Constantijn Huygens-prijs voor Mensje van Keulen

 

Constantijn Huygens-prijs 2014 voor Mensje van Keulen

De Nederlandse schrijfster Mensje van Keulen ontvangt de Constantijn Huygens-prijs 2014 voor haar gehele oeuvre. Aan de Constantijn Huygens-prijs is een bedrag van € 10.000 verbonden. Mensje van Keulen werd op 10 juni 1946 geboren in Den Haag. Zie ook alle tags voor Mensje van Keulen op dit blog.

Uit: Het Andere Gezicht

“De wodka die ik die avond dronk, was de eerste alcohol die ik proefde sinds de avond van het ongeluk. Ik fantaseerde over de ander die in mijn bed had gelegen en zag een donker meisje met stevige schouders en lange, gespierde benen. Ik probeerde me voor te stellen hoe de volgende vrouw zou zijn bij wie Toby in zou trekken. Er waren er genoeg, ouder en rijker dan ik. Ineens kreeg ik het gevoel dat ik aan het verdwijnen was. Het gevoel werd zo sterk en beangstigend dat ik hardop de voorwerpen om me heen begon op te noemen en toen de namen van collega’s en van mijn familie. Beetje bij beetje kwam ik terug, in mijn huis, in mijn kamer. Kaarsrecht zat ik uiteindelijk weer in mijn stoel, helderder dan voorheen.
Tegen twaalven kleedde ik me om. Een zwarte broek, een grijze, dunne skitrui waarvan ik de col dicht ritste, een zwart colbert waarvan ik de kraag opzette. Ik kamde mijn haar met wat gel naar achter, trok dunne, katoenen handschoenen aan en ging de stad in. Ik was blij dat het nog steeds regende en dat ik mijn paraplu kon ophouden. Via het Museumplein liep ik naar de Leidsebuurt. Ik was hier veel uit geweest en was niet ver ervandaan opgegroeid in een huis aan het Singel, maar ik liep onwennig alsof ik uit de provincie kwam.
Bab’s Bar. Het stond klein op het raam. Ik zette mijn paraplu in de hoek naast de deur en ging door een gordijn van twee leren lappen naar binnen. Een man, leunend op een van de hoog aan de muur bevestigde tafeltjes, keek in mijn richting en draaide zich weer om. Verder toonde niemand belangstelling. Mannen en jongens hingen aan de bar of stonden in groepjes te praten. Op een dansvloertje achterin werd gedanst. Sommigen deden dat innig, tegen elkaar schurend, handen op billen. Anderen dansten voor zichzelf, uitgelaten, gracieus, hoekig en lomp. Een van hen was een man van middelbare leeftijd met een ontbloot, dik bovenlijf en een zware, gouden halsketting. Leren broeken. Een spijkerbroek met scheuren. Een driedelig pak. Een T-shirt met I survived Charlie’s Deli. Snorren, ringetjes door oren, neus of lip, gebruinde gezichten, tatoeages, geverfd haar. Ik viel niet op.”

 
Mensje van Keulen (Den Haag, 10 juni 1946)

 

Ook andere schrijvers zijn bekroond.

Dichter en criticus Piet Gerbrandy krijgt de Jan Campert-prijs 2014, een poëzieprijs, voor zijn dichtbundel “Vlinderslag”. Zie ook alle tags voor Piet Gerbrandy op dit blog.

Schrijver Jan van Mersbergen ontvangt voor “De laatste ontsnapping“ de F. Bordewijk-prijs 2014, de jaarlijkse prijs voor de beste roman. Zie ook alle tags voor Jan van Meersbergen op dit blog.

De tweejaarlijkse J. Greshoff-prijs voor essay’s 2014 gaat naar columnist en criticus Bas Heijne voor zijn Couperus-essay “Angst en schoonheid”. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Literair productiehuis Behoud de Begeerte krijgt de driejaarlijkse G.H. ‘s-Gravesande-prijs voor bijzondere literaire verdiensten 2014.

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky, Anne Rivers Siddons

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Hollandse Mandela’s (Hollandse toestanden)

“Botte macho’s leren door het wufte gedrag van hun voetbalidool Beckham hun vrouwelijke kant ontdekken. Door het optreden van Ayaan rukken islamitische meisjes eindelijk die vervloekte sluier af.
Voor de pleitbezorgers van de sterrencultuur was Fortuyn geen hopeloze ontsporing maar een nieuwe dageraad. Dit nieuwe soort politicus moet het niet langer van een verouderde partijpolitiek hebben, hij opereert per definitie buiten de enge marges van de traditionele Haagse cultuur. IJdel en narcistisch? Doet er niet toe – dat zijn we immers allemaal. Wie niets te vertellen heeft, valt vanzelf wel door de mand.
Het klinkt goed, maar het is onzin. Keer op keer wordt nu vastgesteld dat de media en de rest van Nederland zich de afgelopen jaren steeds weer druk hebben gemaakt over niets. Talloos zijn de affaires die op het moment zelf vol betekenis leken – en toen ineens helemaal niet meer. De affaire-Margarita, de affaire-Lubbers, de affaire-Oudkerk, de ontelbare affaires van de lpf; het ging nergens over en gaat nergens over, maar op het moment zelf loopt iedereen te hoop. Waarom? Omdat het om persoonlijke affaires gaat met de schijn van een publiek belang, en dat zijn de enige affaires waar men zich in Nederland nog druk over kan maken. Daarom zijn we zo gek op parlementaire enquêtes; de enige manier waarop van abstract wanbestuur op televisie nog wat persoonlijk drama gemaakt kan worden.
Het effect van die verslaving aan het persoonlijke is dat over de zaak zelf nooit meer wordt gesproken. Die dient alleen als excuus voor roddelzucht. Wat is eigenlijk het verschil tussen de gestolen tas van Margarita, waaraan nova een halve uitzending besteedde, het filmpje van Ayaan en het tienpuntenplan van Wilders? Volgens de overtuiging van de sociologen zou onze belangstelling voor deze fenomenen vanzelf naar de achterliggende kwesties moeten leiden; via het persoonlijke naar het publieke.”

 
Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

Lees verder “Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky, Anne Rivers Siddons”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Turk (Hollandse toestanden)

“Je hebt de oude en de nieuwe multiculturele samenleving. De oude liet zich weer eens gelden door een actie van columnist Mohammed Benzakour, die de gemeente Zwijndrecht wilde bewegen de straatnaam Turk (vernoemd naar een lokaal tuiniersbedrijf) van de bordjes te verwijderen, vanwege het woord alleen al. Benzakour werd weggehoond, door de gemeente, door Gerrit Komrij, en door Turken met als adres Turk, Zwijndrecht.

Einde actie – maar wat een nostalgisch gevoel riep het bij mij op! Het quasi-engagement van de columnist deed denken aan tijden toen de multiculturele samenleving nog een levende illusie was, toen er slechts twee gemeenschappelijke vijanden waren, Racisme, en zijn kleine broer Discriminatie. Wanneer je het racisme bij zijn nekvel had gegrepen, stond niets een verdere verbroedering van oude en nieuwe Nederlanders meer in de weg. Echt veel virulente rassenhaat viel er in Nederland niet te ontdekken: de partij van Janmaat wilde maar niet groot worden. Verbeten antiracisten vielen dan ook al snel terug op wat zij uit armoede alledaags racisme noemden, en verborgen discriminatie – minstens zo erg! Voor de querulanten van het antiracisme was er gelukkig altijd nog de dikke Van Dale, waarin tot op de dag van vandaag lelijke dingen over negers, Turken, homo’s en joden staan; en dan had je natuurlijk nog de jaarlijkse verontwaardigde ingezonden stukken tegen Zwarte Piet.

