Thomas Verbogt, Eileen Myles, Abraham Jehoshua

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Maak het mooi (Kijken in de tijd)

“Een herfstdag, natuurlijk een herfstdag, ik loop door Nijmegen, door de oude Lange Hezelstraat, ik weet wat er gaat gebeuren, wat alleen maar gebeurt omdat ik het weet maar ik stel het nog even uit. Natuurlijk loop ik hier even met mijn vader, minstens een paar seconden. Ik zeg, ik wil graag zeggen: Wat voorbijgaat, is nog gaande, dus niet voorbij.’ Hij is het met me eens: veel blijft maar voorbijgaan zonder ooit voorbij te zijn. Bijna niets eindigt ooit echt. Dan is hij weer verdwenen in wat hem na zijn dood overkwam, zijn tijd is niet voorbij, hij ook niet, het zal niet gebeuren. Ik weet dat zonder te weten hoe ik dat weet. Niet van alles wat je weet hoef je te weten hoe dat komt. Hoe lang geleden is het dat ik hier Jana zag staan, toevallig? Ik zag haar op haar rug, ze stond voor een etalage van een kleine winkel met curiosa. Aan haar rug was haar aandacht te zien. Als ik haar zou begroeten, kon ik er niet onderuit te bekennen dat ik niet wist hoe ik het moest doen met haar zusje, met Nienke, maar dat het aan mij lag, dat ik me met veel in het leven geen raad wist. Grote woorden! Veel in het leven. Ik kan kijken in de tijd, niet altijd, wel vaak. Even stilstaan en een kant kiezen, een richting, heen en terug. Het is een herfstdag waarin wat van de zomer is overgebleven, ik kijk door de straten heen, door de binnenstad heen, naar een buitenwijk, ja, daar. Na mijn eerste jaren Graafseweg, hartje stad, daas naar de rand toe, de bossen, de nieuwbouwwijk, gewoon maar kijken is het, richten, rust nemen en daar sta ik, klaar om te worden gefotografeerd. Het is een zondag in juni, 1960, zeven jaar ben ik, een zonnige dag, warm, van die slappe warmte, bijna zomer. Ik doe mijn eerste heilige communie en heb daarom een keurige lange broek aan, een grijze, met een scherpe vouw, ook een nieuw jasje, blauw, en een lichtblauw overhemd dat kriegel jeukt in mijn nek. Kleren waarin je opgesloten zit, waarmee een nieuwe fase in je leven begint. Mijn moeder noemt ze nette kleren. Mijn iets te grote schoenen zijn zo nieuw dat ik er bijna niet op durf te lopen. Ik geloof dat ik toen voor het eerst woedend werd of begreep wat dat was, woedend zijn, ik schrok ervan, een klap in mijn gezicht. Omdat ik bang was. Bang voor hoe ik mezelf zag, over mezelf dacht. Weerzin was het, haast grenzend aan haat. Dat kwam niet alleen door die kleren, hoewel die te maken hadden met een bestaan waarvan ik ver weg wilde zijn. Mijn angst was de angst dat die woede gewoon bij het leven hoorde waarin ik nu een nieuwe stap zette, een stap waarvoor ik niet gekozen had, maar die moest, die van me verwacht werd. Ook angst voor verwachtingen was het. Dat je de hele tijd besefte wat er van je verwacht werd. Je was nog steeds kind, maar nu een kind dat moest begrijpen dat het menens was met het leven, dat leven zoiets was als tegen de stroom in zwemmen.
`Je bent een plaatje,’ roept tante Mia, de zeer Limburgse zus van mijn moeder die haar helpt deze feestdag perfect te laten verlopen.”

 

Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Eileen Myles werd geboren in Boston, Massachusetts, op 9 december 1949. Zie ook alle tags voor Eileen Myles op dit blog.

 

Göteborg

Voor Daphne en Alice

Kwam thuis en verloor
tonnen bewust
zijn.

Een tijdlang
stal ik dienbladen
uit hotels
& nu steel ik
kopjes

Er was deze handdoek
die ik heel graag wou hebben.
Zweden heeft verstand
van handdoeken

Er lag een shirt
op het vliegveld,
wit, een beetje gevlokt,
in alle opzichten
iets voor mij,

behalve
deze gordel

Ik kocht
voor de gordel
een burger &
miste bijna
mijn vliegtuig.

Ik rende
en mijn hart
bonkte

Ik was niet zo
snel

Er rende
een man
met mij mee

Ik schreeuwde
36
in kameraadschap

maar hij negeerde
me, maar toen

begon hij
onzin

uit te kramen. Ik
ken dat.

Er is zoveel
koffie

Er is voldoende
koffie

Ik wou dat
iemand

hier was.

Ik word
zo’n gevoelig
iemand
die tien uur

heeft geslapen
Ik ben net als

Vincent Price
in alles

mijn zachte stem
die van alles
fluistert

Er was
een vrouw
in mijn gedicht

nee ik bedoel
mijn droom

en ze leek
op iemand
met wie ik vroeger uitging

nee,
zij voelde aan
zoals zij

alsof zij
haar

zou worden
en het was
een intense
tijd
in ons beider
leven

zij maakte
iets
af
en ik
maakte een
berg van
slaap

het was
misschien
gek
en ze maakte me
aan het lachen,
maar

ik voelde
dat de kloof tussen ons

snel zou worden
gedich
t

het moet
waar zijn

dacht ik
het voelt

Aldus
de twee
personen
die op het punt staan
ons te worden

Dit geologische
drama

tonnen van
tijd manifest
als personen

ik
boog
mezelf
langzaam

naar voren
om de kleine
afstand

te overbruggen

en ik werd
getroffen
in de droom

door het feit
dat ze
iemand was

en ik doe dit

maak
haar tot de mijne
om mijn koffie

mee te delen
het is
beter
nu

studenten!

de koffie
is goed
hij is
goed voor mij

geworden
gedurende
de dag

en dit
is de relatie
die ik wilde

de donkere
vloeistof
die mij wakker maakt
in een
gestolen
kopje.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Eileen Myles (Boston, 9 december 1949)

 

De Israëlische schrijver Abraham Jehoshua werd geboren op 9 december 1936 in Jeruzalem. Zie ook alle tags voor Abraham Jehoshua op dit blog.

