Johan Fretz wint Boekhandelsprijs 2019

De Nederlandse schrijver, theatermaker en columnist Johan Fretz heeft de Nederlandse Boekhandelsprijs 2019 gewonnen met zijn roman “Onder de paramariboom”. Dat maakte Boekhandel Scheltema donderdag bekend. Johan Fretz werd geboren in Dordrecht in 1985 als zoon van een Nederlandse vader en een Surinaamse moeder. Fretz is afgestudeerd aan de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunstacademie en maakte in 2012 samen met Marcel Harteveld de voorstelling “Fretz 2025: Revolte”. De voorstelling was gebaseerd op de debuutroman “Fretz 2025” uit 2012. In 2018 kwam zijn tweede roman “Onder de Paramariboom” uit. In 2018 debuteerde hij ook als scenarioschrijver met de film ‘Lost & Found’ en stond hij als solist in het theater met de voorstelling ‘De zachtmoedige radicaal’

Uit: Onder de Paramariboom

“Wanneer de volwassenen naar me keken, met de wrange bewondering voor iets wat ze zelf waren kwijtgeraakt, vroegen ze: ‘Waar kom je vandaan?’
‘Dordrecht!’ zei ik dan.
Aan de manier waarop ze me vervolgens uitdrukkingsloos aanstaarden, begreep ik dat dit niet het goede antwoord was.
‘Of zoals papa zegt: hoe dichter bij Dordt, hoe rotter het wordt.’
Ik lachte hard. Nog altijd niet het goede antwoord. Ze glimlachten en zeiden: ‘Maar waar kom je echt vandaan?’
Ik begreep niet wat ze bedoelden. Dachten ze soms dat ik loog? Moest ik maar wat uit mijn duim zuigen? Mijn vader had me weleens verteld dat ik uit de buik van mijn moeder kwam, maar dat leek me een leugen. De buik van mama, daar was ik veel te groot voor. Ik trok mijn wenkbrauwen, die toen al enorm waren, in een diepe frons en keek de volwassenen aan.
‘Ik kom uit… de buik van mama.’ Hun gezichten klaarden op.
‘Ah,’ zeiden ze, ‘en waar komt mama dan vandaan? En papa?’
Waarom hadden ze dit niet gewoon meteen gevraagd?
‘Papa komt uit Den Haag en mama komt uit de paramariboom, dat is een boom aan de andere kant van de zee en in die boom groeien zwarte mensen zoals mama en Ruud Gullit.’
Ik begreep nooit waarom ze zo hard moesten lachen, want ik sprak gewoon de waarheid. Tijden – maanden of jaren, dat verschil kende ik nog niet – heb ik me afgevraagd hoe die paramariboom eruit zou zien. Eerst maakte ik me een voorstelling van de stam, de takken, de bladeren, de geuren – ‘Waar zou de boom naar ruiken? Naar kokos misschien of anders naar roti?’ –, en later, toen ik eenmaal oud genoeg was om te begrijpen waarom de volwassenen om mijn antwoord hadden moeten lachen, werd de boom een stad, een land waarvan ik slechts vage contouren zag in mijn hoofd. Ik wilde e


Johan Fretz (Dordrecht, 1985)