Nu lijkt het bijna onschuldig – want hoewel de antiracisten toentertijd bijkans struikelden over gevallen van discriminatie en blanke onnadenkendheid, was er toch een diepgeworteld geloof in de maakbaarheid van die multiculturele samenleving. De verongelijktheid over het alledaagse racisme ging namelijk hand in hand met een eigenaardig soort exotisme, dat vooral de linkse politiek parten speelde: blijf jezelf, pas je niet aan ons aan, wij zijn saai, jullie zijn kleurrijk, geef ons leven ook een beetje kleur. Nederland zelf had geen noemenswaardige cultuur – wanneer een van die weinige extreme nationalisten het over de Nederlandse Cultuur had, begonnen de Hollandse cabaretiers honend met windmolens en langspeelplaten van bzn te zwaaien. Het was een eigenaardige zelfhaat, die goed samenging met een stuitend soort betutteling. Niet alleen was het vanzelfsprekend dat nieuwkomers hun cultuur moesten behouden, er was ook een wijdverbreide multiculturele dweepzucht, een soort verliefdheid op wat voor ‘de ander’ doorging.”

Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

Lees verder “Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Echt zien

‘De menselijke verbeelding trekt een sluier voor de werkelijkheid. Het is de literatuur die die sluier afrukt, paradoxaal genoeg door middel van de fictie, het verhaal. Het is de literatuur die de mythe ontmythologiseert, die het cliché, het gemakzuchtig in goed en kwaad denken in een ander licht zet.’
(…)

“Altijd is en blijft er het gevaar dat de roman in zijn eigen verhaal verdwaalt, dat de vormen en conventies van het verhaal de blik beperken in plaats van verruimen. In het mediatijdperk hangen er (om met Kundera te spreken) meer weefsels dan ooit tussen onze blik en de wereld. Om die te kunnen scheuren, moet de romanschrijver zijn en onze blik opnieuw richten. Wat van hem gevraagd wordt is dezelfde morele betrokkenheid bij de wereld die zijn grote voorgangers toonden: Cervantes, Flaubert, James, Couperus, Conrad. Hun vormen, die tot conventies zijn geworden, moet hij achter zich laten. Hun worsteling, de worsteling met woord en wereld , is nog altijd de zijne. Echt zien.’

Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

Lees verder “Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison, Kurt Tucholsky”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook mijn blog van 9 januari 2008 en ook mijn blog van 9 januari 2009 en ook mijn blog van 9 januari 2010.

Uit: Open brief aan Bas Heijne (Hollandse toestanden)

„Dat laatste literaire genre is anoniem; de briefschrijver zwelgt in zijn onzichtbare macht. De open brief is bij uitstek een celebrity-genre; de schrijver voelt zich te goed voor een eenvoudig stuk op de opiniepagina, of nog erger, de ingezonden-brievenrubriek; hij gaat niet met zijn mening in de rij staan wachten op zijn beurt. Net als die zelfbenoemde denktanks die in het kielzog van Fortuyn overheid en regering bestoken met nota’s, aanbevelingen, opdrachten, manifesten, protocollen, gaat ook de schrijver van de open brief recht op zijn doel af – hij wil meteen de baas zelf spreken, voor minder doet hij het niet.

Ook ik een Zola!

De open brief is een vorm van engagementskitsch. De schrijver ervan waant zich een moedige buitenstaander – joodse intellectuelen in de jaren dertig! – maar hij ademt juist in alles de tijdgeest. Hij is helemaal geen bepalende kracht, hij is een symptoom.

Een symptoom waarvan? Van de hoge toon die ons land in zijn greep heeft, van de neiging om in Nederland alles persoonlijk te maken, van de Hollandse hang om reële sociale en politieke problemen te misbruiken voor persoonlijk melodrama, van de misvatting dat ons land het beste vanaf de zijlijn kan worden bestuurd, en van de inmiddels totale afkeer van de reguliere politieke en maatschappelijke instituties.

Maar vooral is de open brief een symptoom van het ontbreken van een echt debat – ogenschijnlijk gaat de schrijver direct in gesprek met de aangeschrevene, maar dat contact is schijn. Nu iedereen over elkaar heen struikelt om zijn tegenstander of vijand klein te maken door middel van een even vlammend als vernietigend persoonlijk appèl, valt op hoe ijdel het genre eigenlijk is, hoe weinig er werkelijk contact of discussie wordt gezocht. De schrijver van de open brief staat uiteindelijk altijd voor de spiegel.“


Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

 

 

Lees verder “Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison”

Bas Heijne, Benjamin Lebert, Simone de Beauvoir, Theodor Holman, Danny Morrison

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook mijn blog van 9 januari 2008 en ook mijn blog van 9 januari 2009.

Uit: Alle vrees is als glas (Over de romans en verhalen van Frans Kellendonk)

„Maar juist dat scheppende element raakt wel eens uit zicht, door die lawine van invloeden en verwijzingen die de bewonderaars van Kellendonk over zijn werk laten gaan. Nog meer dan bij andere schrijvers houden critici zich bij het werk van Kellendonk bezig met de vraag waar het allemaal vandaan komt, in plaats van de vraag waar het eigenlijk naartoe wilde. Wie afgaat op al die artikelen en scripties moet soms wel de indruk krijgen van een sublieme legpuzzel, een glorieus soort Ministeck, ingenieus en eigenzinnig – maar het is toch verdomd moeilijk om te zeggen wat het nu eigenlijk voorstelt. Deze schrijver worstelde, onderstrepen ze, maar waarmee blijft meestal akelig abstract. Van zijn ‘ideeënmuziek’ krijg je dan alleen de partituur te zien. Horen doe je niets.
Dit heeft Kellendonk de reputatie bezorgd van een cerebraal, moeilijk toegankelijk schrijver. Niets is minder terecht. De bronnen van deze schrijver bevonden zich niet alleen in de bibliotheek, maar ook op straat. ‘Niets van wat ik schrijf is verzonnen,’ verklaarde Kellendonk vaak genoeg. Dat was een provocatie, omdat hij zelf ook wel wist dat hij de feiten en waargebeurde anekdotes in zijn boeken volledig opnieuw verzon.
Toch schuilt er veel waarheid in. Romans als Bouwval en Letter en geest zijn geschreven door een schrijver met een sardonisch oog voor menselijk gedrag, dat eerder aan de blik van Balzac doet denken dan aan die van Borges. Het personage A.W. Gijselhart is een directe nakomeling van de vrekkige vader van Eugenie Grandet. In de beroemde scène in Mystiek lichaam waarin Gijselhart zijn dochter Magda (alias Prul) op een etentje trakteert en de rekening probeert te betalen met een aftandse acculader, is het niet moeilijk een echo van de ironische verteller Elsschot te horen. De manier waarop Kellendonk de burgerlijke dooddoeners uit de monden van zijn personages een komisch eigen leven weet te geven (Bouwval: ‘Wat zielig,’ zuchtte [Aapje]. ‘Mensen gaan toch niet echt dood, hè Opa? Of tenminste niet helemaal?’ ‘Nou, reken maar van yes,’ zei Tante, onverwacht heftig) verraden de invloed van Gerard Reve.
Wie wil laten zien waarom de meeste romans en verhalen van Frans Kellendonk bijna negen jaar na zijn dood springlevend zijn, moet ze benaderen als fictie, niet als essayistiek. Hier wordt niets beweerd, hier wordt iets ervaren. Hoe scherp hij buiten zijn fictie de vragen ook formuleerde, zijn personages zijn geen abstracties. Wat Tsjechov beweerde, geldt ook voor Kellendonk: ‘Naar mijn mening is het niet de taak van de schrijver om problemen als God, pessimisme, enzovoort op te lossen. Het is eenvoudigweg zijn taak om te beschrijven wie, onder welke omstandigheden, wat zei over God of pessimisme.’ Dit werk is in laatste instantie een kleine comédie humaine. Alleen zadelt de schrijver zijn personages op met vragen en obsessies die het sociale ver overschrijden. Levend in een wereld waarvan het dak op instorten staat, moeten ze niet opboksen tegen maatschappelijke krachten, maar tegen een universum dat ieder moment zijn zinloosheid aan hen dreigt te openbaren.
Ze worden er alleen maar menselijker door. Het is de onmogelijke opdracht die zij van hun schepper meekrijgen – zich teweerstellen tegen isolement, verval en dood – die hen zo deerniswekkend levend maakt.“

bas-heijne

Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

 

De Duitse schrijver Benjamin Lebert werd geboren op 9 januari 1982 in Freiburg im Breisgau. Zie ook mijn blog van 9 januari 2008 en ook mijn blog van 9 januari 2009.