Uit: De tunnel (Vertaald door Kees Meiling)

“Laten we eens samenvatten hoe de zaak ervoor staat,” zegt de neuroloog. “Ja, laten we samenvatten,” fluisteren ze allebei. “De klachten zijn niet geheel en al denkbeeldig. Er heeft zich daadwerkelijk atrofie in de hersenkwab voorgedaan en die duidt op een lichte degeneratie.” “Waar precies?” “Kijk hier, in de hersenschors.” “Het spijt me, maar ik zie niets.” Zijn vrouw buigt zich voorover naar de foto. “Ja, iets donkers hier,” geeft ze toe. “Maar dat is toch maar heel klein.” “Inderdaad, heel klein,” bevestigt de neuroloog, “maar het kán zich uitbreiden.“ Kan, slechts kán? Of gaat het ook gebeuren?” Zijn stem trilt. “Kan en het gáát ook gebeuren.” “En in welk tempo?” “Er gelden geen vaste regels voor welke pathologische ontwikkeling dan ook en zeker niet in de hersenschors. Het tempo hangt verder ook van u af.” “Van mij af? Hoezo van mij?” Van uw gedrag. Dat wil zeggen, van hoe u ertegen vecht, hoe u zich teweerstelt.” “Mij teweerstel tegen mijn hersens? Hoe dan?” “De ziel tegen de hersens.” “En ik heb altijd gedacht dat dat hetzelfde was.” “In het geheel niet, in het geheel niet,” zegt de neuroloog beslist. “Hoe oud bent u, meneer?” “Drieënzeventig…” “Nog niet,” corrigeert zijn vrouw, “hij streeft altijd verder… tot het einde toe…” “Kijk eens aan,” bromt de arts, “dat is ook al niet zo best.” Voor het eerst ontdekt de patiënt dat tussen de krullen van de neuroloog een klein keppeltje verstopt zit. Toen hij liggend werd onderzocht had de arts het waarschijnlijk afgedaan uit angst dat het op zijn gezicht zou vallen. “Want kijk, bijvoorbeeld, de namen die u niet te binnen willen schieten…” “De voornamen vooral,” haast de patiënt zich de puntjes op de i te zetten. “Want achternamen komen nog betrekkelijk gemakkelijk bij me op, maar de voornamen smelten als het ware weg wanneer ik ze probeer aan te raken.” “Kijk eens aan, daarmee hebt u al een klein slagveld. Neem geen genoegen met slechts de achternamen, geef de voornamen niet zomaar op.” “Ik geef niets zomaar op, maar wanneer ik moeite doe erop te komen, springt zij er meteen bovenop en is me voor.” Dat is niet zo best,” berispt de arts zijn vrouw. Mat is niet handig, zo helpt u hem niet verder.” “Dat is waar,” erkent zij volmondig haar schuld. “Maar soms duurt het zó lang voordat hij erop komt, dat hij inmiddels vergeten is wat hij ermee wilde zeggen.” “Maar toch moet u hem de gelegenheid geven om er zelf op te komen en voor de herinnering te vechten, alleen zo zult u hem helpen.” “IJ hebt gelijk, dokter, ik beloof dat ik zo zal doen voortaan.” “Vertel me eens, bent u nog werkzaam?” “Niet meer. Ik ben met pensioen, inmiddels vijf jaar.” “Met pensioen, maar wat deed u als ik wagen mag?” “Israëlische Wegenbouw.”

 

Abraham Jehoshua (9 december 1936 – 14 juni 2022)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e december ook mijn blog van 9 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Thomas Verbogt, Eileen Myles

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Olifant van Zeep

“In bed zag ik dat het zomer begon te worden. Over dat besef dacht ik na. Het is net alsof het krachtiger is dan bijvoorbeeld lang geleden, terwijl er nauwelijks iets lang geleden is.
Ik pakte een boek dat ik gisteravond naast mijn bed legde nadat ik er een paar pagina’s in had gelezen, van de Britse kunstenaar Tracey Emin, van wie ik al veel verontrustend werk zag. Strangeland, zo heet haar boek. Op de achterkant staat: Strange things always happened when I
did not wear a watch… Dreams don’t have time. Neither does sleep, nor death. That’s why it is sometimes good to wear a watch.
Ik draag alleen maar een horloge als ik ergens op tijd moet zijn, want voordat ik daar arriveer, ben ik ergens anders, en soms weet ik niet hoe laat ik daar moet vertrekken. In huis is de enige klok de wekker naast mijn bed.
Ik zag dat die het niet deed. Dat zag ik gisteren al, maar ik dacht dat het vandaag anders kon zijn, dat ik me kon vergissen. Het was een nieuwe wekker en misschien was het nieuwigheid waardoor die het niet deed. Maar vanochtend bleef hij het niet doen.
Daarom ga ik ermee terug, naar de klantenservice van het warenhuis. Daar zit een mevrouw die eruitziet of alles haar kwaad maakt. Haar haar is oranje van kleur en het is net alsof zich in dat haar een kleine explosie heeft voor- gedaan. Ze zal begin veertig zijn, wat ze een weerzinwekkende leeftijd vindt. Het is duidelijk dat ze geen zin in de dag, geen zin in mij en geen zin in het leven heeft. Dat is
heel veel geen zin. Het is dus een beetje onduidelijk wie wie bij deze klantenservice service moet verlenen.
Ik denk echter: ik moet ergens over beginnen, want zij doet dat vast niet.
Ik zeg dus: ‘Goedemorgen, mevrouw. Deze wekker is kapot. Heb ik pas hier gekocht. Gisteren, geloof ik.’
Zij zegt: ‘Bon.’
Soms houd ik van korte instructies. Ik geef haar de aankoopbon.
‘Wat is er dan met die wekker?’ vraagt ze.
Ik antwoord: ‘Hij maakt geen geluid.’
‘Hij maakt geen geluid,’ herhaalt ze mat.
Ik moet dit toelichten, voel ik. ‘De wekker wekt niet.
Ik word er niet wakker van.’
‘U wordt er niet wakker van,’ zegt ze.
‘Nee,’ zeg ik.
Achter haar zijn smalle ramen waardoor je niets kunt zien. Toch komt er licht doorheen. De zomer is nauwelijks ergens tegen te houden.”

 

Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Eileen Myles werd geboren in Boston, Massachusetts, op 9 december 1949. Zie ook alle tags voor Eileen Myles op dit blog.

 

Beste Adam

Ik zei taart
Ik zei hoge hoed
Ik zei microfoon
vier kleine gouden babyhoofdjes
wacht ik zei piraat geest
wacht wacht ik zei lachende kat met gesloten ogen
hij krabbelde terug oh mijn god
Ik dacht: verdomme ja, ik kan dit lezen op de marathon
Hij zei Eileen glimlacht
ehhh ik kan het gebruiken
de bel van mijn computer ging
hetzelfde bericht
wacht de kat huilt van opluchting
de kat is een duivel nu
de kat is niet boos

de kat die geracialiseerde jazz maakt
uh of niet mijn witte handen
Ik praat nu met iedereen.
en ik gebruik een filter. Nee doe ik niet
Ik erken dat er
twee keer een foto van mij is. Pas sinds kort
ken ik de term jazzhanden
als we Pennsylvania verkloten, wat is dan onze
hoop om te leven in een gestolen land dat altijd werd gestolen
en grotendeels door gestolen mensen bewerkt werd. Uit een
conservatieve
diaspora kwam ik bastaard dichter uit Massachusetts
om mijn stempel te drukken
liefde & deze dingen en gelegenheden
om te spreken. We kunnen niet vallen, we krioelen van de nieuwe
gelegenheid
we ontdekken wat weerstand betekent
onze tijd & blazen de binnenkant van mijn computer op
bok studies
de telefoon zegt afgeleverd
wat is.
Adam zegt heb je mijn baard gezien.
We praten even over geld
Ik rijd op mijn fiets. Stap af de telefoon doet
ting. Het is zijn baard die belt. ik doe oh.
jij hebt wat ik wil.
hij zegt lol
dan doodshoofd
dan raket
dan Turkije
groen pistool
en een vlam. lk
weet niet wat ik daarop terug moet zeggen
Ik zeg fiets en ga.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Eileen Myles (Boston, 9 december 1949)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e december ook mijn blog van 9 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Thomas Verbogt, Eileen Myles

