik sta daarbij en luister mij niet moe.
Soms schijnt me alles vaag, soms alles klaar.
En als ik even mijn hoed af doe,
is muziek een beweging door het haar.

 

Zingende daad

De kinderen zingen naar een daad.
Zij gaan op de zon af vanuit hun straat
en stormen langs de ladders van het licht
naar boven! Midden in mijn klein gedicht
hoor ik dit aan en vraag het groen:
of ook ík een zingende daad zal doen?
Zeker, wuiven de bomen met hun vlag:
kinderen en dichters zijn eenzelfde slag,
dat alles kan en alles mag.
Daar valt de wind uit zijn goedgeluimde lach
in de bladeren en heel de wereld staat
eerst nu vol zingende overdaad!

 

Eenzaamheid

De lucht is zo lila en lauw
om de rose bloemen bij de molen.
Het water ernaast stapt grauw
geruist in de schoepen met vloeiende zolen.
Het is er om in ’t grijs gereed te staan
en maar in en uit de kamers te gaan.

 

 
Pierre Kemp (1 december 1886 – 21 juli 1967)
Fourrures door Pierre Kemp, 1929

Lees verder “Pierre Kemp, Arthur Sze, Natasza Tardio, Daniel Pennac, Tahar Ben Jelloun, Billy Childish, Ernst Toller, Mihály Vörösmarty, Valery Bryusov”

Pierre Kemp, Arthur Sze, Daniel Pennac, Tahar Ben Jelloun, Billy Childish, Henry Williamson, Ernst Toller, Mihály Vörösmarty, Valery Bryusov

De Nederlandse dichter en schilder Pierre Kemp werd geboren in Maastricht op 1 december 1886. Zie ook alle tags voor Pierre Kemp op dit blog.

 

Ritournelle

Het licht doet met me wat het wil,
of ik al ga, of ik sta stil,
of ik iets neem, of iets leg neer,
bij alles is het licht mijn heer.
Zo word ik, man, toch nog een vrouw;
ik die van rood houd, word een blauw;
ik die van dag wil zijn, een ding
van avond met in de schemering
een rode streep, die duidt op wind,
tot ik het licht van mijn eigen vind
en met mijn rood sla naar dat blauw
en ik mijn man graaf uit die vrouw.
Eerst dan word ik mijn eigen heer,
of ik iets neem, of iets leg neer,
of ik al ga of ik sta stil,
omdat mijn eigen licht dat wil.

 

Zomermiddag

De mens wordt groter en het land wordt kleiner.
Het gaat naar de middag en de zon
is de hevigste man in de streek en tussen de bomen
waar twee roodgeruite jongedochters komen
en gaan naar de stad.
Ze hebben haar hoeden van het hoofd genomen
en zeggen elkander dat.

 

Gang

Ik, de zon en de weg
en de zon, de weg en ik
in zonderlinge samenhang
op dit ogenblik.

Ik ruik geen bloemen, ik zie
geen bomen, geen vogels, geen heg.
Ik voel maar een gaande man in de zon
op een weg.

 

 
Pierre Kemp (1 december 1886 – 21 juli 1967)

Lees verder “Pierre Kemp, Arthur Sze, Daniel Pennac, Tahar Ben Jelloun, Billy Childish, Henry Williamson, Ernst Toller, Mihály Vörösmarty, Valery Bryusov”

Arthur Sze

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Sze studeerde aan de Universiteit van California, Berkeley. Zijn gedichten zijn verschenen in The American Poetry Review, Boston Review, Conjunctions, The Kenyon Review, Manoa, The Paris Review, The New Yorker en de Virginia Quarterly Review,, en zijn vertaald in het Albanees, Chinees, Nederlands, Italiaans, Roemeens en Turks. Hij heeft acht bundels poëzie op zijn naam staan, waaronder The Ginkgo Light (2009) en de Windroos (2014), auteur. De laatste bundel was finalist voor de 2015 Pulitzer Prize voor Poëzie. Zijn werk is opgenomen in vele bloemlezingen. Hij was Visiting Hurst hoogleraar aan de Universiteit van Washington, een Doenges Visiting Artist aan Mary Baldwin College, en werkte aan de Brown University, Bard College en Naropa-universiteit. Hij is emeritus hoogleraar aan het Institute of American Indian Artsis, de eerste Poet Laureate van Santa Fe. In 2012 werd Sze gerkozen als Chancellor of the Academy of American Poets.

Shooting Star

1
In a concussion,
the mind severs the pain:
you don’t remember flying off a motorcycle,
and landing face first
in a cholla.

But a woman stabbed in her apartment,
by a prowler searching for
money and drugs,
will never forget her startled shriek
die in her throat,
blood soaking into the floor.

The quotidian violence of the world
is like a full moon rising over the Ortiz mountains;
its pull is everywhere.
But let me live a life of violent surprise
and startled joy. I want to
thrust a purple iris into your hand,
give you a sudden embrace.

I want to live as Wang Hsi-chih lived
writing characters in gold ink on black silk—
not to frame on a wall,
but to live the splendor now. 

2
Deprived of sleep, she hallucinated
and, believing she had sold the genetic
research on carp, signed a confession.
Picking psilocybin mushrooms in the mountains

of Veracruz, I hear tin cowbells
in the slow rain, see men wasted on pulque
sitting under palm trees. Is it
so hard to see things as they truly are:

a route marked in red ink on a map,
the shadows of apricot leaves thrown
in wind and sun on a wall? It is
easy to imagine a desert full of agaves

and golden barrel cactus, red earth, a red sun.
But to truly live one must see things
as they are, as they might become:
a wrench is not a fingerprint

on a stolen car, nor baling wire
the undertow of the ocean. I may hallucinate,
but see the men in drenched clothes
as men who saw and saw and refuse to see.

 
Arthur Sze (New York,1 december 1950)