 

Uit: Flug der Pelikane

 

»Warum denn?«, hatte ich gefragt.

»Ein klein bisschen mehr Freiheit. Er meinte, darauf kommt’s an, besonders an einem Tag in New York City.«

Bei Jimmy gab es nicht nur Pfannkuchen. Auf seiner Speisekarte standen über 150 Gerichte. Sie umfasste einfach alles, vom heißen Roastbeef mit geschmolzenem Mozzarella bis hin zum Deluxe-Burger für Vegetarier. Es gab den Hinweis: Breakfast all day, open seven days a week, free delivery. Eine ganze Seite widmete sich Jimmy’s famous creations, die Namen trugen wie Curios George und Notorious Nick. Wenn man nur diese Karte hatte, um sich ein Bild zu machen, sah man höchstwahrscheinlich eine ganze Heerschar von Kellnern und Köchen vor sich, die in weißen Schürzen herumwirbeln. Die Wahrheit sah anders aus. Jimmy’s Grill & Luncheonette in der 22sten Straße in Manhattan, zwischen sechster und siebter Avenue, war ein einziger, schwarz und weiß gekachelter Raum von höchstens 30 Quadratmetern, auf denen gekocht, gebraten, gegrillt, gegessen, gezahlt und geredet wurde. Die Wahrheit ist, es gab hier fünfzehnmal mehr Speisen als Sitzgelegenheiten. Exakt zehn Barhocker waren entlang der niedrigen, horizontal zum Eingang verlaufenden Theke aufgestellt, von der, egal, wie voll es gerade war, wie viele Pancake-Bestellungen durch die schwere Luft wirbelten und wie viele Bratkartoffeln gegenüber auf der verkrusteten Grillfläche lagen, immer eine angenehme Ruhe ausging. Diese blasse Theke, auf der ein paar Serviettenspender und Ketchup- und Senfflaschen aus Plastik platziert waren, vermittelte einem das Gefühl: »Setz dich hin, iss deine Eier. Was dann kommt, passiert sowieso.« Die Barhocker hatten silberne Gestelle und runde gepolsterte Sitzflächen, die mit schwarzem Kunstleder überzogen waren. Die Sitzflächen waren um 360° drehbar. Jimmy hatte darauf größten Wert gelegt. Das hatte mir der alte Francis, einer seiner drei Mitarbeiter, einmal erzählt. Mit seiner eindrucksvollen Stimme, die sich so anhörte, als hätte er Zeit seines Lebens immer wieder gegen die heftigsten Stürme anbrüllen müssen.

Aber mit diesem klein bisschen Freiheit war es, ehrlich gesagt, nicht so weit her. An der Theke sitzend konntest du dich genau genommen keinen Millimeter bewegen, ohne an das Knie deines Nebenmannes zu stoßen.“

 

benjamin_lebert

Benjamin Lebert (Freiburg im Breisgau, 9 januari 1982)

 

 

De Franse schrijfster Simone de Beauvoir werd geboren op 9 januari 1908 in Parijs. Zie ook m
ijn blog van 9 januari 2007
en ook mijn blog van 9 januari 2008 en ook mijn blog van 9 januari 2009.

 

Uit: La Femme rompue

 

“« Chaque fois je crois avoir touché le fond. Et puis je m’enfonce plus loin encore dans le doute et le malheur. Luce Couturier s’est laissé avoir comme une enfant ; au point que je me demande si elle ne l’a pas fait exprès… Cette histoire dure depuis plus d’un an. Et Noëllie était avec lui à Rome en octobre ! Maintenant je comprends le visage de Maurice, à l’aérodrome de Nice : le remords, la honte, la crainte d’être découvert. On a tendance à se forger des pressentiments après coup. Mais là, je n’invente rien. J’ai flairé quelque chose puisque le départ de l’avion m’a arraché le cœur. On passe sous silence des gênes, des malaises pour lesquels on ne trouve pas de mots, mais qui existent.

    En quittant Luce, j’ai marché longtemps, sans savoir où j’allais. J’étais hébétée. Je m’en rends compte maintenant : apprendre que Maurice couchait avec une autre femme ne m’a pas tellement étonnée. Ce n’est pas tout à fait au hasard que j’ai posé la question : Il y a une femme dans ta vie ? Sans être jamais formulée, vague et fugitive, l’hypothèse s’indiquait en creux, à travers les distractions de Maurice, ses absences, sa froideur. Il serait exagéré de dire que je m’en doutais. Mais enfin je ne suis pas tombée des nues. Tandis que Luce me parlait, je tombais, je tombais et je me suis retrouvée complètement brisée. Toute cette année, il faut que je la revoie à la lumière de cette découverte : Maurice couchait avec Noëllie. Il s’agit d’une longue liaison. Le voyage en Alsace que nous n’avons pas fait. J’ai dit : « Je me sacrifie à la guérison de la leucémie. » Pauvre idiote ! C’était Noëllie qui le retenait à Paris. Au moment de dîner chez Diana, ils étaient déjà amants et Luce le savait. Et Diana ? J’essaierai de la faire parler. Qui sait si cette affaire ne remonte pas encore plus loin ? Noëllie était avec Louis Bernard, il y a deux ans ; mais peut-être cumulait-elle. Quand je pense que j’en suis réduite à des hypothèses ! Et il s’agit de Maurice et de moi ! Tous les amis étaient au courant évidemment ! Oh ! Qu’importe ? Je n’en suis plus à me soucier du qu’en-dira-t-on ! Je suis trop radicalement anéantie. L’image qu’on peut se faire de moi, je m’en fous. Il s’agit de survivre.

    « Rien n’est changé entre nous ! » Quelles illusions je me suis faites sur cette phrase. Voulait-il dire que rien n’était changé puisqu’il me trompait déjà depuis un an ? Ou ne voulait-il rien dire du tout ?

    Pourquoi m’a-t-il menti ? Il me croyait incapable de supporter la vérité ? Ou il avait honte ? Alors pourquoi m’a-t-il parlé ? Sans doute parce que Noëllie était fatiguée de la clandestinité ? De toute façon ce qui m’arrive est affreux. »

 

beauvoir

Simone de Beauvoir (9 januari 1908 – 14 april 1986)
Hier met Jean Paul Sartre

 

De  Nederlandse schrijver, columnist, scenarioschrijver en radiopresentator Theodor Holman werd geboren in Amsterdam op 9 januari 1953. Zie ook mijn blog van 9 januari 2009.

Uit: Theo, Theo 

Ik opende de deur van het café
en zag hem staan: een provo, slank en blond.
Met inderdaad een cocktail aan zijn mond.
Het leek of hij het volle glas verslond.

Hij schreeuwde: “Vier cognac!” toen hij mij zag.
Kwam op mij af met brede gulle lach
en sprak: “Drink! Ik betaal het eindbedrag!”
Daarna: ” Ik ken je stukjes uit PC!”

Hij schoof mij twee cognac toe en riep : “Proost!”
Ad fundum ging glas ййn, daarna glas twee.
Ik had genipt. Daar zat Theo niet mee.

“Weer twee!” De kastelein knikte gedwee.
“Het drinken niet, de dronkenschap is troost.”
Maar wanneer kwam die “troost” , dat waanidee?

Holman

Theodor Holman (Amsterdam, 9 januari 1953)
Hier met Theo van Gogh en Katja Schuurman

 

De Noordierse schrijver en journalist Danny Morrison werd geboren op 9 januari 1953 in Belfast. Zie ook mijn blog van 9 januari 2009.