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Hoe alles moest beginnen

“Onze lach
Het park mik ik al voordat ik het zie, een geur waarvan ik houd, het is de geur van de dag die nog maar kort geleden begonnen is, er zit licht in en beloftes. Alleen al daarom loop ik er elke dag doorheen. Het is de lente van 1992, ik ben naar de supermarkt geweest en nu op weg naar huis. Op een bank bij de ingang van het park zit een zware Oost-Europese man die op zijn klarinet swingend ‘Zie de maan schijnt door de bomen’ speelt. Waarschijnlijk is hij net hier en hebben zijn musicerende landgenoten hem een loer willen draaien: ‘Speel dat maar. Daar zijn die Hollanders dol op.’ Een moeder duwt haar jonge dochter haastig voor zich uit, bang iets te moeten uitleggen. Als ik al veel verder ben, hoor ik het lied nog, een nieuwe variatie, nog steeds swingend. Ik ga op een bank bij de vijver zitten, en dan is het ineens een zondagnamiddag in december, ik ben bijna acht Ik loop naar het huis van Licia. Ze komt al naar buiten. We gaan naar het wijkgebouw, vier straten verder, waar die middag een paar films van Laurel en Hardy worden vertoond. Daar zijn we gek op, zo kijken we graag naar de wereld van volwassenen. In een zijstraat in de buurt van het wijkgebouw stopt een bestelbusje waarop in grote rode letters staat KWALITEIT IS ONZE RECLAME, en ook een naam, maar die naam zegt ons niets. Over zo’n slogan kunnen we lang praten, maar daar komen we nu niet toe, want uit het busje stappen Sinterklaas en een Zwarte Piet Ze hebben ruzie, en niet zo’n beetje ook. We horen dat het over geld gaat, maar snappen er verder niet veel van. En als Zwarte Piet Sinterklaas nijdig een duw geeft, krijgen we de slappe lach. Zwarte Piet beent op ons af en briest ‘Wat valt er te lachen?’ We maken ons uit de voeten. In het wijkgebouw lachen we even later harder dan de andere kinderen, opgelucht dat we onze lach alle ruimte mogen geven. Een van de films was die waarin Oliver Hardy met een gebroken been in het ziekenhuis ligt en Stan Laurel hem met een zak noten en hardgekookte eieren komt opzoeken. Die film zie ik nog regelmatig en telkens voel ik onze lach. Ik geloof dat veel van ons intens was, onze vrolijkheid, onze ernst, onze nieuwsgierigheid en vooral onze vriendschap.
Er zijn niet veel mensen in het park. De klarinettist hoor ik niet meer. Misschien heeft iemand hem gewezen op de ongelukkige muziekkeuze. liet komt natuurlijk door de herinnering van zojuist dat ik Licia het park in zie lopen, door de ingang recht tegenover me. Het is net alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Ze ziet me zitten, ze zwaait en terwijl ze dat doet, buigt ze even haar hoofd. liet is zo vreemd, ik weet dat het niet waar is, maar tegelijkertijd weet ik het ook niet zeker. Waarom komt Licia er niet aan? Waarom komt ze niet uit onze gelukkige tijd door al die jaren heen opnieuw naar me toe, alsof we het leven opnieuw gaan veroveren? En dat we opnieuw zeggen dat we niet zonder elkaar kunnen, natuurlijk niet, dat we onszelf alsjeblief niets moeten wijsmaken. De gedachte, het beeld, het vooruitzicht beneemt me bijna de adem, ik voel tranen in mijn ogen, ik wil opstaan, ik wil ook zwaaien, maar het is net alsof er iets is wat me zo zwaar maakt dat ik me niet kan bewegen.”

 

Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Eileen Myles werd geboren in Boston, Massachusetts, op 9 december 1949. Zie ook alle tags voor Eileen Myles op dit blog.

 

Film

Je bent als
een beetje fruit
je bent als
een maan die ik wil
vasthouden
Ik zei citroenglooiing
over jouw
heup
omdat het een
van mijn woorden is
over jou
dat ik fluisterde
in bed
dit fijnwrijven,
van het fruit &
dan alleen
met mijn boek
maar erin
schrijvend de pagina’s
wapperend
tegen mijn knokkels
in het
licht als een
zeil.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Eileen Myles (Boston, 9 december 1949)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e december ook mijn blog van 9 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Thomas Verbogt, Eileen Myles

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Als je de stilte ziet

“Ingehouden, besmuikt hoesten hoor ik haar. En lachen tegelijk, heel kort. De lach van Marleen, even maar, verontrustend in de stilte van het huis, de lach waarmee ik niets te maken mag hebben, maar die ik toch horen moet. Er gaat me iets niet aan, dát moet ik begrijpen, maar ik weet niet hoe. Dat is mijn verontrusting. Haar lach moet me raken, ik weet het zeker, zij ook.
Ik heb haar niet horen thuiskomen, ik zat in de tuin met de Muziek Expres, dacht na over een foto van Bob Dylan achter een piano, in strakke donkere kleding met een zonnebril op, geconcentreerd, alsof hij niet bij onze wereld hoorde en, voor zover ik me een voorstelling kon maken van onze wereld, ook niet bij een andere, alleen maar bij zichzelf, wat ik ook wilde, alleen maar bij mezelf horen.
Ik wacht, misschien hoor ik haar nog een keer lachen, maar het blijft stil. Het is het soort stilte waarvan ik nerveus kan worden. Vader geeft college, moeder is naar een vriendin met wie ze om de twee weken over een nieuw boek praat, gesprekken waar ze het thuis niet over heeft.
Meestal roept Marleen schel en dwingend: ‘Ik ben er!’ Mijn vader liep laatst de gang op en zei: ‘Wij ook, poppie.’ Ze kan er niet tegen als hij haar poppie noemt. Daarom zeg ik het ook soms: ‘Wil je je alsjeblieft niet met me bemoeien, poppie! Alsjeblieft niet, poppie!’ Ze kan potsierlijk tieren met haar ogen.
Ze heeft niets geroepen, ze zal me gezien hebben, in de tuin.
Ze is nu al een paar maanden het huis uit, aan het begin van de zomer is ze vertrokken, naar Arnhem, waar ze aan de kunstacademie gaat studeren. Ze heeft een kamer gevonden in de buurt van het station, aan de Sonsbeekzijde. De kamer is niet groot, maar kijkt uit over het glooiende park, een van de fraaiste stadsparken van Nederland, met een groot en statig wit huis in de verte. Het uitzicht maakt haar kamer ruim. Die kamer is het grootste gedeelte van een lage zolder in een herenhuis, eigendom van de oude mevrouw Muskens, die om de maand in het zuiden van Engeland woont, bij Lyme Regis (foto in de hal: uitzicht op zee in ochtendmist), en graag wil dat het huis er dan levendig uitziet, alsof het bewoond is. Marleen mag in die periodes ook zitten in de koel geurende woonkamer van mevrouw Muskens vol herinneringen aan Nederlands- Indië waar ze op de eerste dag van de twintigste eeuw werd geboren, in een klein ziekenhuis ergens in een groen paradijs op West-Sumatra.”

 

Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Eileen Myles werd geboren in Boston, Massachusetts, op 9 december 1949. Zie ook alle tags voor Eileen Myles op dit blog.

 

Ons geluk

was het toen de
lichten uit
waren

de hele stad
in het donker

& we naar het noorden reden
naar het gele appartement
van onze vrienden
waar ze stroom
hadden & wij
konden werken

later bleven we
in het verduisterde
appartement jij ziek
in bed & ik
ambitieus schrijvend
bij kaarslicht
in dunne blauwe
boekjes

je buurman had
een generator &
na een tijdje
hadden we een klein
beetje licht

ik liet de
hond uit & jij
was nog
een klein beetje
ziek

we zaten op een stoepje
op een dag
laat in de middag
we hadden heel weinig
geld. genoeg voor
een sterke cappuccino
die we daar zittend
deelden &
plotseling was
de stad verlicht.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Eileen Myles (Boston, 9 december 1949)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e december ook mijn blog van 9 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.

Wat heeft Sint voor jou gekocht? (Thomas Verbogt), Arthur Sze

Bij Sinterklaas

 

 

Uit: Wat heeft Sint voor jou gekocht? (Geraas)

“Terwijl de wind steeds harder door de bomen begon te waaien (hier in huis zelfs waaide de wind), moest ik alles nog regelen voor het heerlijk avondje. Ieder jaar neem ik me voor dat anders te gaan doen, zoals mijn moeder vroeger. Die had volgens mij in oktober alles al in huis. Nu vind ik dat wat vroeg, maar op de laatste dag is weer het andere uiterste. Over iets wat mijn eigen schuld is, klaag ik nooit. Waarom zou ik, ik vind het ook wel iets hebben. Laten we het alsjeblieft aangename nervositeit noemen. Altijd moet ik vlak voor pakjesavond nog iets kopen. Nu ook weer, in het warenhuis, een sieraad, althans een onderdeel van een sieraad, iets voor aan een ketting. Ik was danig winkelziek, maar had duidelijke instructies: die ingang, dan rechtdoor, tweede vitrine links Maar daarin zag ik het dringend gewenste geschenk niet, hoe heette het ook alweer? Het was benauwend druk en toen ik eindelijk een mevrouw van de sieradenafdeling te spreken kreeg en de gedeeltelijke naam van het sieraad noemde, zei ze dat ik waarschijnlijk ‘bij onze banketbakker’ moest zijn. Ik schudde mijn hoofd en keek om me heen. En ja, toen werd het stil in me, een milde vorm van acute levensmoeheid die naar binnen sloeg en me min of meer versteende. Alleen mijn ogen kon ik nog naar links en naar rechts draaien. Vanuit mijn linkerooghoek zag ik een verkoopster naar me toe komen, een Surinaamse. Ze glimlachte geruststellend, legde een hand op mijn onderarm en zei zacht: ‘IJ zoekt iets, maar weet niet wat.’ Ik kon me weer bewegen en knikte opgelucht, niet alleen omdat ze me begreep, maar ook omdat ze mijn leven trefzeker samenvatte. Ze stelde voor samen even te kijken. Dat deden we en binnen de kortste keren had ik wat ik zocht. Nadat ik had betaald, liep ze nog een stukje mee naar de uitgang. Ten afscheid legde ze weer even haar hand op mijn onderarm. Het heerlijk avondje was begonnen.”

 

Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

 

De Chinees-Amerikaanse dichter Arthur Sze werd geboren op 1 december 1950 in New York. Zie ook alle tags voor Arthur Sze op dit blog.

 

Het geschenk

De stukjes van deze legpuzzel vormen
straks het gouden gezicht van Toetanchamon,

maar momenteel zijn het vlekjes
kleur verspreid over de vloer.

Deze momenten van bewustzijn
hebben geen puzzelpasvorm – hartslag

van een vliegende zwaluw – sporen
van een rode lynx op het Windsorpad,

voorgevoel dat vreugde schuilgaat in
een lucifer, in zonnebloemstengels uitrukken,

een urn leegschudden vanaf een brug
zodat de asresten een wolk vormen.

De stukjes van een leven blijven uiteindelijk
stukjes. Niemand kan papyrus herstellen

als het eenmaal vlam heeft gevat;
maar voordat de agapanthus bloeit,

voordat het lichaam verschroeit, uitwist
het bewustzijn, heb je tijd

om te puzzelen, schommelen, slingeren, brassen
huppelen, doedelen, klagen, gloeien.

 

Vertaald door K. Michel

 

Arthur Sze (New York, 1 december 1950)

 

Zie ook alle tags voor Sinterklaas en voor 5 december en zie voor de schrijvers van de 5e december ook mijn blog van 5 december 2018.

Thomas Verbogt, Margot Vanderstraeten, Eileen Myles, Patricio Pron, Michael Krüger, Gioconda Belli, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Het eerste licht boven de stad

`Het was echt zo.’ Dat zeiden we later zo nu en dan tegen elkaar als we het over onze eerste gesprek hadden: ‘Het was echt zo.’ In de eerste jaren van onze vriendschap hadden we het er nooit over. Misschien dachten we van elkaar dat we het hadden verzonnen. We waren elkaar weleens tegengekomen, maar kenden elkaar niet. Een vriendin had gezegd dat het geen kwaad kon als we eens met elkaar zouden praten, omdat hij verhalen schreef en ik ook. Het is de namiddag van een zomerse dag. Het is stil in de stad. Hij woont in een wijk die de Indische Buurt wordt genoemd. Op de fiets vraag ik me af wat er over mijn verhalen te zeggen valt. Zelf vind ik ze goed, maar ik weet dat ze nog beter kunnen worden. Misschien weet hij hoe dat moet. Zijn verhalen ken ik niet. Hij heeft een smalle kamer in het huis waar hij met zijn moeder en zus woont. Zijn vader is kort daarvoor overleden. Hij wijst me naar de enige stoel in die kamer, een gehavende fauteuil, zelf gaat hij op bed zitten. Tussen ons in staat een kleine tafel waarop hij twee beugelflessen bier zet. Er ligt een geel boek, een aflevering van het literaire tijdschrift Randstad. Hij wijst ernaar en zegt dat er verhalen van Jorge Luis Borges in staan. Ik ken die schrijver niet. Hij slaat het tijdschrift open en begint een verhaal voor te lezen, ‘De ooggetuige’. Aan zijn stem merk ik dat het geen lang verhaal kan zijn. Ineens steekt hij een vinger omhoog. ‘Hier gaat het om,’ zegt hij: `Indertijd was er een dag die de laatste ogen uitdoofde die Christus zagen; de slag van Junín en de liefde van Helena sterven met de dood van een mens. Wat zal er met mij sterven wanneer ik kom te sterven, welke hartroerende of vergankelijke vorm zal de wereld dan verliezen?’ Hierna komt er nog een zin, een lange zin, en dan is het verhaal klaar. Ik knik en zeg dat het goed is dat hij me dit verhaal leerde kennen. Ik weet zeker dat we vrienden zijn geworden. We hebben het alleen maar over boeken. Hij vooral over het werk van Kafka, ik over Nabokov, van wie ik een paar jaar eerder voor het eerst iets las, de verhalenbundel Lente in Fialta. Ik sloeg die open in de boekhandel en las over de geur die in een dorp aan zee hing.”