Uit: A Wooden Heart

„The boy was sitting on the small wall, a few feet opposite Stan who was on the steps of his backdoor tuning the strings on his guitar. The boy dragged his eyes away from Stan and looked down the rows of disordered back gardens through a composite haze of insects, then over the roofs of Bearnagh Drive, behind which was the Horsey Field where he caught bees in jam jars on sunny days.
Above the Horsey a circling bird high in the sky reminded the child of the westerns he had seen on his granny’s television. Vultures hovering, thought the boy, meant that they had spotted down below, in a canyon full of rattlesnakes, a lonely cowboy bleeding to death from bullet holes or dying of thirst because his canteen was empty or been sabotaged.
To the boy’s mind came motley impressions from the various films he had seen. The cowboy hadn’t eaten in days, had been looking forward to his first bath in three years, and had smashed his last bottle of liquor against a rock because he was trying to stop drinking and it was muddling his thinking. He was lying against a tree, seeing things in double and treble and talking to himself. And he was seeing Beth, his girlfriend from the saloon. He had just been double-crossed by a sleeked, so-called partner who had climbed on his horse and laughed before riding off with the cowboy’s only boots tied to his saddle and stolen his share of the gold. To crown things off the traitor said he was going to marry Beth and the cowboy banged his head against a tree shouting Oh no! and what he wasn’t going to do about if when he got out of this fix.
A Wells Fargo stagecoach, if this was the same film, didn’t know the cowboy was in just the next canyon and this was very sad and potentially the end of the story because the stagecoach only went through once a week. Every Thursday, to be precise, maam, said the driver to a woman in the back when she asked. In yet another canyon the cowboy’s horse was snorting like mad and looking for him but couldn’t smell him. The horse was limping because it had stood on a big cactus which the boy thought was poisonous and maybe slow-acting so time was running out.”

 

danny-morrison

Danny Morrison (Belfast, 9 januari 1953)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e januari ook mijn twee vorige blogs van vandaag.

 

Bas Heijne, Simone de Beauvoir, Benjamin Lebert, Theodor Holman, Heiner Müller, Karel Čapek, Danny Morrison, Pierre Guyotat, Pierre Combescot, Gisbert Haefs, Klaus Schlesinger

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook mijn blog van 9 januari 2008.

Uit:  Een oord van onderkoelde verschrikking

“Die wonderlijk lucide blik, die een schrijver in staat stelt zijn eigen obsessies te doorgronden terwijl ze hem ook in zijn macht hebben, vind je ook bij die ander grote verslaafde, F. Scott Fitzgerald. Bij Fitzgerald is het niet gokken, maar drank – en alcohol staat bij hem voor zelf-ontwrichting. Al Fitzgeralds alter ego’s in zijn romans en verhalen zijn geobsedeerd door succes in de wereld – mooie spullen, mooie kleren, mooie meisjes, mooie zinnen, mooie gebaren – maar door te drinken halen ze zichzelf steevast onderuit. Terwijl ze fanatiek hun wereldse ambities nastreven, knaagt van binnen het ongeloof in diezelfde ambities. De wereld zoals hij is – is dat alles? Dat het leven zelf niet voldoet, dat achter alle verbeten ambitie om er te komen, het besef van een reusachtig, inktzwart niets schuilgaat, dat is de reden waarom veel van Fitzgeralds ambitieuze jonge mannen in hun streven naar succes ook altijd flirten met mislukking, zoals een autocoureur ook altijd op de fatale crash aanstuurt.
Bij Fitzgerald is dat geen spectaculaire ontsporing, maar iets veel gruwelijkers, iets wat hij de crack-up noemt: het plotselinge besef van de totale vergeefsheid, de onverhoedse aanslag van iets duisters in jezelf op alles waar je oprecht in geloofde. Weg ambitie, weg energie, weg geloof. Daarna wacht de mislukking met open armen op je – geen fantastische duikvlucht of gewelddadig slotakkoord, maar een langzaam wegsterven in onbeduidendheid, het voortslepen van een bestaan waaraan iedere zin onttrokken is. Anders dan bij Dostojewski is er geen kans op herrijzenis, er is zelfs geen hoop op herrijzenis.
Fitzgerald kon het aanzien met de onthechte blik van de arts die beseft dat hij met een hopeloos geval te doen heeft; soms sardonisch, zoals in zijn hilarische, schmierende Pat Hobby-verhalen (over een uitgerangeerde scenarioschrijver in het Hollywood van de jaren dertig), soms met een ijskoude wanhoop, zoals in het late verhaal, ‘An alcoholic case’, waarin hij een meelijwekkende alcoholist beschrijft, gezien door de ogen van een thuisverpleegster. Die alcoholist is hij zelf. Maar Fitzgerald is ook de schrijver die naar zichzelf kan kijken, met mededogen misschien, maar zonder de genade die Dostojewski meestal voor zijn alter ego’s reserveert.”

basheijne

Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

 

De Franse schrijfster Simone de Beauvoir werd geboren op 9 januari 1908 in Parijs. Zie ook mijn blog van 9 januari 2007 en ook mijn blog van 9 januari 2008.

Uit: Le Deuxième Sexe II

En vérité, l’influence de l’éducation et de l’entourage est ici immense. Tous les enfants essaient de compenser la séparation du sevrage par des conduites de séduction et de parade; on oblige le garçon à dépasser ce stade, on le délivre de son narcissisme en le fixant sur son pénis; tandis que la fillette est confirmée dans cette tendance à se faire objet qui est commune à tous les enfants. La poupée l’y aide, mais elle n’a pas non plus un rôle déterminant; le garçon aussi peut chérir un ours, un polichinelle en qui il se projette; c’est dans la forme globale de leur vie que chaque facteur : pénis, poupée, prend son poids.

Ainsi, la passivité qui caractérisera essentiellement la femme «féminine» est un trait qui se développe en elle dès ses premières années. Mais il est faux de prétendre que c’est là une donnée biologique; en vérité, c’est un destin qui lui est imposé par ses éducateurs et par la société. L’immense chance du garçon, c’est que sa manière d’exister pour autrui l’encourage à se poser pour soi. Il fait l’apprentissage de son existence comme libre mouvement vers le monde; il rivalise de dureté et d’indépendance avec les autres garçons, il méprise les filles. Grimpant aux arbres, se battant avec des camarades, les affrontant dans des jeux violents, il saisit son corps comme un moyen de dominer la nature et un instrument de combat; il s’enorgueillit de ses muscles comme de son sexe; à travers jeux, sports, luttes, défis, épreuves, il trouve un emploi équilibré de ses forces; en même temps, il connaît les leçons sévères de la violence; il apprend à encaisser les coups, à mépriser la douleur, à refuser les larmes du premier âge. Il entreprend, il invente, il ose.“

 

Beauvoir

Simone de Beauvoir (9 januari 1908 – 14 april 1986)

 

De Duitse schrijver Benjamin Lebert werd geboren op 9 januari 1982 in Freiburg im Breisgau. Zie ook mijn blog van 9 januari 2008.

 

Uit: Crazy

 

Mit sechzehn sollte man eigentlich schon gelernt haben, ein Geodreieck zu halten”, stellt Mathelehrer Rolf Falkenstein fest. Er gibt es mir zurück, ohne mir beim Zeichnen des Kongruenzsatzbeweises geholfen zu haben. Pech gehabt. Hier sitze ich also an meinem ersten Schultag. Ich schüttle den Kopf.
Dabei hatte eigentlich doch alles recht gut angefangen. Die ersten Stunden, Französisch und Englisch, waren gut gelaufen, ich hatte die so berühmte Vorstellungsarie, die ich so hasse, hinter mich gebracht. Es war die übliche Sache. Vor die Klasse treten, nicht wissen, wohin mit den Händen, und sagen: Hallo Leute. Ich heiße Benjamin Lebert, bin sechzehn Jahre alt, und ich bin ein Krüppel. Nur damit ihr es wißt. Ich dachte, es wäre von beiderseitigem Interesse.
Die Klasse 8B, in der ich mich nun befinde, hat recht ordentlich darauf reagiert: ein paar verstohlene Blicke, ein wenig Gekicher, eine erste schnelle Einschätzung meiner Person. Für die Jungen war ich nun einer der alltäglichen Idioten, mit denen man nicht mehr rechnen mußte, und für die Mädchen war ich schlicht gestorben. Soviel hatte ich erreicht.
Französischlehrerin Heide Bachmann sagte, daß es im Internat Schloß Neuseelen nicht darauf ankäme, ob man eine Behinderung habe oder nicht. In Neuseelen käme es auf liebevolle und konsequent verbindliche Werte und soziale Kompetenzen an. Gut zu wissen.
Die Klasse 8B ist nicht groß: zwölf Schüler. Mich eingeschlossen. In den staatlichen Schulen sieht das anders aus. Da sind es immer um die fünfunddreißig. Aber die müssen schließlich auch nicht zahlen. Hier zahlen wir. Und zwar bis es kracht.“