 


Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

 

De Belgische schrijfster en journaliste Margot Vanderstraeten werd geboren in Zonhoven op 9 december 1967. Zie ook alle tags voor Margot Vanderstraeten op dit blog.

Uit: Mise en place

“Als Louise in haar testament niet expliciet had gevraagd om haar dood met een familiediner op te vrolijken, zou ik vandaag mijn koksjas niet dichtknopen en mijn toque niet opzetten. Donderdag is sinds jaar en dag de vaste sluitingsdag van Restaurant Victoria. Maar Louise is en blijft mijn lievelingszus. Zelfs nu ze dood is, kan ik haar niets weigeren. Maandagmiddag drie dagen geleden. Ik had juist woedend een bord beetgare asperges met een gepocheerd kwartelei terug naar de keuken gestuurd, toen de hoofdzuster belde met de mededeling dat zuster Augustine, alias Louise, die nacht in vrede was heengegaan. Dat ik als eerste van de familie het nieuws vernam, lag meer aan toeval dan aan iets anders. Eerst heeft de hoofdzuster moeder proberen te bereiken, maar moeder, tweeënnegentig jaar, gaf niet thuis. Moeder geeft de helft van de tijd niet thuis, omdat ze de helft van de tijd haar gehoorapparaat uitschakelt. Na dat vergeefse telefoontje heeft de hoofdzuster naar Ivo gebeld, dat is de oudste van ons vier, en ook de verstandigste. Bij Ivo stuitte ze op een antwoordapparaat. Omdat de zuster het goddeloos achtte om het overlijden van een naast familielid op een bandje in te spreken, heeft ze onverrichter zake weer ingehaakt en verbinding gezocht met het volgende familielid in rij. Het telefoonnummer van Jeanne bleek niet langer aan Jeanne toe te behoren, maar aan een jong koppel van wie het meisje het in Keulen hoorde donderen, en de telefoon aan haar vriendje doorgaf. Die schijnt ‘God is dood, lang leve God’ door de microfoon te hebben geblazen, en de hoorn weer op het toestel te hebben gesmakt. Althans, dat is het verhaal dat de hoofdzuster mij vertelde toen ze me uiteindelijk aan de lijn kreeg; mij, de jongste van de Werners, intussen ook al tweeënzestig. Op het moment dat de keukentelefoon rinkelde, gaf de klok die al jaren scheef boven het doorgeefluik hangt, één uur aan. Om één uur ’s middags en om acht uur ’s avonds staat de boog in de keuken strak gespannen.”

 


Margot Vanderstraeten (Zonhoven, 9 december 1967)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Eileen Myles werd geboren in Boston, Massachusetts, op 9 december 1949. Zie ook alle tags voor Eileen Myles op dit blog.

 

Prophesy

I’m playing with the devil’s cock
it’s like a crayon
it’s like a fat burnt crayon
I’m writing a poem with it
I’m writing that down
all that rattling heat in this room
I’m using that
I’m using that tingling rattle
that light in the middle of the room
it’s my host
I’ve always been afraid of you
scared you’re god and something else
I’m afraid when you’re yellow
tawny
white it’s okay. Transparent cool
you don’t look like home
my belly is homeless
flopping over the waist of my jeans like an omelette
there better be something about feeling fat
what there really is is a lack of emptiness
I’m aiming for that empty feeling
going to get some of that
and then I’ll be back

 


Eileen Myles (Boston, 9 december 1949)

 

De Argentijnse schrijver Patricio Pron werd geboren op 9 december 1975 in Rosario. Zie ook alle tags voor Patricio Pron op dit blog.

Uit:From My Fathers’ Ghost Is Climbing in the Rain (Vertaald door Mara Faye Lethem)

“Between March or April 2000 and August 2008, while I was traveling and writing articles and living in Germany, my consumption of certain drugs made me almost completely lose my memory, so that what I remember of those eight years—­at least what I remember of some ninety-­five months of those eight years—­is pretty vague and sketchy: I remember the rooms of two houses I lived in, I remember snow getting in my shoes as I struggled to make my way to the street from the door of one of those houses, I remember that later I spread salt and the snow turned brown and started to dissolve, I remember the door to the office of the psychiatrist who treated me but I don’t remember his name or how I found him. He was balding and weighed me on every visit; I guess it was once a month or something like that. He asked me how things were going, and then he weighed me and gave me more pills. A few years after leaving that German city, I returned and retraced the path to that psychiatrist’s office and I read his name on the plaque alongside the other doorbells, but it was just a name, nothing that explained why I’d visited him or why he’d weighed me each time, or how I could have let my memory go down the drain like that; at the time, I told myself I could knock on his door and ask him why I’d been his patient and what had happened to me during those years, but then I thought I should have made an appointment, that the psychiatrist wouldn’t remember me anyway, and, besides, I’m not really all that curious about myself. Maybe one day a child of mine will want to know who his father was and what he did during those eight years in Germany and he’ll go to the city and walk through it, and, perhaps, with his father’s directions, he’ll show up at the psychiatrist’s office and find out everything. I suppose at some point all children need to know who their parents were and they take it upon themselves to find out. Children are detectives of their parents, who cast them out into the world so that one day the children will return and tell them their story so that they themselves can understand it. These children aren’t judging their parents—it’s impossible for them to be truly impartial, since they owe them everything, including their lives—­but they can try to impose some order on their story, restore the meaning that gets stolen away by the petty events of life and their accumulation, and then they can protect that story and perpetuate it in their memory. Children are policemen of their parents, but I don’t like policemen. They’ve never gotten along well with my family.”

 


Patricio Pron (Rosario, 9 december 1975)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Michael Krüger werd geboren op 9 december 1943 in Wittgendorf. Zie ook alle tags Michael Krüger op dit blog.

 

Nikolassee, Februar 2015

Ich soll hier aufgewachsen sein,
zwischen unserer Kirche und dem Kleist-Grab,
zwei Gottesorte für unsere höheren Ziele.
Auf der Rehwiese weideten Schafe,
aber wie sollten wir mit dem Hirten sprechen,
der nur die Sprache der Lämmer verstand?
You are leaving the American Sector.
Keiner von uns wußte,
wie der Hase läuft und wohin.
Hier, an den warmen Sommertagen,
haben wir davon geträumt, der Welt
brüderlich in die Speichen zu greifen.
Über uns eine große und eine kleine Wolke,
Mutter und Kind, mehr brauchte nicht sein.
Das Grab meiner Eltern ist schon im Angebot,
so schnell hat sich das Rad gedreht.

 

Berlin, Stadt der Kindheit

Am Ende der Straße, da
wo sie einen Knick macht,
damit man nicht sieht,
ob sie weitergeht,

steht ein alter Hund,
der offenbar nicht weiß,
wie er nach Hause kommt.
Mir geht es ähnlich.

Ich war mir ganz sicher,
daß ich hier einmal gelebt habe.
Im Haus gegenüber
wurde damals eine Bombe entschärft.

Eine junge Frau bringt triumphierend
ihren Müll zur Tonne,
als enthielte er ihr ganzes Leben.
Weg damit. Sie mustert mich lange,

kommt aber zu anderen Schlüssen.
Aus einem offenen Fenster
dringt das Weinen eines Kindes.
Es muß dieses Haus gewesen sein.

 

 
Michael Krüger (Wittgendorf, 9 december 1943)

 

De Nicaraguaanse schrijfster, dichteres en ex-politica Gioconda Belli werd geboren op 9 december 1948 in Managua. Zie ook alle tags voor Gioconda Belli op dit blog.

 

The man who loves me

VII.
But above all else
The man who loves me must love people
Not as some abstract category
Mentioned carelessly
But as something real, concrete
To whom one show devotion through actions
Giving up one’s life if required.

VIII.
The man who loves me
Will recognize my face in the midst of a battle
And with knee bent to the earth,
he will love me
As the two of us fire together at the enemy.

IX.
My man in love
Will not fear giving himself
Nor fear finding himself magically smitten.
In a plaza filled with great crowds,
He will be able to shout “I Love You”
Or make extravagant announcements on top of buildings
Proclaiming his right to feel
The most beautiful and human emotion.

 


Gioconda Belli (Managua, 9 december 1948)

 

De Amerikaanse schrijver Joe McGinniss werd geboren in New York City op 9 december 1942. Zie ook alle tags voor Joe McGinniss op dit blog.

Uit: The Rogue

“I drive to Wasilla the next morning. In good weather it’s an easy forty-mile trip on four-and six-lane highways. Halfway up, the Matanuska-Susitna Valley suddenly opens out in all directions, suggestive, even in 2010, of grand dreams and infinite possibilities. It’s only when you hit Wasilla that the possibilities shrivel into lost oppor- tunities and the dreams mutate into a nightmare of exurban sprawl.
It used to be said that Wasilla was a trading outpost bounded by two lakes: Wasilla Lake and Lake Lucille. Now it’s a city of 7,028 located between Chili’s and Wendy’s and stuffed to the gills with stores such as Wal-Mart, Sears, Target, Lowe’s, Home Depot, and Fred Meyer, and enough small-fry evangelical Christian churches to make Jesus himself weep from the effort of trying to count them all.
I don’t exaggerate. There are the Wasilla Bible Church, Wasilla Assembly of God, Church on the Rock (all three of which Sarah Palin has attended), Sunny Knik Chapel, King’s Chapel Alaska, Abundant Life Church, Wasilla Lake Church-Nazarene, Mat-Su Evangelical Covenant Church, Wasilla Christian Church, Wasilla Community Church of God, King of Kings Evangelical Lutheran Church, Fairview Loop Baptist Church, Faith Chapel Pentecostal Church of God, New Life Presbyterian Church, Valley Church of Christ, Apostolic Worship Center, Independent Baptist Church of Wasilla, Glad Tidings Full Gospel Church, Church of Christ at Wasilla, Mid Valley Christian Center, Meadow Lakes Christian Center, Word of Faith Assembly, Frontier Christian Ministries, Big Lake Baptist Church, Pilgrims Baptist Church, Northern Lights Mennonite Church, Trailhead Wesleyan Church, Valley Open Bible Fellowship, Bread of Life Church of Mat-Su, Word of Life International Ministries, Slavic Evangelical Church Nadezhda, Gospel Outreach Christian Center, West Valley Family Church of the Nazarene, Christian Fellowship of Wasilla, Pioneer Christian Fellowship, Independent Baptist Church, Settlers Bay Community Church, Faith Bible Fellowship, Valley Christian Conference, North Bear Street Community Church, Valley Sovereign Grace Baptist Assembly, Birch Harbor Baptist Church, Schrock Road Community Church, and Crossroads Community Church, not to mention another dozen or more Catholic, Presbyterian, Methodist, Seventh-Day Adventist, Mormon, Episcopalian, Lutheran, Russian Orthodox, and Jehovah’s Witness churches, and at least another twenty-five or thirty just down the road in Palmer.
There are no synagogues in Wasilla, but there are more than thirty-five chiropractors, or approximately one for every two hundred residents. Before seeing Catherine, I drive to the other side of Lake Lucille for coffee with Rod and Colleen Cottle, whom I’d first met the previous fall. In its early days, Wasilla’s two main business establishments were Teelands general store and Cottles gas station. Colleen was a Teeland. Her marriage to Rod was the Wasilla equivalent of a Cabot marrying a Lodge in Massachusetts.”

 


Joe McGinniss (9 december 1942 – 10 maart 2014)

 

De Duitse schrijver en schilder Wolfgang Hildesheimer werd geboren op 9 december 1916 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Wolfgang Hildesheimer op dit blog.