 

Lebert

Benjamin Lebert (Freiburg im Breisgau, 9 januari 1982)

 

De  Nederlandse schrijver, columnist, scenarioschrijver en radiopresentator Theodor Holman werd geboren in Amsterdam op 9 januari 1953. Theodor Holman studeerde Nederlands en Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn ouders leefden allebei geruime tijd in de Japanse krijgsgevangenkampen in voormalige Nederlands-Indië. Van 1979 tot en met 1982 was hij redacteur van het studentenblad Propria Cures. Hij publiceerde onder andere in Maatstaf, HP/de Tijd, De Groene Amsterdammer, Penthouse, Avenue, Opzij, Het Parool en Hard gras. Veel van zijn columns verschenen later in boekvorm. Verder is hij is televisiemaker voor de Amsterdamse zender AT5. Zijn literaire carrière begon met de publicatie van gedichten. In 1973 verscheen in een bibliofiele uitgave Na drie tellen de opmaat. Vier jaar later verscheen de bundel De kistenmaker. Later is Holman zich ook gaan toeleggen op het schrijven van proza. In 1997 schreef Holman een boek tijdens de 24 uur die hij doorbracht in de etalage van de Amsterdamse vestiging van De Bijenkorf (Een winkelzoon in het glazen paleis). Behalve columns en boeken, schreef Holman filmscenario’s: Hoe ik mijn moeder vermoordde (1996), Interview (2003), Cool (2004) en Medea (2004) voor vriend Theo van Gogh.

 

Uit: Het blijft toch familie

 

Zijn ontgroeningsverhalen uit het midden van de jaren dertig en zijn verhalen als assistent-resident waren de enige verhalen waaruit hij stoer naar voren kwam.
Na ’45 is hij inderdaad nooit meer stoer geweest.
Zijn eigenlijke kwaliteit was het ‘achteruitdringen’. Hij was een kampioen in het ‘achteruitdringen’. Altijd en overal liet hij mensen voor gaan, tot ergernis van ons. Waar we ook waren, altijd moesten anderen voor. ‘Nee, helpt u die mevrouw maar eerst, ik kijk nog even.’ Bekend is het ‘Haleman-verhaal’. Mijnheer Haleman was sigarenhandel in de Jacob Obrechtstraat en verkocht tevens staatsloten. Hij vertelde iedereen die het maar horen wilde, dat mijn vader ooit de honderdduizend had laten schieten doordat hij mevrouw Heide-De Vries, onze buurvrouw, voor had laten gaan!
Mevrouw Heide-De Vries, een pronte dame van in de veertig, liet zich onmiddelijk van haar man scheiden en gad haar geld uit aan stoere jongens van zeventien, die ze in de mooie kleren stak en aan wie ze brommers uitdeelde.
‘Maar goed dat wij dat geld niet hebben gewonnen,’ zei mijn vader dan.
‘O, had jij je dan meteen van mij laten scheiden en had je dan allemaal meisjes van zeventien mee naar huis genomen?’ vroeg mijn moeder daarop.
‘Ja, voor ons,’ zei mijn broer dan.
Het achteruitdringen van mijn vader moet een psychisch defect zijn geweest.
‘Mijnheer Holman, u bent nu echt aan de beurt,’ hoorde ik de slager nog zeggen.
‘Nee, nee, ik ben niet aan de beurt. Die mevrouw met dat bruine jasje is nog voor mij.’
‘Nee, die kwam echt later binnen dan u, hoor.’
‘Dat kan wel wezen, maar dames gaan voor. Helpt u die mevrouw maar eerst, en daarna die mijnheer, want ik die dat die mijnheer erge haast heeft.’
‘Of ze haast hebben of niet. U bent nu gewoon aan de beurt, mijnheer Holman!’
‘Ja, maar ik kan wachten. Ik heb trouwens mijn keus nog niet bepaald. Helpt u die anderen nou maar eerst.’

 

Theodor_Holman

Theodor Holman (Amsterdam, 9 januari 1953)

 

De Duitse theatermaker, schrijver, dichter, regisseur en intendant Heiner Müller werd geboren in Eppendorf (Saksen) op 9 januari 1929. In 1947 trad Müller toe tot de SED en werkte vanaf 1950 voor Sonntag en vanaf 1953 voor Neue deutsche Literatur, twee culturele tijdschriften. In 1957 werd hij redacteur van het tijdschrift Junge Kunst. In deze periode werd zijn eerste stuk Zehn Tage, die die Welt erschütterten voor het eerst opgevoerd. In 1958 werd hij medewerker aan het Maxim Gorki-Theater in Berlijn en zelfstandig schrijver. In hetzelfde jaar werden Der Lohndrücker en Die Korrektur voor het eerst opgevoerd. In 1959 kreeg hij de Heinrich-Mann-Preis. Die Umsiedlerin werd in 1961 voor het eerste op het toneel gebracht en direct verboden. Müller werd uit de Schriftstellerverband uitgesloten. In 1964 schreef Müller Die Umsiedlerin om (in 1976 enscenering). In 1965 werd Müller opnieuw door de SED bekritiseerd In 1970 werd Müller dramaturg aan het Berliner Ensemble. In 1984 werd Müller lid van de Akademie der Künste der DDR en kreeg in 1985 kreeg hij de Georg-Büchner-Preis, een van de belandgrijkste Duitse literaire prijzen. In 1986 werd hij lid van de Akademie der Künste West-Berlin en kreeg hij de Nationalpreis I. Klasse voor kunst en cultuur van de DDR. In 1988 werd Müller opnieuw in de DDR-Schriftstellerverband opgenomen. Op 4 november 1989 trad hij bij de grote demonstratie op de Alexanderplatz in Berlijn als spreker op. In 1990 werd het festival Experimenta in Frankfurt am Main te zijner ere ingericht.  In 1993 ensceneerde Müller in Bayreuth succesvol de opera Tristan und Isolde.

 

BILDER

 

Bilder bedeuten alles im Anfang. Sind haltbar. Geräumig.

Aber die Träume gerinnen, werden Gestalt und

Enttäuschung.

Schon den Himmel hält kein Bild mehr. Die Wolke,

vom Flugzeug

Aus: ein Dampf der die Sicht nimmt. Der Kranich nur noch

ein Vogel.

Der Kommunismus sogar, das Endbild, das immer erfrischte

Weil mit Blut gewaschen wieder und wieder, der Alltag

Zahlt ihn aus mit kleiner Münze, unglänzend, von Schweiß

blind

Trümmer die großen Gedichte, wie Leiber, lange geliebt und

Nicht mehr gebraucht jetzt, am Weg der vielbrauchenden

endlichen Gattung

Zwischen den Zeilen Gejammer

auf Knochen der Steinträger glücklich

Denn das Schöne bedeutet das mögliche Ende der

Schrecken.

 

 

 

PHILOKTET 1950

 

Philoktet, in Händen das Schießzeug des Herakles, krank mit

Aussatz ausgesetzt auf Lemnos, das ohne ihn leer war

Von den Fürsten mit wenig Mundvorrat, zeigte da keinen

Stolz, sondern schrie, bis das Schiff schwand, von seinem

Schrei nicht gehalten.

Und gewöhnte sich ein, Beherrscher des Eilands, sein Knecht

auch

An es gekettet mit Ketten umgebender Meerflut, von Grünzeug

Lebend und Getier, jagbarem, auskömmlich zehn Jahr lang.

Aber im zehnten vergeblichen Kriegsjahr entsannen die Fürsten

Des Verlassenen sich. Wie den Bogen er führte, den weithin

Tödlichen. Schiffe s
chickten sie, heimzuholen den Helden

Daß er mit Ruhm sie bedecke. Doch zeigte sich der da von

seiner Stolzesten Seite. Gewaltsam mußten sie schleppen an

Bord ihn

Seinem Stolz zu genügen. So holte er nach das Versäumte.

 

Mueller

Heiner Müller (9 januari 1929 – 30 december 1995)

 

De Tsjechische schrijver Karel Čapek werd geboren op 9 januari 1890 in Malé Svatoňovice, Bohemen, in de toenmalige dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Zie ook mijn blog van 9 januari 2007.

 

Uit: R.U.R. (Rossum’s Universele Robots, 1920)

 

„DOMAIN: Well, then. (Sits down with writing-table, looks at HELENA
with rapture and reels off rapidly) It was the in the year 1922 that
old Rossum the great physiologist, who was then quite a young scientist,
betook himself to this distant island for the purpose of studying the
ocean fauna, full stop. On this occasion he attempted by chemical
synthesis to imitate the living matter known as protoplasm, until he
suddenly discovered a substance which behaved exactly like living matter,
although its chemical composition was different; that was in the year
1932, exactly 400 years after the discovery of America, whew!
HELENA: Do you know that by heart?
DOMAIN: Physiology, Miss Glory, is not my line. Shall I go on?
HELENA: Please do.
DOMAIN: (Solemnly) And then, Miss Glory, old Rossum wrote the
following day in his book: “Nature has found only one method of
organizing living matter. There is, however, another method more
simple, flexible, and rapid, which has not yet occurred to nature
at all. This second process by which life can be developed was
discovered by me today.” Imagine him, Miss Glory, writing those
wonderful words. Imagine him sitting over a test tube and thinking
how the whole tree of life would grow from it, how animals would
proceed from it, beginning with some sort of beetle and ending with man
himself. A man of different substance from ours. Miss Glory, that
was a tremendous moment.
HELENA: Go on, please.
DOMAIN: Now the thing was, how to get the life out of the test
tube and hasten development: to form organs, bones and nerves,
and so on: to find such substances as catalytics, enzymes, hormones,
and so forth, in short — you understand?”

Capek

Karel Čapek (9 januari 1890 – 25 december 1938)

 

De Noordierse schrijver en journalist Danny Morrison werd geboren op 9 januari 1953 in Belfast. Morrison schrijft al jaren korte verhalen en romans die zich afspelen in het hedendaagse Noord-Ierland. Morrison was hoofdredacteur van de IRA-gezinde krant `An Phoblacht’, perschef van de politieke tak Sinn Fein en parlementslid voor die partij. Hij zat vijf jaar (1990-1995) gevangen wegens ontvoering van een politiespion en wijdt zich sinds zijn vrijlating aan het schrijven van boeken.

 

Uit: We Got Tonite

Jim Carlisle pulled on the handbrake and the car gently halted at the edge of the driveway, idling. ‘Did anybody check Tonto?’

‘I did, Dad,’ said Paula, his sixteen-year-old daughter, from  behind his shoulder, as she sat forward from the twins. ‘And I tied the patio gate.’

Sarah, Jim’s wife, switched on the radio and hit a pre-set button just to double-check that it was on City Beat that they listened to every morning for traffic reports, the day’s weather and ‘Our Song’. Paula and Sarah always alighted last, usually around five to nine, when they reached Paula’s school where Sarah was the senior caterer.
Presently, they drove out of their quiet village estate and onto the main road for the city. Sarah turned to nine-years-old David and Damien.

‘Did you remember them?’

In unison the twins answered Yes but behind the scenes they quickly used their tongues to dislodge scales of toast from between their teeth before baring their gums to their mother.

‘Look at them!’ she said, with maternal exasperation.

‘David forgot to tell me,’ pleaded Damien, the more timid of the pair.

‘It was your turn!’ insisted David, as he squirmed and winced whilst Sarah loosened her safety belt and used her finger nail to remove the most conspicuous of the crumbs. Jim watched the road and smiled, and the smile glided imperceptibly from observing the charm of his children back to an incident the night before when a boring new neighbour insisted on being introduced to Tonto, their red Setter.

danny_Morrison

Danny Morrison (Belfast, 9 januari 1953)

 

De Franse schrijver Pierre Guyotat werd geboren op 9 januari 1940 in Bourg-Argental. In 1960 werd hij opgeroepen om, in dienst van het Franse leger, te vechten in Algerije. In 1962 werd hij opgepakt door de Militaire Politie die hem tien dagen lang ondervroeg en beschuldigde van aantasting van het moreel van de troepen en medeplichtigheid aan desertie. Guyotat werd drie maanden, zonder enige vorm van proces, opgesloten in een onderaardse cel, vervolgens werd hij overgeplaatst naar een strafbataljon. Eenmaal terug in Parijs voltooide hij de roman Ashby. In 1967 verscheen Tombeau pour cinq cent mille soldats dat een cultstatus verwief en oorzaak werd van allerlei controverses. In 1970 publiceerde hij Eden, Eden, Eden.

 

Uit: Eden, Eden, Eden  (Vertaald door Jan Rijnsburger)

 

,,de donkere stapt opzij, gaat rechtop voor de schandknaap staan, ogen vast in hun kassen, wijdbeens, met de strakke naad in zijn reet, hij neemt zijn glanzende lid in de hand, spuugt erop, smeert het kwijl uit over de eikel, werpt zich op de schandknaap, dwingt hem op zijn knieën, duwt de met kwijl ingesmeerde eikel tussen zijn lippen; de kale veegt de met zand opgedroogde stront van zijn schedel’

 

Guyotat

Pierre Guyotat (Bourg-Argental, 9 januari 1940)

 

De Franse schrijver en journalist Pierre Combescot werd geboren op 9 januari 1940 in Limoges. Hij werkt voor le Canard Enchaîné onder het pseudoniem Luc Décygnes en schrijft ook voor de Paris Match. In 1986 ontving hij de Prix Médicis voor Les Funérailles de la Sardine en in 1991 de Prix Goncourt voor Les Filles du Calvaire. Zijn eerste werk was een biografie over Lodewijk II van Beieren.

 

Uit: Ce soir on soupe chez Pétrone

 

„Désormais, moi, Lysias, je suis seul. Aussi, je prends les jours comme ils viennent. La vie à l’improviste. A mon âge, il me plaît encore de badiner dans l’ombre du plaisir. Ecrire mes mémoires ? Pourquoi aliénerais-je mes derniers beaux jours à ressasser le passé. La barbe !
J’ai aimé la vie sous ses aspects multiples. Je l’ai traversée joyeux et athlétique sans éprouver de lassitude ni de découragement. Ceux qui m’ont naguère connu, témoigneront que j’ai été un homme d’un commerce agréable, recherché pour son savoir et son urbanité. Un de ces raffinés qui perpétuait une tradition déjà bien passée de mode à Rome.
Aujourd’hui, je vis comme un ours ; et seul m’importe le présent. Pourtant je sens bien qu’il me faudra, quelque jour, songer à ces mémoires. En venir à ce que je devrai tirer de si loin et de moi. Façon d’adoucir le cours du temps et de tromper la mort.
Pour l’heure, il n’y a pas d’urgence. Aussi pourquoi bourdonnent-ils autour de moi comme des mouches ? Chaque jour, ils se font plus nombreux ! Et c’est la même rengaine. De grâce ! Cher Lysias, de grâce, un témoignage ! Oui ! Quelques portraits ! Tes souvenirs ! C’est important ! Vraiment ! Pour servir à l’histoire de notre époque ! Et ils me collent et ne veulent pas en démordre !
Que désirent-ils ? Un tableau de la vulve de Sabina Poppea ? Et comment, à sa mort, cette Isis de lupanar fut truffée d’aromates égyptiens, avant d’être enfournée dans le tombeau des Jules ?“

 

Combescot

Pierre Combescot (Limoges, 9 januari 1940)

 

De Duitse schrijver en vertaler Gisbert Haefs werd geboren op 9 januari 1950 in Wachtendonk, Nordrhein-Westfalen. Van 1968 tot 1976 studeerde hij Engels en Spaans in Bonn. Aansluitend werkte hij als zelfstandig schrijver en vertaler van o.a. Adolfo Bioy Casares, Arthur Conan Doyle, G. K. Chesterton, Georges Brassens en Mark Twain. Haefs beoefent diverse genres; science-fiction, detective en historische romans. Vooral met het laatste genre heeft hij veel succes.