Uit: Die sichtbare Wirklichkeit bedeutet mir nichts. Die Briefe an die Eltern

„Ambach, [Ostersonntag,] 5. April [1953]
Liebe Leute, heute kann ich Euch nun endlich einen ausführlicheren Brief schreiben. Der Roman [Paradies der falschen Vögel] ist fertig, zum Teil schon abgeschickt, zum Teil noch beim Abtippen. Dienstag geht der letzte Teil an die DVA, und dann bin ich ihn zunächst mal los, bis die Fahnen kommen, es seidenn,dassichvorhernochvomLektorathöre.Ichbinschon vomBayerischenRundfunkumeinenAuszugzurSendunggebeten worden [Der gefälschte Rembrandt], ausserdem möchte ich einen kleinen Teil in der Neuen Zeitung [Karriere in Procegovina] und einen grösseren in den Frankfurter Heften ha ben;wennmirdannnocheinExemplar übrigbleibt,schickeich esEuchein.Denneristnundochnochetwasandersgeworden, alsIhr ihnkennt,wennauchnichtthematisch.Ausserdemhabe ich manche Stellen, die mir etwas feuilletonistisch erschienen, in Prosa umgewandelt. Jetzt sitze ich an der Joyce Cary-übersetzung, denn die muss ja auch noch dieses Jahr erscheinen, aber die wird wohl auch Ende der Woche fertig werden. Dann binichfürsErstediegrösserenArbeitenlosundmachedieSendungen über unsere Reise [Bericht einer Reise], wozu Silvia schon sehr fleissig das Material zusammenstellt, dann ein vom Bayerischen Rundfunk bestelltes Hörspiel [An den Ufern der Plotinitza]. Ich habe fest vor, meinen Kontrakt mit der DVA nurzuerneuern,wennsiemireinepermanentemonatlicheRente von mindestens dreihundert Mark geben. Sonst gehe ich zu einem anderen Verlag, der es tut und fahre mit meinen Angeboten auf. Sonst kann man sich den Luxus, Bücher zu schreiben, nicht leisten. Die Sache mit Andersch hat sich nun geklärt. Er hat meine feature [Besucht die schöne Procegovina] nicht mit Luftpost bekommen,obwohl ich es als solche aus Haifa abgeschickt habe. Aber jedenfalls ist er sehr zufrieden damit. Er ist im Augenblick in Bayern und kommt wohl im Laufe der nach Ambach. Im Augenblick ist natürlich bei uns viel Osterbetrieb. Die Kinder sind über die Ferien hier und machen uns grossen Spass. Sie amüsieren sich grossartig, vor allem mit ihren neuen herrlichen Fahrrädern, die ihnen ihr Vater [Herbert Geitner] geschenkt hat. Herbert [List] ist auch hier, fährt aber heute wieder ab. Vorgestern waren Richters abends da, gestern Bernstorffs [Lisa und Joachim von Bernstorff], donnerstags kommen sie und Herr [Walter] von Cube zum Abendessen. Wir müssen natürlich immer sehr viel erzählen, und ich freue mich, bald meine Sendungen geschrieben zu haben, weil dann alles darin sein wird und ich nicht immer wieder von vorn anfangen muss. Das Interesse für Israel ist hier ungeheuer, und längst nicht nur bei den »Intellektuellen.”

 

 
Wolfgang Hildesheimer (9 december 1916 – 21 augustus 1991)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e december ook mijn vorige blog van vandaag.

Wat heeft Sint voor jou gekocht? (Thomas Verbogt)

 

Bij Sinterklaas

 

 

Uit: Wat heeft Sint voor jou gekocht? (Sinterklaas heeft het zo druk)  

“Mijn moeder staat bij de kachel waarvoor onze schoenen staan. Ze staan daar omdat mijn jongste zusje nog gelooft. Uit de schoen van mijn andere zusje steekt een smal pakje, uit de mijne twee ballpoints – mijn moeder weet dat ik die graag heb. Ze bukt nu om een klein speelgoedbeest, ik geloof een grijs konijntje, in de schoen van mijn jongste zusje te doen. Dan strooit ze wat pepernoten rond de schoenen. Ze doet dit allemaal met grote aandacht. Ze loopt naar mijn vader, die aan tafel zit te schrijven, naast de kleine typemachine. Mijn moeder legt haar handen op zijn schouders en kijkt naar wat hij geschreven heeft. Mijn vader pakt het vel papier en begint te lezen. Ik zie dat het een gedicht is. Hij leest glimlachend, mijn moeder lacht ook, ze kust hem op zijn achterhoofd.
Dan gebeurt er iets onverwachts: het tafereel ontroert me. Ik heb vaak ruzie met mijn ouders. Ik heb, geloof ik, last van ze omdat ze ouder zijn dan ik en veel meer voor elkaar hebben dan ik en een veel ruimer leven leiden dan ik en al erg lang in later zijn beland, maar nu wordt de wereld van hen en van mij ineens klein en kwetsbaar, bijna teer. Ik weet zeker dat ik me dit altijd zal herinneren, ook als ik ver weg van hier zal zijn, misschien wel aan de andere kant van de wereld, en mijn ouders niet meer leven en iemand vraagt wat het toch is, dat sinterklaasfeest ‘van jou’. Dan zal ik proberen te omschrijven wat ik nu meemaak, en die omschrijving zal waarschijnlijk pover zijn, want het is niet te zeggen. Maar daar gebeurt het, daar in de stille huiskamer; mijn moeder heeft iets in de schoen gelegd, mijn vader werkt aan een gedicht waarin hij plezier heeft – en het zijn altijd ontzettend vernuftige gedichten die hij schrijft. Dat is het woord: vernuftig. Sommige woorden typt hij in rood en die woorden vormen dan weer een nieuw gedicht, een gedicht in het gedicht dus, en altijd vormen de eerste letters van de regels een woord of twee woorden die het gedicht nog meer gewicht geven. Mijn vader houdt ervan zo met taal in de weer te zijn.
Nog twee jaar en dan is deze avond vijftig jaar geleden. Ik hoef inderdaad mijn ogen maar te sluiten en ik sta daar weer, bijna veertien. Op pakjesavond krijg ik Blonde on Blonde van Bob Dylan, een dubbelelpee die me met grote triomf vervult. Die momenten verbind ik met elkaar, de paar minuten die ik eerder die week naar binnen stond te kijken, en de plaat van Dylan, en alles wat Dylan vertegenwoordigt. Ze zeggen iets over mijn leven, over de uitersten ervan.
Op die pakjesavond wordt er op de ramen gebonsd. Dat doet de buurman, niet de buurman van de carnavalsvereniging maar die van de andere kant, een stille man die haast te verlegen is om dit soort lawaai te produceren.
Mijn jongste zusje gaat in de keuken kijken, tot op het bot gespannen – aan haar mond is te zien dat ze nog net niet gilt. Als ze de zak ziet staan, durft ze niet verder.
Mijn moeder zegt: ‘Sinterklaas heeft het zo druk vanavond. Daarom laat hij in alle huizen snel een zak met cadeautjes neerzetten. Het liefst was hij zelf gekomen, maar dat kan natuurlijk niet, met al die duizenden en duizenden kinderen.’
Mijn zusje knikt bedremmeld. Alles wat er nu gezegd wordt, is veel voor haar, ook de zak in de keuken waaromheen nog de kou van buiten hangt. Ik vind het ook veel, ik kan het niet helpen, ik vind het echt, hoe kinderachtig ook.
Mijn vader zegt dat ik de zak maar de huiskamer in moet dragen. Wanneer ik dat doe weet ik zeker dat ergens in die zak ook mijn pakje Caballero zit. Dat mijn ouders het die avond in de schuur gevonden hebben. En ook dat het gedicht dat ik mijn vader die avond zag maken, daarover zal gaan. Het gedicht dat hij lachend aan mijn moeder voorlas.”

 

 
Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)
Sinterklaas bij de Waalkade in Nijmegen

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e december ook mijn vorige blog van vandaag.

Thomas Verbogt, Eileen Myles, Michael Krüger, Gioconda Belli, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Kleur van geluk

“Wat zal met mij sterven wanneer ik kom te sterven, welke hartroerende of vergankelijke vorm zal de wereld dan verliezen?’ Hierna komt er nog een zin, een lange zin, en dan is het verhaal klaar.
Ik knik en zeg dat het goed is dat hij me dit verhaal leerde kennen. Ik weet zeker dat we vrienden zijn geworden.
We hebben het alleen maar over boeken. Hij vooral over het werk van Kafka, ik over Nabokov, van wie ik een paar jaar eerder voor het eerst iets las, de verhalenbundel Lente in Fialta. Ik sloeg die open in de boekhandel en las daar over de geur die aan een dorp in zee hing. Ik las: ‘De lucht is stil en warm, met een vage branderige geur. Het zout van de zee verdrinkt in een oplossing van regen en de zee zelf is meer grauw dan zeegroen, met golven die te traag zijn om schuimend te breken.’ En ik róók die geur, de geur die in het dorp hing, de geur van de zee. Er gebeurde wat daar stond!
Hij gaat twee keer naar beneden om flessen bier te halen.
Als hij het grote raam achter hem verder openzet, komt er ergens boven in de gordijnen enige beweging en dan maakt zich uit de stof een dier los. Het lijkt een zwarte vogel, maar dat is het niet, het is een groot insect. Het maakt een geluid dat lijkt op twee vellen dik papier die tegen elkaar gewreven worden, met iets metaligs erbij, iets wat je achter je tanden voelt. Het is net alsof het zich traag laat vallen tot halverwege de raamopening, waar het even tot stilstand komt, om vervolgens weg te vliegen. We kijken het na, het verdwijnt achter de hoge heg in de tuin.
‘Heb je ooit zoiets gezien?’ vraag ik.
Hij schudt zijn hoofd, verbaasd, maar ook geamuseerd.
We hebben het er die middag niet meer over. Pas een jaar of tien later, als we samen worden geïnterviewd door een journalist van een regionaal tijdschrift. Die vraagt uiteraard hoe we elkaar hebben leren kennen. Als hij weg is, komt het insect ter sprake.
‘Het was toch een insect?’ zeg ik. ‘Geen vogel.’
‘Het was een insect. Nog nooit zag ik zo’n groot exemplaar.’

 

 
Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

Lees verder “Thomas Verbogt, Eileen Myles, Michael Krüger, Gioconda Belli, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda”

Thomas Verbogt, Gioconda Belli, Michael Krüger, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Waaitaal (Last)

“De slijter bij wie ik soms kom, doet vaak een beetje moeilijk over de wijn die hij verkoopt. Of moeilijk, nee, dat is niet het woord: artistiek – dát is het. Als we voor de schappen staan is het net alsof we naar een tentoonstelling kijken. Graag zou ik dit illustreren aan de hand van een voorbeeld, dus hoe hij over de wijnen praat, maar dat kan ik niet, want ik laat zijn woorden niet tot me doordringen. Ik kan doen alsof ik aandachtig luister, terwijl ik aan volstrekt andere dingen denk. Op het juiste moment zeg ik: ‘Doet u me daar maar een doosje van.’ Regelmatig complimnteert de slijter me vanwege mijn keuze.Laatst zei hij zelfs: ‘Heel verstandig.’
Het rare is dat wanneer ik zijn winkel verlaat, hij een ander register opentrekt. Dan kan hij zeggen: ‘Smakelijke avond.’ Ik moet daar niet moeilijk over doen, maar toch heb ik last van die woorden. Ze achtervolgen me op weg naar huis.
Gisteren sloeg hij toe tijdens het afrekenen. Hij stond al een tijdje met een fles in zijn handen, ik zag zijn mond bewegen, een keer of vier ving ik het woord ‘fruitig’ op, want sommige woorden dringen toch tot me door, en toen hij weer triomfantelijk tegen het etiket tikte, zei ik:
‘Doet u me maar een doosje. ’ Hij toetste een bedrag in op de kassa, hij sprak dat bedrag ook uit en toen zei ik waarom, geen idee: ‘Dat valt mee.’ Hij keek me aan en daar kwam het: ‘Geinig voor weinig.’ Ik voelde lichte schaamte en keek automatisch naar buiten. De hemel spuugde fel natte sneeuw tegen de winkelruit.”

 

 
Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

Lees verder “Thomas Verbogt, Gioconda Belli, Michael Krüger, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton”

Thomas Verbogt, Gioconda Belli, Michael Krüger, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton

De Nederlandse schrijver Thomas Verbogt werd op 9 december 1952 geboren in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Thomas Verbogt op dit blog.

Uit: Als de winter voorbij is

“Het leek wel alsof je schrok,’ zegt Aimee.
‘Schrok?’
De etage waar ik ruim vijftien jaar heb gewoond, is bijna leeg. De meeste spullen zijn al naar het huis van Aimee gebracht, nog veel te veel, maar ‘die zoek ik daar wel uit’, een voornemen dat ze niet omhelsde.
‘Wat we hier kunnen doen, hoeven we daar niet meer.’
Ze houdt van het elimineren van ballast. En het meeste dat we bewaren in onze huizen, in de kasten, op zolder, in de kelder, is ballast. Misschien een poging inzicht te krijgen in onze identiteit of de betekenis van ons leven, misschien willen we denken: we zijn tenminste wat we bewaard hebben. Van veel hebben we ooit gedacht: leuk voor later. Het is veel sneller later dan we konden vermoeden en dan moet er dus veel leuk zijn, maar de dingen van toen zijn dat meestal niet, omdat ze niet eens de ruimte krijgen dat te worden.
Aimee kan enorm vragend een stapeltje brieven omhooghouden, bijeengehouden door bijvoorbeeld een rood touwtje – omdat ik ooit een rood touwtje passend vond voor die brieven, afkomstig van een geliefde die me schandalig had laten zitten, een gang van zaken die vloekte met de toon van haar brieven. En natuurlijk was ik het zelf die ervoor had gezorgd dat ze me schandalig liet zitten. Ik heb al vroeg geleerd over dit soort kwesties alsjeblieft niet te klagen.
‘Wanneer lees je die?’ Aimee stelt vragen zo dat ik de tijd neem om serieus over een antwoord na te denken.
‘Misschien wel nooit meer. Ik ben er zelfs bang voor,’ zeg ik. En ik denk erbij dat ik bang ben voor alles wat te dichtbij komt. Misschien is het geen angst, misschien wil ik het niet, maar veel van wat je niet wilt, heeft ook met angst te maken.
Aimee pakt een nieuwe vuilniszak. Paar dagen geleden stonden er dertig op de stoep, dertig loodgrijze, lompe, vormloze omhulsels van een vergeetbaar verleden.”

 

 
Thomas Verbogt (Nijmegen, 9 december 1952)

Lees verder “Thomas Verbogt, Gioconda Belli, Michael Krüger, Joe McGinniss, Wolfgang Hildesheimer, Anna Gavalda, Ödön von Horváth, John Milton”