 

Uit: Troja

 

„Die beiden Männer, die den Krieg entscheiden sollten, der ihretwegen ausgebrochen war. Parisiti, den die Achaier Paris oder Alexandros nannten, sprang von einem der leichten trojanischen Wagen. Er stand ein paar Atemzüge lang still da, blickte die eigenen Reihen hinauf und hinab, wandte sich dann dem Heer der Gegner zu. Das Reden, das Gemurmel, die Rufe, alles erstarb; beklemmendes Schweigen zog über das Feld; eine andere Art Nebel, wie Ninurta fand. Keinerlei Begeisterung bei den Trojanern.
Er musterte den Trojaner, aus der Ferne, und erinnerte sich an Ugarit, an Kerets Gemach, an den schnellen Griff nach Parisitis Handgelenk. Der Königssohn schien unverändert – aus der Entfernung. Groß, kräftig, eher schlank; Ninurta war bereit, einiges darauf zu wetten, daß die Nächte mit Helena Falten in Gesichts- und sonstige Haut gegraben hatten. Paris war kein mächtiger, wuchtiger Riese – kein Aias oder Achilleus oder Hektor; vom Körperbau hatte er mehr mit Leuten wie Agamemnon oder Odysseus gemein. Jetzt wandte er sich dem Wagenkorb zu; ein Helfer reichte ihm Beinschienen.
Menelaos. Ihn hatte Ninurta noch nie aus der Nähe gesehen. Der Spartaner glich dem Trojaner: groß, stark, aber nicht massig. Über die weitergehenden Ähnlichkeiten mochte sich Helena äußern…
Das Grinsen verfiel, als Ninurta den Blick hob. Da stand sie, auf einer kleinen Anhöhe, nicht weit hinter den ersten Reihen der Trojaner. Sie sprach
mit einem Mann, der den Helm in den Nacken geschoben hatte und sich nun lächelnd abwandte.“

 

gisbert-haefs

Gisbert Haefs (Wachtendonk, 9 januari 1950)

 

De Duitse schrijver en journalist Klaus Schlesinger werd geboren op 9 januari 1937 in Berlijn. Hij volgde van 1951 toto 1957 een opleiding tot scheikundig laborant en scheikundig ingenieur en tot 1964 werkte hij als laborant in het Berlijnse ziekenhuis Charité. In 1972 voltooide hij een cursus aan het Literaturinstitut “Johannes R. Becher” in Leipzig en in 1973 werd hij lid van de Schriftstellerverband der DDR. Samen met Ulrich Plenzdorf en Martin Stade plande hij een bloemlezing van jonge DDR schrijvers, maar de uitgave werd door de autoriteiten verhinderd en sindsdien werd Schlesinger door de Stasi gevolgd. Na protestacties tegen o.a. de uitburgering van Wolf Biermann werd hij geroyeerd als lid van de schrijversbond. In 1980 vertrok hij met een reisvsum naar West-Berlijn, waar hij tien jaar lang in de kraakbeweging actief was. In 2000 ontving Klaus Schlesinger de Erich-Fried-Preis en werd hij lid van de Akademie der Künste.

 

Uit: Die Seele der Männer

 

„Mit Frauen hatte Brehm keine Probleme. Wenns darum geht, sagte er zu Andre auf dem Hof vor der Lackkammer in seinem lässigsten Tonfall, könnte er an jedem Finger zehn haben. Aber woher weiß man, welche die richtige ist?
Sie saßen auf Harzfässern, baumelten mit den Beinen und pafften den Rauch ihrer Zigaretten in den dunstigen Morgen. Eben hatte Brehm das Protokoll für die laufende Charge überbracht, von ihm selbst unterzeichnet. Seit er allein im Labor war, blieb ihm gar nichts anderes übrig, als die Protokolle eigenhändig zu unterzeichen, auch wenn er noch Stift war. Jedesmal, wenn er seinen Namen in die rechte untere Ecke setzte, fühlte er sich ein Stück gewachsen.
Gerade weil es so viele sind, ist es schwer, sagte André, der trotz der Kühle nur ein Turnhemd trug, das seine tätowierten, außergewöhnlich muskulösen Oberarme sehen ließ.
Brehm wiegte den Kopf. Er wollte auf ein bestimmtes Thema hinaus, wußte aber nicht, wie, und warf so leicht hin, ob André denn nie Schiß habe.
Wovor Schiß? Daß du hängenbleibst bei einer?
Brehm zog an seiner Zigarette.
Abhauen kannst du jederzeit, sagte André.
Das meinte Brehm nicht. Brehm meinte, daß man sich eine Menge einfangen kann, heutzutage. Davor hatte er Schiß.
André lachte auf. Dafür gibts doch Mittel. In jeder Apotheke. Sogar im Seifenladen.
Aber, sagte Brehm zögernd, manchmal kommts ja ganz plötzlich, und du hast nichts bei, ich meine, zur Sicherheit.
Aus der halboffenen Tür zur Lackkammer hörte man die Hammerschläge, mit denen der lange Adolf die Ringe von den Kunstharzfässern schlug, deren Dauben sich dann sprungartig öffneten, als blühten sie auf.
Kein Problem, sagte André. Brehm dürfe nur nicht vorher Wasser lassen. Nie Wasser lassen vorher! Und wenn du mit allem fertig bist, gehst du um die Ecke, hältst die Vorhaut zu und schiffst los! Verstehst du?
Brehm nickte, obgleich er nichts verstand.“

 

Schlesinger

Klaus Schlesinger (9 januari 1937 – 11 mei 2001)

 

Zie voor nog meer schrijvers van 9 januari ook mijn vorige blog van vandaag.

Honderd jaar Simone de Beauvoir , Bas Heijne, Benjamin Lebert, Karel Čapek

De Franse schrijfster Simone de Beauvoir werd geboren op 9 januari 1908 in Parijs. Dat is vandaag dus precies honderd jaar geleden. Zie ook mijn blog van 9 januari 2007.


Uit: Une mort très douce

“Le jeudi 24 octobre 1963, à quatre heures de l’après-midi, je me trouvais à Rome, dans ma chambre de l’hôtel Minerva; je devais rentrer chez moi le lendemain par avion et je rangeais des papiers quand le téléphone a sonné. Bost m’appelait de Paris : “Votre mère a eu un accident”, me dit-il. J’ai pensé : une auto l’a renversée. Elle se hissait péniblement de la chaussée sur le trottoir, appuyée sur sa canne, et une auto l’avait renversée. “Elle est tombée dans sa salle de bains; elle s’est cassé le col du fémur”, me dit Bost. Il habitait dans le même immeuble qu’elle. La veille, vers dix heures du soir, montant l’escalier avec Olga, il avaient remarqué trois personnes qui les précédaient : une dame et deux agents. “C’est au deuxième étage et demi”, disait la dame. Etait-il arrivé quelque chose à Mme de Beauvoir? Oui. Une chute. Pendant deux heures elle avait rampé sur le plancher avant d’atteindre le téléphone; elle avait demandé à une amie, Mme Tardieu de faire enfoncer la porte. Bost et Olga avaient accompagné le groupe jusqu’à l’appartement. Ils avaient trouvé maman couchée par terre dans sa robe de chambre rouge en velours côtelé. La doctoresse Lacroix, qui loge dans la maison, avait diagnostiqué une rupture du col du fémur; transportée au services des urgences de l’hôpital Boucicaut, maman avait passé la nuit dans une salle commune…

 

…”Mais je l’emmène à la clinique C. me dit Bost. C’est là qu’opère un des meilleurs chirurgiens des os, le professeur B. Elle a protesté, elle avait peur que ça ne vous coûte trop cher. Mais j’ai fini par la convaincre.”

Pauvre maman ! J’avais déjeuné avec elle à mon retour de Moscou, cinq semaines plus tôt; comme d’habitude elle avait mauvaise mine. Il y avait eu un temps, pas bien lointain, où elle se flattait de ne pas paraître son âge; maintenant on ne pouvait plus s’y tromper : c’était une femme de soixante-dix sept ans, très usée. L’arthrose des hanches, qui s’était déclarée après la guerre, avait empiré d’année en année, malgré les cures à Aix-les-Bains et les massages : elle mettait une heure à faire le tour d’un pâté de maisons. Elle souffrait, elle dormait mal, en dépit des six cachets d’aspirine qu’elle avalait chaque jour. Depuis deux ou trois ans, depuis l’hiver dernier surtout, je lui voyais toujours ces cernes violets, ce nez pincé, ces joues creuses. Rien de grave, disait son médecin, le docteur D. : des troubles du foie, de la paresse intestinale; il prescrivait quelques drogues, de la confiture de tamarine contre la constipation. Je ne m’étonnai pas, ce jour-là, qu’elle se sentît “patraque”; ce qui me peina, c’est qu’elle eût passé un mauvais été. Elle aurait pu villégiaturer fans un hôtel ou dans un couvent qui acceptait des pensionnaires…”

 

BeauvoirSimoneDe

Simone de Beauvoir (9 januari 1908 – 14 april 1986)

 

De Nederlandse publicist, schrijver en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Heijne studeerde Engelse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. In 1984 debuteerde hij met de roman Laatste woorden. Hij schreef tussen 1984 en 1992 reisverhalen voor het tijdschrift De Tijd. Een deel van deze verhalen werd later gebundeld in Vreemde reis. Zijn tweede roman, Suez, verscheen in 1992. Heijne is sinds 1991 als essayist verbonden aan NRC Handelsblad, voor welke krant hij sinds 2001 ook om de week een column verzorgt. Zijn essaybundel De wijde wereld werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. Hij heeft werk vertaald van Evelyn Waugh, E.M. Forster en Joseph Conrad. In 2003 heeft hij het toneelstuk Van Gogh geschreven dat werd gespeeld door ZT Hollandia.

Uit: Staat Nederland weer in brand?

“In Mimesis, de klassieke studie van Erich Auerbach over hoe de werkelijkheid in de westerse literatuur door de eeuwen heen is verbeeld, wordt een stukje van een zekere Ammianus geciteerd, die een volksopstand beschrijft. Ammianus leefde in de vierde eeuw na Christus, in de nadagen van het Romeinse Rijk, en Auerbach laat zien hoe zijn opzwe
pende taal zich heeft losgemaakt van de werkelijkheid; het is een en al hyperbool en verbale uitzinnigheid in zijn reportage. Ammianus beschrijft de opstand van de massa in zuiver zintuiglijke taal, zonder enige analyse of distantie. Tacitus was al beklemmend, zegt Auerbach, maar ‘hier bij Ammianus is het echter tot een magische en zintuiglijke ontmenselijking gekomen’.

Magisch en somber zintuiglijk, star beeldend en gebarend, noemt Auerbach de stijl van de oude Romein. Die kwalificaties gaan op voor de taal die nu in Nederland gemeengoed is geworden. De grootste Nederlander aller tijden, de puinhopen van acht jaar paars, de vijfde colonne van de geitenneukers, afgeslacht!, ik lust ze rauw, Nederland staat in brand! Het is taal die moet opzwepen, die voor de emotie moet zorgen. Geen wonder dat in zo’n klimaat de hysterische jihadtaal van islamitische extremisten Marokkaans-Nederlandse tieners aanspreekt. Voeg daar nog de eindeloze uitzinnigheid van door verbale doodsdrift bevangen rappers als Tupac aan toe en je begint te begrijpen waarom het in Nederland steeds weer uit de hand loopt. Iedereen doet eraan mee, de actualiteitenkermis van de televisie, de krantenjournalistiek, de politieke celebrities van het nieuwe Nederland, de rabiate loonies op internet. Alleen Ali B. houdt de boel nog een beetje bij elkaar.

In het voortsukkelende debat over de vrijheid van meningsuiting dat na de moord op Van Gogh is ontstaan, draait het vooral om hoever je zou mogen gaan – mag je iemand keer op keer tot op het bot beledigen? De vraag waarom je eigenlijk iemand tot op het bot zou willen beledigen, wordt nauwelijks gesteld. Stel hem wel en je krijgt ongetwijfeld een antwoord vol grote gebaren: het woord moet vrij zijn, niet vogelvrij, enzovoort. Maar dat alles verhult alleen maar wat er in werkelijkheid aan de hand is, dat wat Nederland op dit moment in het buitenland niet zozeer lachwekkend maakt, als wel onrustbarend: dat het woord in Nederland volledig tot emotie geworden is. Oproepen tot matiging heeft dan ook geen zin, want de betekenis van al die snoeiharde taal schuilt nu juist in de woedende heftigheid ervan. Zet de televisie aan en je belandt in een orgie van verbaal geweld. Daarachter: een angstwekkende leegte.”

Bas_Heijne

Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

 

 

De Duitse schrijver Benjamin Lebert werd geboren op 9 januari 1982 in Freiburg im Breisgau. Zijn vader stond aan de wieg van de jeugbijlage van de Süddeutschen Zeitung, waar de jonge Benjamin ook enkele bijdragen voor schreef. Door de lector van een bekende Duitse uitgeverij werd de jongen aangemoedigd om een roman te schrijven. Deze roman, Crazy, verscheen al toen Lebert zestien jaar was. Hij beschrijft erin typische adolescentenproplemen, maar ook zijn handicap. De schrijver is aan een kant verlamd. Na het verschijnen van het boek gaf hij aan de New York University een cursus Creative Writing. Intussen verschenen er nog twee romans: Der Vogel ist ein Rabe (2003) und Kannst du (juni 2006). Tegenwoordig woont Lebert in Hamburg.

Uit: Kannst du

“Immer wenn ich traurig bin, versuche ich an Fotoalben zu denken. Immer, wenn ich daran zweifle, ob es gut ist, daß ich existiere, blättere ich in meinem Geiste all die Fotoalben durch, Fotoalben verschiedenster Menschen aus verschiedensten Ländern, in denen zufällig und ohne daß diese Menschen Notiz davon nehmen würden, ein Foto klebt, auf dem ich zu sehen bin.

Fünf japanische Männer vor einem Brunnen in München. Im Hintergrund, am Brunnenrand sitzend: eine dicke, ältere Frau in einer blauen Bluse, die gerade ein Eis schleckt. Zu ihren Füßen, sehnsuchtsvoll zu ihr herauf blickend: ein kleiner Jack-Russel-Terrier. Rechts neben ihr, zwar nicht in ihre Richtung, nicht in Richtung des Eises, doch mindestens genauso sehnsuchtsvoll dreinblickend wie der Hund: ich.

Zwei Schülerinnen an einem winterlichen Tag, an Deck einer Fähre. Um sie herum Leute in dicken Jacken oder Mänteln. Die meisten haben Mützen auf dem Kopf, ihre Hände stecken in Handschuhen. Und alle haben verkniffene Gesichter, weil ihnen der Wind so um die Ohren pfeift. Einer dieser Leute, ein dünner junger Kerl mit blauen Augen und Walkman-Stöpseln im Ohr: ich.

Ein älteres Ehepaar an einem herrlichen Sommertag an der französischen Atlantikküste. Sie hat einen weißen Strohhut auf dem Kopf, er ein Basecap. Beide tragen Strandkleidung und Sonnenbrillen. Er hat seinen Arm um sie gelegt. Über ihnen azurblauer Himmel, hinter ihnen heranrollende Wellen. Seitlich barfuß ins Bild rennend, mit einem Bodysurfbrett unterm Arm, einem von der Sonne verbrannten Oberkörper und einer engen roten Badehose: ich.“

Lebert
Benjamin Lebert (Freiburg im Breisgau, 9 januari 1982)

 

 

Zie voor ondertsaande schrijver ook mijn blog van 9 januari 2007.

De Tsjechische schrijver Karel Čapek werd geboren op 9 januari 1890 in Malé Svatoňovice, Bohemen, in de toenmalige dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije.